ECLI:NL:RBAMS:2019:9940

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2019
Publicatiedatum
7 januari 2020
Zaaknummer
7892754 CV EXPL 19-14784
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van klachtplicht en schadevergoeding in verhuisgeschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een klant en het verhuisbedrijf Henneken B.V. De klant, die in persoon procedeerde, had een vordering ingesteld tegen het verhuisbedrijf, waarin hij de vernietiging van een eerder verstekvonnis vroeg. Dit verstekvonnis, gewezen op 15 april 2019, had de klant veroordeeld tot betaling van een openstaand bedrag van € 947,00 aan het verhuisbedrijf, vermeerderd met kosten en rente. De klant voerde aan dat het verhuisbedrijf tekort was geschoten in de uitvoering van de verhuiswerkzaamheden, wat had geleid tot schade aan zijn wasmachine en andere goederen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 16 oktober 2019, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. De kantonrechter oordeelde dat de klant niet tijdig had geklaagd over de gebreken in de dienstverlening van het verhuisbedrijf, zoals vereist door artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek. De werkzaamheden waren in juli 2016 afgerond, maar de klant had pas in april 2017 geklaagd. De rechter concludeerde dat de klant zijn klachtplicht had geschonden, waardoor het verhuisbedrijf niet in staat was om de gebreken te verhelpen of te onderzoeken.

De kantonrechter bekrachtigde het eerdere vonnis en wees de vordering van de klant in reconventie af, omdat er geen bewijs was van een tekortkoming aan de zijde van het verhuisbedrijf. De klant werd veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure. Dit vonnis benadrukt het belang van tijdige klachten in civiele procedures en de gevolgen van het niet naleven van de klachtplicht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7892754 CV EXPL 19-14784
vonnis van: 27 december 2019

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[opposant] ,

wonende te [woonplaats] ,
opposant,
eiser in reconventie,
nader te noemen: [opposant] ,
procederend in persoon,
t e g e n

de besloten vennootschap VERHUISBEDRIJF HENNEKEN B.V.,

gevestigd te Zoetermeer,
geopposeerde,
verweerster in reconventie,
nader te noemen: Verhuisbedrijf Henneken,
gemachtigde: Nouta Westland.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • oorspronkelijke dagvaarding van 7 maart 2019, met producties;
  • verstekvonnis van 15 april 2019;
  • dagvaarding in verzet van 25 juni 2019, met producties,
  • akte vermeerdering eis/eis in reconventie;
  • instructievonnis;
  • dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2019. [opposant] is verschenen, vergezeld door zijn echtgenote. Verhuisbedrijf Henneken is verschenen bij [naam 1] , vergezeld door mr. R. Erkelens als de gemachtigde. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
Verhuisbedrijf Henneken heeft in opdracht van [opposant] verhuiswerkzaamheden verricht die medio juli 2016 zijn afgerond.
1.2.
Op 16 juli 2016 heeft Verhuisbedrijf Henneken aan [opposant] facturen verzonden.
1.3.
In reactie op een e-mail van 2 maart 2017 van Verhuisbedrijf Henneken heeft [opposant] op 14 april 2017 aan Verhuisbedrijf Henneken bericht, voor zover hier van belang:

Mijn excuus voor de vertraagde betaling van factuur 2161474 (vandaag overgemaakt) en factuur 2161539 (vandaag 50% overgemaakt) Hierdoor blijft 947 Euro onbetaald tot op dit moment. Door langdurig verblijf in het buitenland en ziekte ben ik er niet eerder toe gekomen dan nu.
Ik zal u uitleggen waarom ik heden (slechts) 50% van factuur 2161539 heb betaald en niet het volledige factuurbedrag. In de afgelopen tijd en soms pas recentelijk hebben we een aantal zaken geconstateerd.
A. de Miele wasmachine die wij hadden is in de daarvoor bestemde kast geplaatst, maar de verhuizers hebben de pootjes onder de wasmachine weggehaald. Deze pootjes hebben we later los teruggevonden in de kast erboven. Als gevolg is de wasmachine bij hoge toeren gaan ‘lopen’ en is half uit de kast komen te hangen. Hierdoor is alles zodanig in onbalans geraakt dat de trommel is beschadigd. Miele gaf ons een reparatiebedrag van omstreeks 850 Euro op en wij hebben daarom inmiddels een nieuwe wasmachine aangeschaft.
B. door jullie is een grote, kostbare, pluche beer verhuisd van Berkel en Rodenrijs naar Amsterdam. Deze beer was volkomen intact maar tijdens de verhuizing of opslag zijn beide poten van de beer gebroken. (..)
C. de wandkast in de woonkamer is slordig in elkaar gezet. Er zijn zelfs onderdelen niet teruggeplaatst in de kast en het middelste gedeelte van de kast (legplanken) zou best eens uit elkaar kunnen vallen. (..)”
1.4.
Op 24 april 2017 heeft Verhuisbedrijf Henneken aan [opposant] bericht, voor zover hier van belang:

Het spijt ons te horen dat de verhuizing niet volledig naar wens is verlopen. Hierbij bevestig ik uw schade melding, ik zal deze doorzetten naar Mondial Movers die voor u de verdere afhandeling begeleid. (..)
We zijn bij de mannen die bij u zijn geweest aan het informeren of zij nog weten wat er is gebeurt met betrekking tot de punten die u benoemd heeft en zullen u informeren, zodra wij hier meer van weten. Het is alleen niet onwaarschijnlijk dat ze dat niet meer precies weten. (..)
1.5.
Bij brief van 1 december 2017 heeft Verhuisbedrijf Henneken [opposant] gesommeerd op binnen vijf dagen het nog openstaande bedrag van € 947,00, vermeerderd met rente en kosten te voldoen.
1.6.
Op 15 december 2017 heeft [opposant] aan de gemachtigde van Verhuisbedrijf Henneken het volgende bericht, voor zover hier van belang:
“Bent u in het bezit van de emails van 14 en 24 april jl.?
Eea zou worden doorgezet naar Mondial Movers en die partij zou contact met ons opnemen, zo werd ons beloofd in de email van 24 april. Sindsdien hebben wij niets meer vernomen.
Punt A en B uit mijn email van 24 april betreffen schade. Punt C betreft vooralsnog geen schade, maar een wandkast die onvolledig in elkaar is gezet en die nu nog steeds elk moment kan instorten met grote schade tot gevolg. Over punt C had ik reeds ca. 6 na de verhuizing gebeld. (..)
We hebben geen probleem om het restant van de rekening te betalen als de firma Henneken er in de eerste plaats voor zorgt dat de wandkast alsnog correct gemonteerd wordt geplaatst en Mondial Movers inderdaad contact met ons opneemt om de schade (punt A en B) op te nemen. (..)
1.7.
Bij verstekvonnis van 15 april 2019 is [opposant] veroordeeld tot betaling aan Verhuisbedrijf Henneken van € 947,00 aan hoofdsom, vermeerderd met
€ 142,05 ter zake van buitengerechtelijke kosten en € 73,66 ter zake van vervallen rente, met veroordeling van [opposant] in de kosten van het geding.

De vorderingen en het verweer

2. [opposant] vordert vernietiging van het verstekvonnis en afwijzing van de vordering van Verhuisbedrijf Henneken. Tevens vordert hij in reconventie veroordeling van Verhuisbedrijf Henneken tot betaling van € 4.299,00 aan schadevergoeding. Hij voert daartoe het volgende aan. Verhuisbedrijf Henneken heeft de werkzaamheden niet goed uitgevoerd. Tijdens de verhuizing is de wasmachine van [opposant] niet goed geplaatst, is de kast van [opposant] niet goed in elkaar gezet en is er schade ontstaan aan een pluche beer. [opposant] is dan ook niet gehouden de volledig overeengekomen factuurprijs te voldoen. [opposant] heeft door de ondeugdelijke werkzaamheden van Verhuisbedrijf Henneken schade geleden. Deze schade dient Verhuisbedrijf Henneken te vergoeden, aldus [opposant] .
3. Verhuisbedrijf Henneken heeft bestreden dat zij de verhuiswerkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. Ter afwering voert Verhuisbedrijf Henneken allereerst aan dat [opposant] te laat geklaagd heeft. De werkzaamheden zijn uitgevoerd en afgerond in juli 2016 en niet eerder dan op 14 april 2017 heeft [opposant] geklaagd naar aanleiding van de aanmaning van Verhuisbedrijf Henneken om de nog openstaande facturen te betalen. Nadat Verhuisbedrijf Henneken vervolgens op 24 april 2017 op [opposant] reageert, duurt het weer een aantal maanden. Verhuisbedrijf Henneken betwist voorts dat zij de verhuizing niet goed heeft gedaan.

De beoordeling

In verzet

4. Het verweer van [opposant] tegen de vordering van Verhuisbedrijf Henneken wordt afgewezen. Daartoe geldt het volgende.
5. Bij het beroep van Verhuisbedrijf Henneken op de schending van de klachtplicht door [opposant] heeft tot uitgangspunt te gelden dat artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat een schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd. De ratio van dit voorschrift is dat de schuldenaar wordt beschermd doordat hij erop mag rekenen dat de schuldeiser met bekwame spoed onderzoekt of de prestatie aan de verbintenis beantwoordt en, indien dit niet het geval blijkt te zijn, zulks, eveneens met spoed, aan de schuldenaar meedeelt (Parl. Gesch. Boek 6, p. 316-317). Bij de beantwoording van de vraag of is voldaan aan de onderzoeks- en klachtplicht, dient acht te worden geslagen op alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en inhoud van de rechtsverhouding, de aard en inhoud van de prestatie en de aard van het gestelde gebrek in de prestatie.
6. [opposant] heeft onder de gegeven omstandigheden niet aan zijn klachtplicht voldaan. In dit geding staat vast dat de facturen voor de werkzaamheden door Verhuisbedrijf Henneken zijn verzonden in juli 2016 en dat de werkzaamheden van Verhuisbedrijf Henneken, de verhuizing, op dat moment volledig voltooid waren. Daarbij wordt verder in ogenschouw genomen dat de aard van de werkzaamheden niet complex waren waardoor vrijwel direct na voltooiing van de werkzaamheden, juli 2016, duidelijk kon zijn of deze werkzaamheden naar behoren waren uitgevoerd. Dat betekent dat op dat moment op [opposant] de verplichting rustte om met een zekere spoed te beoordelen of de verhuizing en de daarmee door Verhuisbedrijf Henneken verrichte werkzaamheden naar behoren waren verricht. Vast staat ook dat de echtgenote van [opposant] en zijn zoon bij de verhuizing, op 8 juli 2016, aanwezig waren, zodat er daartoe ook daadwerkelijk een mogelijkheid was. Ter terechtzitting heeft [opposant] verklaard dat hij op 20 augustus 2016 in de woning is teruggekomen en toen ook heeft geconstateerd dat er iets niet goed was met de kast. Dat leidt ertoe dat in ieder geval op dat moment de klachttermijn is gaan lopen.
7. Vast staat verder dat [opposant] in april 2017 bij de e-mail naar aanleiding van de aanmaning van Verhuisbedrijf Henneken tot betaling van de openstaande facturen heeft geklaagd bij Verhuisbedrijf Henneken over de werkzaamheden. Een dergelijke periode wordt, alle omstandigheden in aanmerking genomen, als te lang aangemerkt. Daarbij wordt allereerst in ogenschouw genomen dat de gebreken makkelijk te herkennen waren en geen nader onderzoek noodzakelijk maakten. Bij een spoedige klacht was Verhuisbedrijf Henneken ook in de mogelijkheid geweest eventuele gebreken te constateren en zo nodig nog te herstellen. Door zo lang te wachten is Verhuisbedrijf Henneken die mogelijkheid onthouden. Daar komt nog bij, zoals ook uit de e-mail van Verhuisbedrijf Henneken van 24 april 2017 naar voren komt, dat het door het tijdsverloop niet meer mogelijk was om de verhuizers concreet te bevragen over hun herinnering ten aanzien van de uitgevoerde werkzaamheden, hetgeen een direct belang is van Verhuisbedrijf Henneken dat geschaad is door het verloop van tijd. Door het lange wachten van [opposant] is Verhuisbedrijf Henneken in zijn bewijsmogelijkheden ernstig geschaad.
8. Bij het vorenstaande wordt nog in aanmerking genomen dat [opposant] in zijn e-mail van 14 april 2017 verklaart dat de kast niet goed is geplaatst en in elkaar kan storten, maar in december 2017 in zijn e-mail aan de gemachtigde van Verhuisbedrijf Henneken opmerkt dat er van schade nog geen sprake is, maar dat er instorting op korte termijn dreigt. Deze stellingname verhoudt zich niet met hetgeen door [opposant] in dit geding is aangevoerd.
9. Voor zover door [opposant] ter terechtzitting nog is verklaard dat hij al in augustus 2016, direct na terugkomst, telefonisch heeft geklaagd, is daarvan niet gebleken. In geen van de opgestelde stukken van [opposant] komt een verwijzing naar een dergelijk telefoongesprek voor, hetgeen wel voor de hand had gelegen. Uitleg over het ontbreken van een dergelijke verwijzing is door [opposant] niet gegeven. Verhuisbedrijf Henneken heeft het bestaan van een melding in augustus 2016 weersproken en daaraan toegevoegd dat indien er op dat moment geklaagd zou zijn door [opposant] , zij direct tot actie zou zijn overgegaan, zoals zij ook heeft gedaan toen de eerste klacht bij haar binnenkwam in april 2017. Aan het niet nader gespecificeerde bewijsaanbod van [opposant] op dit punt wordt in het licht van het vorenstaande voorbij gegaan.
10. Hetgeen hiervoor is overwogen, leidt ertoe dat het verstekvonnis op goede gronden is gewezen en dat [opposant] het resterende deel van de factuur nog moet betalen. Het verzet tegen dat vonnis is ongegrond en het verstekvonnis zal worden bekrachtigd.
11. Bij deze uitslag wordt [opposant] veroordeeld in de kosten van dit geding.

In reconventie

12. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is voor een schadevordering als door [opposant] in dit geding geen plaats. Van een tekortkoming aan de zijde van Verhuisbedrijf Henneken die schadevergoeding als gevorderd zou rechtvaardigen, is niet gebleken.
12. Gelet op de samenhang met de vordering in oppositie wordt kosten van Verhuisbedrijf Henneken in reconventie begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:

In conventie

verklaart het verzet ongegrond en bekrachtigt het op 15 april 2019 door de kantonrechter te Amsterdam gewezen vonnis onder rolnummer CV 19-7197;
veroordeelt [opposant] in de kosten van de verzetprocedure, tot deze uitspraak aan de zijde van Verhuisbedrijf Henneken begroot op € 240,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [opposant] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [opposant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad;

In reconventie

wijst de vordering af;
veroordeelt [opposant] in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van Verhuisbedrijf Henneken begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.