ECLI:NL:RBAMS:2020:1049
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in strafzaak wegens het buiten het grondgebied brengen en aanwezig hebben van verdovende middelen
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 18 februari 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben van verdovende middelen, waaronder MDMA en cocaïne, in de periode van 9 tot en met 16 augustus 2019. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 4 februari 2020 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. S.A. van de Vliet, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.H. Aalmoes, hun standpunten naar voren hebben gebracht.
De tenlastelegging omvatte onder andere de verkoop en het vervoer van 35,66 kilogram MDMA, 20 tabletten MDMA, 1 tablet 2C-B, 2,26 kilogram cocaïne en 0,35 kilogram amfetamine. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van medeplichtigheid door een ruimte ter beschikking te stellen in een bedrijfspand in Diemen. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de verdovende middelen. De verdediging steunde dit standpunt en stelde dat de verdachte niet als medepleger of medeplichtige kon worden aangemerkt.
De rechtbank heeft, na beoordeling van het dossier, geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als medepleger of medeplichtige aan te merken. Daarom heeft de rechtbank het tenlastegelegde niet bewezen verklaard en de verdachte vrijgesproken. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 februari 2020, door de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Amsterdam.