Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 1 augustus 2019 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- het tussenvonnis van 23 september 2019, waarbij de zaak is verwezen naar de rol voor conclusie van repliek,
- de conclusie van repliek met producties,
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
Op 31 juli 2015 is de dochter (hierna: de dochter) van [gedaagde] en [echtgenote] geboren.
Zij woonden in [woonplaats] .
In de overeenkomst staat onder meer het volgende vermeld:
“(…) De ondergetekenden:
1. Kiekeboe Kinderopvang […]
en
[gedaagde]
[…]
Automatische incasso van de vergoeding voor de kinderopvang
[…]
IBAN…670 tnv. [echtgenote] (…)”.
3.Het geschil
Daarnaast is [gedaagde] als huwelijkspartner van [echtgenote] ten tijde van de genoten opvang hoofdelijk aansprakelijk voor de ontstane schuld, aangezien de kosten van de kinderopvang vallen onder de kosten van de huishouding zoals bedoeld in artikel 1:84 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
4.Beoordeling
betwist enige verschuldigdheid en gebondenheid aan de overeenkomst, aldus [gedaagde] .
Het voorgaande heeft tot gevolg dat zowel [gedaagde] als [echtgenote] op grond van artikel
1:85 BW als (toenmalige) echtgenoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de kosten van de door Kiekeboe verzorgde kinderopvang.
Het verweer van [gedaagde] dat de scheiding toen al reeds in gang was gezet maar vertraging op liep, maakt dit niet anders. Immers, hoe tussen [gedaagde] en [echtgenote] de schuld aan Kiekeboe moet worden gedeeld en gedragen, is tussen hen en regardeert Kiekeboe niet.
Het verweer van [gedaagde] dat op Kiekeboe een onderzoeksplicht rustte om na te gaan of [gedaagde] wel contractspartij was, kan evenmin slagen omdat op grond van artikel 1:88 BW [echtgenote] geen toestemming nodig had van [gedaagde] voor het aangaan van een overeenkomst tot kinderopvang.
1:85 BW zodat deze procedure helemaal niet nodig zou zijn geweest.
Bovendien is [gedaagde] bij brief van 21 mei 2019 in de gelegenheid gesteld om binnen vijftien dagen de hoofdsom te voldoen zonder dat daar bijkomende kosten voor in rekening werden gebracht. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het voor rekening en risico van [gedaagde] komt dat hij geen gehoor heeft gegeven aan het betalingsverzoek.
Kiekeboe heeft aan [gedaagde] een aanmaning verstuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
- griffierecht € 486,-
5.Beslissing
1 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling,