ECLI:NL:RBAMS:2019:9922

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
6 januari 2020
Zaaknummer
7959898 / CV EXPL 19-17083
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijkheid van echtgenoten voor kosten van kinderopvang na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Kiekeboe Kinderopvang B.V. en [gedaagde]. Kiekeboe vorderde betaling van openstaande facturen voor kinderopvang ten behoeve van de dochter van [gedaagde] en zijn ex-echtgenote, mevrouw N. [echtgenote]. De vordering betrof een totaalbedrag van € 6.681,08, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en rente. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk was voor de kosten van de kinderopvang, ondanks het feit dat hij en [echtgenote] niet meer samenwoonden. De rechtbank overwoog dat de kosten van de kinderopvang onder de huishoudelijke kosten vallen, zoals bedoeld in artikel 1:84 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter wees de vordering van Kiekeboe toe, omdat [gedaagde] in verzuim was door het niet voldoen van de openstaande facturen. De rechtbank oordeelde dat het verweer van [gedaagde] niet opging, omdat hij als echtgenoot van [echtgenote] hoofdelijk aansprakelijk was voor de kosten van de kinderopvang, ongeacht of hij de overeenkomst had ondertekend. De kantonrechter veroordeelde [gedaagde] tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief rente en kosten, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 7959898 / CV EXPL 19-17083
Uitspraak: 20 december 2019
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Kiekeboe Kinderopvang B.V.,gevestigd te [plaats] ,
eiseres,
gemachtigde Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
t e g e n
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde mr. M.C. Krau.
Partijen zullen hierna Kiekeboe en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 augustus 2019 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • het tussenvonnis van 23 september 2019, waarbij de zaak is verwezen naar de rol voor conclusie van repliek,
  • de conclusie van repliek met producties,
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
2.2.
In februari 2015 is [gedaagde] gehuwd met mevrouw N. [echtgenote] (hierna: [echtgenote] ).
Op 31 juli 2015 is de dochter (hierna: de dochter) van [gedaagde] en [echtgenote] geboren.
Zij woonden in [woonplaats] .
2.3.
Tot medio maart 2017 is de dochter in [plaats] naar de kinderopvang gegaan.
2.4.
In maart 2017 is [echtgenote] met de dochter naar [plaats] verhuisd.
2.5.
De echtscheiding van [gedaagde] en [echtgenote] is op 5 juli 2018 in de registers van deze rechtbank ingeschreven.
2.6.
Op 9 februari 2017 is een overeenkomst (hierna: de overeenkomst) tot stand gekomen voor kinderopvang ten behoeve van de dochter.
In de overeenkomst staat onder meer het volgende vermeld:
“(…) De ondergetekenden:
1. Kiekeboe Kinderopvang […]
2. Mevrouw [echtgenote] […]
en
[gedaagde]
[…]
Automatische incasso van de vergoeding voor de kinderopvang
[…]
IBAN…670 tnv. [echtgenote] (…)”.
Onder de namen van de contractspartijen staan handtekeningen.
2.7.
Voor de hiervoor onder 2.5 genoemde overeengekomen kinderopvang heeft Kiekeboe aan [echtgenote] facturen verzonden over de periode maart tot en met augustus 2017 met een totaalbedrag van € 6.681,08.
2.8.
[echtgenote] heeft deze facturen onbetaald gelaten.
2.9.
Bij brief van 21 mei 2019 heeft de gemachtigde van Kiekeboe, [gedaagde] gesommeerd het openstaande bedrag binnen vijftien dagen te voldoen.
2.10.
[gedaagde] heeft geen gehoor gegeven aan de sommatie.

3.Het geschil

3.1.
Kiekeboe vordert – samengevat – dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van:
a. € 6.681,08 aan hoofdsom exclusief BTW;
b. € 709,05 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met 21% btw;
c. € 17,21 aan rente, berekend tot 1 augustus 2019;
d. de overeengekomen rente ad 2% per jaar over de openstaande hoofdsom vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, subsidiair de wettelijke handelsrente en meer subsidiair de wettelijke rente;
e. de proceskosten.
3.2.
Kiekeboe legt – kort weergegeven – aan haar vordering ten grondslag dat de overeengekomen betalingstermijn van de betreffende facturen ruimschoots is overschreden. [gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting uit hoofde van de overeenkomst door de openstaande vordering niet voldaan en verkeert daardoor in verzuim.
Daarnaast is [gedaagde] als huwelijkspartner van [echtgenote] ten tijde van de genoten opvang hoofdelijk aansprakelijk voor de ontstane schuld, aangezien de kosten van de kinderopvang vallen onder de kosten van de huishouding zoals bedoeld in artikel 1:84 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
3.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of Kiekeboe betaling van de openstaande facturen van [gedaagde] kan vorderen op grond van nakoming van de overeenkomst dan wel op grond van artikel 1:85 BW.
4.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij geen weet heeft van de overeenkomst en dat deze door [echtgenote] is ingevuld en ondertekend. Dit blijkt ook uit het ingevulde bankrekeningnummer en de tenaamstelling van de automatische incasso van de vergoeding voor de kinderopvang. Daarnaast is de handtekening op de overeenkomst niet van [gedaagde] afkomstig. Pas na ontvangst van de dagvaarding werd [gedaagde] geconfronteerd met de inhoud van de facturen. Voordien had [gedaagde] nooit facturen van Kiekeboe ontvangen.
betwist enige verschuldigdheid en gebondenheid aan de overeenkomst, aldus [gedaagde] .
4.3.
De kantonrechter overweegt het volgende.
Ook al zou het verweer van [gedaagde] juist zijn dat hij de overeenkomst niet heeft ondertekend en om die reden geen contractspartij is van Kiekeboe, dan ontslaat hem dat nog niet van zijn betalingsverplichting. Daartoe is redengevend dat Kiekeboe op grond van artikel 1:85 BW betaling kan vorderen van de openstaande facturen. In dat artikel is bepaald dat de ene echtgenoot naast de handelende echtgenoot voor het geheel aansprakelijk is voor de door deze ten behoeve van de gewone gang van de huishouding aangegane verbintenissen. Daarbij zijn beide echtgenoten als schuldenaar aan te merken. Gelet op het bepaalde in artikel 1:84 BW behoren tot de huishoudelijke kosten, daaronder begrepen de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, ook de kosten van de kinderopvang.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat zowel [gedaagde] als [echtgenote] op grond van artikel
1:85 BW als (toenmalige) echtgenoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de kosten van de door Kiekeboe verzorgde kinderopvang.
4.4.
Onweersproken staat vast dat [gedaagde] en [echtgenote] ten tijde van de periode dat de dochter in [plaats] naar de opvang van Kiekeboe ging, nog met elkaar gehuwd waren, ook al woonden zij feitelijk niet meer samen. Ook in een dergelijke situatie kan Kiekeboe de onbetaald gelaten facturen op grond van artikel 1:85 BW verhalen op [gedaagde] .
Het verweer van [gedaagde] dat de scheiding toen al reeds in gang was gezet maar vertraging op liep, maakt dit niet anders. Immers, hoe tussen [gedaagde] en [echtgenote] de schuld aan Kiekeboe moet worden gedeeld en gedragen, is tussen hen en regardeert Kiekeboe niet.
Het verweer van [gedaagde] dat op Kiekeboe een onderzoeksplicht rustte om na te gaan of [gedaagde] wel contractspartij was, kan evenmin slagen omdat op grond van artikel 1:88 BW [echtgenote] geen toestemming nodig had van [gedaagde] voor het aangaan van een overeenkomst tot kinderopvang.
4.5.
Eén en ander leidt tot de conclusie dat de door Kiekeboe gevorderde hoofdsom van € 6.681,08 voor toewijzing gereed ligt.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om de vordering te matigen, zoals verzocht door [gedaagde] . Het verweer dat [gedaagde] eerst bij repliek werd geconfronteerd met een gemeenschapsschuld en de daarmee gepaard gaande hoofdelijke aansprakelijkheid, is een omstandigheid die niet aan Kiekeboe kan worden tegengeworpen. [gedaagde] laat zich immers, in ieder geval vanaf de datum dagvaarding, bijstaan door een advocaat die hem hiervan ook op de hoogte had kunnen stellen. Daarnaast heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd waarom hij niet in staat is om de gehele vordering te voldoen. De enkele stelling dat hij een zzp-er is en summiere inkomsten heeft, is daartoe onvoldoende.
4.6.
[gedaagde] heeft betwist de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn en heeft daartoe aangevoerd dat Kiekeboe [gedaagde] in een eerder stadium had moeten laten weten dat zij een vordering op hem had op grond van artikel
1:85 BW zodat deze procedure helemaal niet nodig zou zijn geweest.
4.7.
Aangezien [gedaagde] ook de vordering op grond van artikel 1:85 BW betwist, ziet de kantonrechter niet in hoe een procedure voorkomen zou kunnen worden.
Bovendien is [gedaagde] bij brief van 21 mei 2019 in de gelegenheid gesteld om binnen vijftien dagen de hoofdsom te voldoen zonder dat daar bijkomende kosten voor in rekening werden gebracht. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het voor rekening en risico van [gedaagde] komt dat hij geen gehoor heeft gegeven aan het betalingsverzoek.
4.8.
Nu vaststaat dat [gedaagde] met tijdige en volledige voldoening van de openstaande facturen in gebreke is gebleven en daardoor in verzuim is, is hij wettelijke rente verschuldigd. De gevorderde wettelijke rente zal dan ook worden toegewezen.
4.9.
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten stelt de kantonrechter vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten(hierna het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden.
Kiekeboe heeft aan [gedaagde] een aanmaning verstuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van Kiekeboe tot op heden begroot op:
explootkosten € 103,06
- griffierecht € 486,-
- salaris gemachtigde € 600,-(2 punten x tarief € 300,-)
Totaal € 1.189,06
4.11.
De nakosten zullen worden begroot op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.Beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Kiekeboe te betalen een bedrag van € 6.681,08, vermeerderd met de overeengekomen rente tot 1 augustus 2019, € 17,21 en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf
1 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Kiekeboe van € 857,95 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Kiekeboe tot op heden begroot op € 1.189,06,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 120,- aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,- aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. A. Eichperger, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2019.
De kantonrechter