Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 1 mei 2019 (hierna: het tussenvonnis);
- de akte uitlaten prejudiciële vragen van 26 juni 2019 van SCC;
- de akte uitlaten prejudiciële vragen van 26 juni 2019 van Equilib;
- de akte uitlating prejudiciële vragen van alle luchtvaartmaatschappijen in SCC I en II alsmede in Equilb I en II.
2.De feiten
provisional non-confidential version, gedateerd 17 maart 2017, van het nieuwe besluit (Zaak AT.39258) blijkt het volgende:
- het besluit is gericht tot 19 rechtspersonen, waaronder alle gedaagden;
- het besluit heeft betrekking op één enkele en voortdurende inbreuk, die het grondgebied van de EER en Zwitserland bestreek en waarbij de adressanten hun prijsbeleid voor het verstrekken van luchtvaartdiensten vanuit, naar en binnen de EER coördineerden ten aanzien van de brandstoftoeslag, de veiligheidstoeslag en de betaling van commissie over de toeslagen;
- het besluit betreft verkopen van luchtvaartdiensten: (i) tussen luchthavens in de EER in de periode 7 december 1999 – 14 februari 2006; (ii) tussen luchthavens in de EU en luchthavens in derde landen [niet zijnde Zwitserland, rb] in de periode 1 mei 2004 – 14 februari 2006; (iii) tussen luchthavens in de EER (met uitzondering van luchthavens in de EU) en luchthavens in derde landen in de periode 19 mei 2005 – 14 februari 2006; en (iv) tussen luchthavens in de EU en luchthavens in Zwitserland in de periode 1 juni 2002 – 14 februari 2006.
5.2. Jurisdiction of the Commission
shippers, hierna:
shippers) in rekening gebracht (meestal) via expediteurs (of
freight forwarders). Vrijwel alle luchtvaartcapaciteit van de luchtvaartmaatschappijen wordt aan
freight forwardersverkocht (ten behoeve van
shippers/verladers, de afnemers van luchtvrachtdiensten die goederen vervoerd willen hebben).
shippersmenen te hebben op de luchtvaartmaatschappijen ter zake van het hiervoor bedoelde kartel. SCC is opgericht door Omni Bridgeway, een vennootschap die zich bezighoudt met het financieren en begeleiden van bedrijven bij het terugvorderen van verliezen die zij hebben geleden als gevolg van illegale prijsafspraken. Omni Bridgeway is tevens enig bestuurder van SCC.
shippers) hun (vermeende) vorderingen aan hen cederen.
3.Het geschil (hoofdprocedure)
shippersvermeld in productie 56 SCC;
shippersvermeld in productie 3 bij akte van 9 november 2016;
shippershebben geleden als gevolg van het handelen als bedoeld in de verklaringen voor recht onder I;
shippershebben geleden als gevolg van het handelen als bedoeld in de verklaringen voor recht onder I, nader op te maken bij staat;
4.Het onderhavige geschilpunt
Court of Appealvan Engeland en Wales.
5.Relevante Europese regelgeving (verkort weergegeven)
EEG/VWEU
9. Van belang (…) is (…) vast te houden dat de materiële normen op het gebied van de mededinging rechtstreeks voortvloeien uit het Verdrag. Het secundaire recht van uitvoeringsverordeningen op dit gebied kan de uitvoering en toepassing van deze normen vergemakkelijken en zelfs verduidelijken, maar de essentiële inhoud van de Verdragsvoorschriften niet wijzigen.
(…)
13. In zover is de verklaring van artikel 6 van Verordening 1/2003 dat nationale rechterlijke instanties bevoegd zijn de artikelen 101 en 102 VWEU toe te passen, vooral een bevestiging van een al veel eerder door de rechtspraak erkende, zelfs verplichte bevoegdheid om artikel 101, lid 1, VWEU toe te passen, mede uitgebreid met de bevoegheid toepassing te geven aan ontheffingscriteria van artikel 101, lid 3 VWEU. Aangezien, volgens vaste rechtspraak, de verboden van de artikelen 101, lid 1 en 102 VWEU naar hun aard ertoe strekken rechtstreekse gevolgen teweeg te brengen in betrekkingen tussen particulieren, doen deze bepalingen voor de betrokken particulieren rechtstreeks rechten ontstaan die de nationale rechter dient te handhaven. Dit is met name ook het geval voor ondernemingen die menen schade te hebben geleden door mededingingsbeperkende praktijken in situaties waarin de Commissie daartegen niet is opgetreden. Hieruit volgt dat in horizontale privaatrechtelijke verhoudingen niet alleen rechten ontstaan, maar als weerslag daarvan ook verplichtingen die de rechter dient te handhaven.
(…)
15 Het Verdrag bevat (…) geen aanwijzing die de rechtstreekse werking van artikelen 101 en 102 VWEU en de daaraan te verbinden gevolgen afhankelijk maakt van inwerkingtreding van uitvoeringsvoorschriften.(…) Immers, zoals het Hof [HvJ,
rechtbank] ook nadrukkelijk heeft overwogen ten aanzien van de mededingingsregels van het Verdrag, gaat het om rechten die particulieren “aan het Verdrag zelf ontlenen”. Rechtstreekse werking laten afhangen van besluiten van bestuurlijke autoriteiten is onverenigbaar met de kern van dit leerstuk. Ook voor de periode waarin voor de bestuursrechtelijke handhaving van deze bepalingen nog het overgangsregime (…) gold, kan aan de artikelen 101 en 102 VWEU dan ook niet de rechtstreekse werking die deze bepalingen naar hun aard kenmerkt, worden ontzegd.
(…)
18. Wat betreft de uitvoering, het toezicht en de handhaving behelzen de artikelen 104 en 105 VWEU een overgangsregime in afwachting van uitvoeringsvoorschriften op de voet van artikel 103 VWEU. (…) dit overgangsregime [ziet] in het bijzonder op de handhaving, inclusief de verlening van ontheffingen, door de bestuurlijke autoriteiten van de lidstaten. Het optreden van de nationale bestuursorganen in deze materie staat onder het toezicht van de nationale (bestuurs)rechter.
(…)
(…)”.
6.De beoordeling
Mutatis mutandisgold hetzelfde ten aanzien van vluchten uitgevoerd tussen EER luchthavens en luchthavens in derde landen voor de periode vóór 19 mei 2015.
Court of Appealvan Engeland en Wales beantwoorden de vraag aan de hand van de jurisprudentie van het HvJ ontkennend, terwijl SCC en Equilib hem op basis van dezelfde jurisprudentie, gesteund door prof. Meij in zijn opinie, bevestigend beantwoorden. De rechtbank overweegt als volgt.
mutatis mutandisvoor vluchten uitgevoerd tussen (niet EU) EER-lidstaten en derde landen vóór 19 mei 2005.
7.Prejudiciële vragen
Court of Appealop 29 januari 2019 bevestigd (zie onder 4.5). Met het oog op de doelstelling van het VWEU om eenvormige toepassing van het VWEU te waarborgen acht de rechtbank bij deze stand van zaken het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJ noodzakelijk voor het wijzen van haar vonnis.
Court of Appeal. Volgens hen is sprake van een
acte éclairé.