Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procesgang
2.De inhoud van het klaagschrift
3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
4.De beoordeling
5.De beslissing
gegrond.
Rechtbank Amsterdam
Op 29 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Klager, die zijn rijbewijs had verloren door een snelheidsovertreding, verzocht om teruggave van zijn rijbewijs. Hij voerde aan dat hij het rijbewijs dringend nodig had voor zijn werk als international project manager, waarbij hij klanten en leveranciers moest bezoeken op locaties die niet bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. Daarnaast was hij in training voor de Alpe D’huzes en had hij sponsorverplichtingen. De officier van justitie, mr. A. Lobregt, gaf aan zich niet te verzetten tegen de teruggave van het rijbewijs, ondanks de overtreding en recidive van klager.
De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, gezien het vermoeden dat klager de maximumsnelheid met 50 kilometer per uur had overschreden. Echter, de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van klager en concludeerde dat de inhouding van het rijbewijs niet langer dan noodzakelijk mocht duren. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond en gelastte de teruggave van het rijbewijs aan klager. Deze beslissing werd genomen door mr. M.E. Leijten, in aanwezigheid van griffier mr. C.T. St Rose, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.