3.3Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op basis van de inhoud van het dossier uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 12 augustus 2019 zag verbalisant [naam verbalisant] in een ondergrondse parkeergarage van een gebouw aan de [adres 1] een voertuig geparkeerd staan dat hij twee dagen eerder staande had gehouden. Tijdens die controle kwamen geen bijzonderheden naar voren. Nadat de verbalisant het adres – [adres 2] –, dat hij tijdens die staande houding op de navigatie van de bestuurder had waargenomen, door de beschikbare politiesystemen haalde bleek dit adres niet te bestaan. Via de huismeester van het gebouw hoort de verbalisant dat de parkeerplaats waar het voertuig geparkeerd stond, gekoppeld was aan perceel [nummer] . Ook dit adres heeft hij vervolgens door de beschikbare systemen gehaald en hij zag dan dat er drie mannen stonden ingeschreven. De verbalisant [naam verbalisant] vermoedt dat de woning (illegaal) wordt onderverhuurd (in die zin, dat er personen in die woning verbleven die daar niet stonden ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie) en besluit, samen met twee collega’s, aan te bellen bij perceel [nummer] De deur wordt dan geopend door verdachte en de verbalisanten maken zich kenbaar als zijnde politie. Nadat verdachte had aangeven dat hij slechts Grieks en Albanees sprak is de tolkenlijn ingeschakeld en is met verdachte gecommuniceerd via een tolk Albanees. Verdachte geeft aan dat hij sinds twee dagen in de woning verblijft. Eveneens verklaart hij dat hij weet dat hij onrechtmatig in Nederland verblijft en hij begrijpt dat hij mee moet. Uit het proces-verbaal blijkt niet dat verbalisanten hem hebben meegedeeld dat hij is aangehouden. Wanneer de verbalisanten uitleggen dat zij de woning willen controleren om uit te sluiten dat er nog meer vreemdelingen in de woning aanwezig zijn, geeft verdachte aan dat zij dit aan de eigenaar van de woning moeten vragen en geeft hij hiervoor geen toestemming.
De verbalisanten nemen waar dat verdachte enorm nerveus is. Daarop wordt de verbinding met de tolk verbroken en wordt vanaf dat moment gecommuniceerd in het Engels. Wanneer verdachte de gang in wil lopen roept één van de verbalisanten dat verdachte moet blijven staan. Verdachte zegt daarop: ‘
Yes, i go with you, can I take my clothes?’, waarop verbalisant [naam verbalisant] zegt: ‘
I understand, but we want to see what you do in the house. If we go with you, you can take your clothes’. Vervolgens zegt verdachte: ‘
Okay, okay, come in with me’, waarbij hij een armgebaar maakt, zich omdraait en samen met de verbalisanten naar slaapkamer 1 loopt. Wanneer verdachte wordt gevraagd om een door de verbalisanten meegenomen toestemmingsformulier voor doorzoeking van de woning in de Albanese taal te tekenen, weigert hij dit.
Terwijl de verbalisanten in slaapkamer 1 staan, ziet één van hen dat in slaapkamer 2, waarvan de deur openstaat, een Dirk van den Broek bigshopper met daarin een sealapparaat en sealzakken, en een vuilniszak met daarin diverse goederen waaronder een kleine weegschaal, vacumeerfolie en een gas- en stofmasker staan. Hierop wordt verdachte door verbalisanten aangehouden ter zake artikel 10a van de Opiumwet. Nadat ook nog gezien wordt dat een spiegel uitstak ten opzichte van de muur en bevestigd was op een houten plaat en er op de eettafel een bakje stond met opgerolde 5 eurobiljetten wordt contact opgenomen met de officier van justitie ter verkrijging van een machtiging tot doorzoeking van de woning. Tijdens de doorzoeking die volgt wordt onder de kookplaat een tas met geld aangetroffen en worden in een verborgen ruimte achter de spiegel onder andere een drukpers, versnijdingsmiddelen, aceton en verpakkingsmateriaal aangetroffen.
Cautie
Niet gerelateerd is dat verdachte de cautie is gegeven nadat hij de deur opende voor de verbalisanten noch dat hij is gewezen op zijn recht om zich te laten bijstaan door een advocaat.
De rechtbank is van oordeel dat dit geen (onherstelbaar) vormverzuim oplevert. Zoals in het proces-verbaal van bevindingen van 12 augustus 2019 vermeld heeft verbalisant [naam verbalisant] bij het adres aangebeld omdat hij het vermoeden had dat de woning mogelijk ‘(illegaal) werd onderverhuurd’. Op het moment dat hij aanbelde en de deur geopend werd door verdachte – een voor hen op dat moment nog onbekend persoon – was nog geen sprake van verdenking van een concreet strafbaar feit. De verbalisant mocht dan ook bij verdachte informeren naar de bewoners van het adres, zonder verdachte daaraan voorafgaand de cautie te geven en hem te wijzen op het recht op consultatiebijstand.
Binnentreden en zoekend rondkijken
Op het moment dat de verbalisanten bij de woning aanbelden was zoals hiervoor overwogen (nog) geen sprake van een verdenking van een concreet strafbaar feit. De verbalisanten beschikten op dat moment ook niet over een machtiging tot binnentreden. Verdachte heeft voorts, op het moment dat via de tolk Albanees werd gecommuniceerd, nadrukkelijk geen toestemming gegeven om de woning te betreden.
De rechtbank acht het merkwaardig dat vervolgens, zonder opgave van reden, de verbinding met de tolk is verbroken, terwijl verdachte heeft aangeven uitsluitend Grieks en Albanees te spreken. Vanaf dan wordt in het Engels gecommuniceerd en zegt verdachte op enig moment ‘
okay, okay, you can come in with me’. De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten er niet op mochten vertrouwen dat verdachte hiermee ongeclausuleerd toestemming gaf de woning te betreden. Allereerst is de verklaring afgelegd in een taal die verdachte niet machtig is. Daarnaast maakt de rechtbank uit het proces-verbaal van bevindingen van 12 augustus 2019 op, dat verdachte in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat hij al was aangehouden omdat hij illegaal in Nederland verbleef. Voor de verbalisanten moet duidelijk zijn geweest dat verdachte enkel vanwege die onjuiste veronderstelling heeft toegestaan dat de verbalisanten mee naar binnen zouden lopen, en dan nog uitsluitend zodat hij kleding kon pakken en hij een zich in de woning bevindende strijkbout van een strijkplank af kon halen. Onder deze omstandigheden hadden verbalisanten de woning niet binnen mogen treden en daar in verschillende ruimtes zoekend rondkijken, zoals zij wel hebben gedaan. Het binnentreden en zoekend rondkijken was onder deze omstandigheden onrechtmatig. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv.
Doorzoeking
Nadat de verbalisanten de woning hadden betreden en zoekend hadden rond gekeken is een verdenking ter zake artikel 10a van de Opiumwet ontstaan en is de rechter-commissaris ingeschakeld voor een doorzoeking. De rechtbank concludeert dat, nu deze verdenking het gevolg is van het onrechtmatig binnentreden van de woning, de doorzoeking eveneens onrechtmatig is en een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv oplevert. De rechtbank neemt daarbij ook nog in aanmerking, dat uit het dossier niet blijkt hoe vanuit slaapkamer 1 het zicht op slaapkamer 2 was en in hoeverre de inhoud van de bigshopper en vuilniszak zichtbaar waren zonder deze te openen. Verbalisanten hebben nagalaten dit te beschrijven in een proces-verbaal. Wel zijn enige foto’s gemaakt van de inhoud van de bigshopper en vuilniszak, maar onduidelijk is of dit foto’s zijn van de situatie ter plaatse zoals deze werd aangetroffen, of dat deze foto’s later tijdens of na de doorzoeking zijn gemaakt.
Gevolgen vormverzuim
Ten aanzien van de vraag of, en zo ja welke, rechtsgevolgen aan de geconstateerde vormverzuimen moeten worden verbonden, geldt dat de rechtbank in het algemeen rekening moet houden met de in artikel 359a, tweede lid, Sv genoemde factoren, te weten het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Bij de beoordeling daarvan is verder onder meer van belang of en in hoeverre verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad.
Of en tot welke gevolgen de vormverzuimen moeten leiden kan tegen deze achtergrond echter in het midden blijven, nu ongeacht de beantwoording van deze vraag niet bewezen wordt geacht wat verdachte ten laste is gelegd.
Vrijspraak
De rechtbank acht het tenlastegelegde niet bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken. Verdachte verbleef pas sinds enkele dagen in de woning. De op de tenlastelegging genoemde goederen stonden niet direct in het zicht en bevonden zich voornamelijk in afgesloten ruimtes. Ook kan verdachte niet direct in verband gebracht worden met de goederen op basis van het sporenonderzoek. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de op de tenlastelegging genoemde goederen en dat verdachte de beschikkingsmacht over deze goederen had.