In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 januari 2020 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager, de eigenaar van een inbeslaggenomen bestelwagen. Het klaagschrift was ingediend op 4 oktober 2019 en betrof de herroeping van de verbeurdverklaring van de bestelwagen, die eerder door de politierechter was uitgesproken. Klager stelde dat hij niet op de hoogte was van de zitting waarbij de verbeurdverklaring was uitgesproken, en dat zijn bedrijf extra kosten had gemaakt door de inbeslagname. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de inbeslagname en de verbeurdverklaring onderzocht. De officier van justitie stelde dat de verbeurdverklaring op goede gronden was uitgesproken, omdat de werknemer van klager, die de bestelwagen bestuurde, geen geldig rijbewijs had. De rechtbank oordeelde echter dat klager niet proportioneel had gehandeld en dat de verbeurdverklaring van de bestelwagen niet in stand kon blijven, gezien de waarde van de bestelwagen en de reeds gemaakte kosten. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond, herhaalde de verbeurdverklaring en gelastte de teruggave van de bestelwagen aan klager. De beslissing is openbaar uitgesproken en klager heeft de mogelijkheid om in cassatie te gaan tegen deze uitspraak.