Op 13 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 januari 2016 betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging van opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer, omdat de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon weten dat het slachtoffer zich zo dicht bij zijn auto bevond dat er een grote kans was dat hij haar zou aanrijden. De rechtbank vond echter wel dat de verdachte had moeten merken dat hij over het slachtoffer was gereden, wat leidde tot de bewezenverklaring van het verlaten van de plaats van het ongeval. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één maand op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank overwoog dat de verdachte in paniek was weggereden na een conflict met het slachtoffer en haar neef, maar dat hij desondanks verantwoordelijk was voor zijn daden en de gevolgen daarvan. De rechtbank benadrukte dat het verlaten van de plaats van het ongeval een ernstig feit is, vooral gezien de omstandigheden van het incident.