Op 18 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen, waaronder MDMA en cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 9 augustus 2019 tot en met 16 augustus 2019 samen met anderen in totaal 35,66 kilogram MDMA, 20 tabletten MDMA, 1 tablet 2C-B, 2,26 kilogram cocaïne en 0,35 kilogram amfetamine heeft verhandeld. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drieënhalf jaar, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een lagere straf van één jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken, waaronder laboratoriumonderzoeken en bekennende verklaringen, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van de vrijspraak voor het buiten het grondgebied brengen van verdovende middelen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van de drugshandel meegewogen in de strafoplegging. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftig maanden, met aftrek van voorarrest, en is de voorlopige hechtenis opgeheven. Tevens is een geldbedrag van 85 euro aan de verdachte teruggegeven, omdat dit geen relatie had met het bewezenverklaarde feit.