ECLI:NL:RBAMS:2020:1030

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
19 februari 2020
Zaaknummer
RK 19/7216
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring klaagschrift teruggave rijbewijs na snelheidsovertreding

Op 29 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Klager, die zijn rijbewijs had verloren door een snelheidsovertreding, verzocht om teruggave van zijn rijbewijs. Hij voerde aan dat hij het rijbewijs dringend nodig had voor zijn werk als international project manager, waarbij hij klanten en leveranciers moest bezoeken op locaties die niet bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. Daarnaast was hij in training voor de Alpe D’huzes en had hij sponsorverplichtingen. De officier van justitie, mr. A. Lobregt, gaf aan zich niet te verzetten tegen de teruggave van het rijbewijs, ondanks de overtreding en recidive van klager.

De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, gezien het vermoeden dat klager de maximumsnelheid met 50 kilometer per uur had overschreden. Echter, de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van klager en concludeerde dat de inhouding van het rijbewijs niet langer dan noodzakelijk mocht duren. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond en gelastte de teruggave van het rijbewijs aan klager. Deze beslissing werd genomen door mr. M.E. Leijten, in aanwezigheid van griffier mr. C.T. St Rose, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/291733-19
RK: 19/7216
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw, mr. B.K. Vos,
Nijenburg 73, 1081 GE te Amsterdam,
klager.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 23 december 2019 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank heeft op 29 januari 2020 klager, zijn raadsvrouw en de officier van justitie, mr. A. Lobregt, in openbare raadkamer gehoord.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
Klager heeft in zijn klaagschrift betoogd zijn rijbewijs dringend nodig te hebben voor zijn werk en – kort weergegeven – het volgende aangevoerd.
Klager is werkzaam bij [bedrijf] als international project manager/purchaser en is in dit kader verantwoordelijk voor verscheidende projecten door heel Nederland en in de Europese Unie. Klager moet voor zijn werk leveranciers en klanten bezoeken die gevestigd zijn op afgelegen gebieden die niet met het openbaar vervoer te bereiken zijn. Hij kan zonder zijn rijbewijs niet zijn werkzaamheden uitvoeren, waardoor de projecten die klager leidt, in gevaar komen.
Daarnaast is klager aan het trainen voor de Alpe D’huzes en moet hij daarvoor veel oefenen. Klager kan zonder rijbewijs niet bij de oefengebieden komen met zijn fiets.
Ook is klager verantwoordelijk voor meerdere sponsoracties en kan hij zonder zijn rijbewijs deze werkzaamheden niet voortzetten. Tot slot is de vriendin van klager zwanger en is hij, als er calamiteiten zijn, niet mobiel hetgeen voor hem ondragelijk is. Klager is enorm geschrokken van hetgeen er is gebeurd en durft te garanderen dat het niet meer zal gebeuren.
De raadsvrouw van klager heeft in openbare raadkamer benadrukt dat de inhouding van het rijbewijs niet langer moet voortduren, omdat klager zijn baan zal verliezen. Ook heeft ze aangevoerd dat uit het proces-verbaal snelheid blijkt dat met een mobiele trajectsnelheidsmeter is gemeten dat klager de ter plaatse toegestane maximumsnelheid overschreed met 50 kilometer per uur. Uit dat proces-verbaal blijkt ook dat de meting startte in een gebied waarin een toegestane maximumsnelheid van 90 kilometer per uur geldt en de meting geëindigd is in een gebied waar de toegestane maximumsnelheid van 100 kilometer per uur geldt. Gelet op het voorgaande is niet vast te stellen hoe hard klager daadwerkelijk heeft gereden. Klager ontkent niet dat hij te hard gereden heeft en hij heeft er enorm veel spijt van. Nu niet is vast te stellen waar klager welke snelheid heeft gereden, doch nu wel vaststaat dat klager te hard heeft gereden, dient uit te worden gegaan van een gewogen gemiddelde inzake de snelheidheidsovertreding. Dit kan tot een vrijspraak leiden, omdat niet kan worden vastgesteld hoe hard klager daadwerkelijk heeft gereden. Uit de jurisprudentie blijkt verder dat in soortgelijke zaken het rijbewijs niet langer dan een maand wordt ingehouden.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard ondanks recidive zich te niet te verzetten tegen teruggave van het rijbewijs aan klager. Klager heeft de toegestane maximumsnelheid overschreden. Anderzijds heeft klager zijn rijbewijs – gelet op persoonlijke omstandigheden – nodig.

4.De beoordeling

Tegen klager is op proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 62 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, gepleegd op de Rijksweg A9 te Amstelveen op 30 november 2019.
Het proces-verbaal houdt in dat klager de maximumsnelheid, aangegeven door bord model A1, na wettelijke correctie heeft overschreden met 50 kilometer per uur, uitgaande van een maximum snelheid van honderd kilometer per uur.
Op 30 november 2019 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op 9 december 2019 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs vier maanden wordt ingehouden, tot uiterlijk 29 maart 2020.
Uit het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van 14 januari 2020 blijkt onder meer dat klager op 11 december 2018 wegens een snelheidsovertreding een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen bestaande uit een geldboete van € 540,-.
De officier van justitie heeft medegedeeld dat aan klager een strafbeschikking uitgevaardigd zal worden bestaande uit een geldboete ter hoogte van € 450,- en een ontzegging van de bevoegdheid motorijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden. De raadsvrouw heeft verklaard dat zij daartegen verzet zal aantekenen namens klager.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, nu het vermoeden bestaat dat klager de maximumsnelheid met 50 kilometer per uur of meer heeft overschreden en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Ondanks de ernst van het feit waarvan klager wordt verdacht, moet – gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager – ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, korter dan de tijd die het rijbewijs ingevorderd en ingehouden zal zijn geweest. Het beklag dient dan ook gegrond te worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond.
De rechtbank gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager [klager] .
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.E. Leijten, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2020.
Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.