ECLI:NL:RBAMS:2019:9972

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
10 januari 2020
Zaaknummer
13/012427-18 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

Op 24 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een verkort vonnis uitgesproken in de ontnemingszaak met parketnummer 13/012427-18. De zaak betreft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die in een eerdere strafzaak was veroordeeld voor verduistering. De rechtbank heeft op 10 december 2019 de zaak behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, de vordering heeft ingediend. De veroordeelde, geboren in 1972, heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van een bedrag van € 10.307,24, dat toebehoorde aan twee slachtoffers. De officier van justitie heeft gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgesteld op € 79.497,25, maar de verdediging heeft betoogd dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de veroordeelde moet worden vrijgesproken van de verduistering. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden vastgesteld op het bedrag van € 10.307,24, dat overeenkomt met het bedrag dat in de onderliggende strafzaak is bewezen. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd, waarbij het ontnemingsbedrag is vastgesteld op € 10.307,24, en heeft de relevante wettelijke voorschriften, met name artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/012427-18 (ontneming)
Datum uitspraak: 24 december 2019
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 13/012427-18, tegen:
[veroordeelde], hierna te noemen: [veroordeelde] ,
geboren [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie en het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk
verkregen voordeel, van de op de vordering betrekking hebbende stukken en van wat door de officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, en door [veroordeelde] en zijn raadsman, mr. M. Rasterhoff, op de zitting naar voren is gebracht.

2.De vordering

De vordering van de officier van justitie van 12 november 2019 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [veroordeelde] opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel van € 79.497,25.
Gezien de stukken waarop de vordering berust en waarnaar deze vordering verwijst, begrijpt de rechtbank de vordering zo dat deze het feit betreft waarvoor [veroordeelde] in de onderliggende strafzaak is veroordeeld.

3.Grondslag van de vordering

[veroordeelde] is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van vandaag veroordeeld voor verduistering van € 10.307,24.

4.Het wederrechtelijk verkregen voordeel

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgesteld op € 79.497,25.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De vordering moet worden afgewezen, gelet op het in de onderliggende strafzaak ingenomen standpunt dat [veroordeelde] moet worden vrijgesproken van de verduistering. Als de rechtbank toch tot een veroordeling komt, moet de vordering worden afgewezen voor zover deze betrekking heeft op bedragen die de rechtbank in de hoofdzaak niet heeft bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
In de onderliggende strafzaak is [veroordeelde] veroordeeld voor verduistering, waarbij verdachte gedurende 3,5 jaar een totaalbedrag van € 10.307,24, toebehorende aan de slachtoffers [persoon 1] en [persoon 2] , zich wederrechtelijk heeft toegeëigend. Hij is vrijgesproken voor de overige tenlastegelegde bedragen. De rechtbank gaat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van dit vonnis. [veroordeelde] heeft door middel van voornoemd strafbaar feit voordeel verkregen dat de rechtbank schat op € 10.307,24.
De rechtbank merkt op dat in het onderliggende vonnis de verdachte ook de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht tot dat bedrag is opgelegd.
Artikel 36e lid 9 Wetboek van Strafrecht bepaalt weliswaar dat bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, de verplichting tot betaling aan de staat van een som gelds ten behoeve van het slachtoffer als bedoeld in artikel 36f in mindering wordt gebracht, maar alleen voor zover die verplichting is voldaan. Nu dat laatste (nog) niet het geval is behoeft bij de bepaling van het ontnemingsbedrag daar geen rekening mee te worden gehouden.

5.De verplichting tot betaling

De rechtbank bepaalt het te ontnemen bedrag op € 10.307,24.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van
€ 10.307,24.
Legt op aan [veroordeelde] de verplichting tot betaling van
€ 10.307,24(tienduizend driehonderdzeven euro en vierentwintig cent) aan de Staat.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. J. Knol en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van den Berg-Meulman, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2019.