Beoordeling in conventie en reconventie
10. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering in conventie van [eiseres] en de vordering in reconventie van [gedaagde] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van voorzieningen zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over de geschillen tussen partijen.
11. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie zullen deze verder gezamenlijk worden behandeld.
12. Geoordeeld wordt dat [eiseres] ontvankelijk is in haar vordering onder 2.I. [gedaagde] is bestuurder en lid van de VvE en in die hoedanigheid heeft hij deelgenomen aan de besluitvorming binnen de VvE. Het staat [eiseres] vrij om te vorderen dat [gedaagde] gedoogd dat zij haar dakopbouw realiseert.
13. Gelet op de aard van de door partijen gestelde belangen bij hun vorderingen (enerzijds het tegengaan van een mogelijke onrechtmatige situatie en anderzijds het tegengaan van mogelijk schadeveroorzakende werkzaamheden) is de spoedeisendheid van de vorderingen gegeven.
De verbouwing gedogen of verbieden?
14. Om in dit kort geding te kunnen beoordelen of de verbouwing van [eiseres] op dit moment gedoogd of verboden dient te worden, is van belang dat vaststaat dat er besluiten van de VvE liggen die (vooralsnog) maken dat er geen toestemming voor de verbouwing van [eiseres] is verleend. [eiseres] heeft bij verzoekschrift verzocht het merendeel van deze besluiten te vernietigen c.q. nietig te verklaren. In dit kort geding dient aldus te worden beoordeeld of op voorhand voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter in de verzoekschriftprocedure zal beslissen dat de besluiten door de VvE niet in alle redelijkheid genomen hadden kunnen worden. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. Daartoe wordt het volgende overwogen.
15. De akte van splitsing moet worden uitgelegd conform de zogenoemde cao-norm. Dat wil zeggen dat los van de bedoelingen van de opmakers van de akte (tenzij deze bedoelingen kennelijk uit de tekst en toelichting kunnen worden afgeleid) gekeken moet worden naar de tekst alsmede een eventuele toelichting op de tekst en voorts op de overige tekst van de akte alsmede op de onaannemelijkheid van bepaalde al dan niet bepleite gevolgen.
16. In de tekst van de splitsingsakte is opgenomen dat de krachtens de artikelen 22 en 23 vereiste toestemming van de vergadering geacht wordt te zijn verleend in het geval een eigenaar een dakterras en een dakhuisje/opbouw wil plaatsen, zolang daarvoor de benodigde publiekrechtelijke vergunningen en toestemmingen zijn verkregen en deze worden aangebracht met voldoende bescherming van de bestaande dakconstructie. Dat met deze tekst in de splitsingsakte slechts een dakterras met bovendakse toegang wordt bedoeld en geen complete verdiepingslaag, zoals [gedaagde] aanvoert, blijkt niet uit de tekst. Ook uit de overige tekst van de splitsingsakte en/of het Modelreglement 2006 blijkt deze bedoeling niet. Daarnaast stelt de splitsingsakte ook – op de benodigde vergunningen en de bescherming van de bestaande dakconstructie na – geen nadere voorwaarden aan de toestemming. Een nulmeting of een meetboutenrapportage, zoals thans door de VvE geëist, zijn in de splitsingsakte niet als voorwaarden voor de voorafgaande toestemming benoemd. Het voorgaande, in combinatie met het feit dat [gedaagde] ook een volledige verdiepingslaag als dakopbouw heeft gerealiseerd, maakt dat de bepaling in de splitsingsakte niet anders kan worden uitgelegd dan dat daarmee een dakopbouw in de ruimste zin des woord wordt bedoeld.
17. Bovenstaande leidt tot de conclusie dat [eiseres] terecht stelt dat zij geen toestemming van de VvE nodig had voor haar verbouwingsplannen, omdat zij deze toestemming al bij voorbaat heeft gekregen op grond van het bepaalde in de splitsingsakte. Weliswaar heeft [gedaagde] terecht aangevoerd dat de VvE de reeds verleende toestemming voor de verbouwingsplannen bij besluit kan intrekken of daar nadere voorwaarden aan kan stellen, maar dan moet de VvE die besluiten wel in redelijkheid hebben kunnen nemen. Dat dat het geval is, is in dit kort geding op voorhand onvoldoende gebleken.
18. Door [eiseres] is het ingenieursbureau Duyts Bouwcontructies (verder: Duyts) ingeschakeld om de belastingtoename van de dakopbouw op de fundering te berekenen. [gedaagde] heeft terecht aangevoerd dat de berekeningen in eerste instantie gebaseerd waren op incorrecte tekeningen waarbij geen rekening werd gehouden met de aanwezige kelder, maar later zijn hernieuwde berekeningen door Duyts gemaakt. Op basis van deze hernieuwde berekeningen heeft Duyts geconcludeerd dat de voorgenomen verbouwing geen (noemenswaardige) invloed heeft op de fundering van het pand. In het kader van de bezwaarprocedure bij de gemeente Amsterdam heeft de gemeente de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied de constructieve berekeningen van Duyts laten beoordelen. Conclusie van dat onderzoek is dat het ontwerp en de berekeningen voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit en er geen bezwaar bestaat tegen het verlenen van de vergunning.
19. Hiertegen heeft [gedaagde] een contra-expertiserapport van het Bureau voor Bouwpathologie ingebracht. In dit rapport worden echter geen tegengestelde conclusies getrokken. Er worden slechts op punten vraagtekens gezet bij het door Duyts uitgevoerde onderzoek en geconcludeerd dat nader onderzoek daarover duidelijkheid kan brengen.
20. In het licht van hetgeen [eiseres] naar voren heeft gebracht en de onderbouwde conclusies die Duyts heeft getrokken, is de enkele constatering in het contra-expertiserapport dat de situatie wellicht anders is, onvoldoende om op grond daarvan de vooraf in de splitsingsakte gegeven toestemming voor de verbouwingsplannen van [eiseres] in te trekken en te eisen dat [eiseres] op eigen kosten verschillende aanvullende onderzoeken dient te laten uitvoeren. Indien de VvE niet vertrouwde op het reeds in opdracht van [eiseres] uitgevoerde onderzoek van Duyts, had zij ook zelf aanvullend onderzoek kunnen laten uitvoeren en/of een meetboutenrapportage kunnen laten opstellen, hetgeen, afhankelijk van de uitkomst van die onderzoeken, de redelijkheid van de door haar genomen besluiten mogelijk had kunnen onderbouwen. Nu de VvE dit niet heeft gedaan, wordt voorshands geoordeeld dat de VvE de besluiten in de vergadering niet in redelijkheid heeft kunnen nemen. Ervan uitgaande dat de bodemrechter deze besluiten zal vernietigen, kunnen ze in deze procedure niet aan Schaffordt worden tegengeworpen.
21. Dit leidt ertoe dat de vordering in kort geding om de verbouwing te gedogen toewijsbaar is en de vordering in reconventie tot het verbieden van de verbouwing niet. De subsidiaire vordering in reconventie tot het verbieden van de verbouwing tot er uitspraak is gedaan in de verzoekschriftprocedure is eveneens niet toewijsbaar, nu deze vordering zich niet verhoudt met de aard van de kortgedingprocedure.
De overschrijding van de erfgrens
22. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij enkele niet-constructieve onderdelen van zijn dakopbouw grensoverschrijdend heeft gebouwd en dat hij deze delen dient te verwijderen zodra [eiseres] begint met bouwen van haar dakopbouw.
23. Nu de vordering van [eiseres] in conventie om de verbouwing te gedogen toewijsbaar is gebleken, heeft [eiseres] een direct belang bij verwijdering van de uitstekende onderdelen. Daarnaast is niet gebleken dat verwijdering van de uitstekende onderdelen niet van [gedaagde] gevergd kan worden. Het betreffen immers niet-constructieve, relatief gemakkelijk te verwijderen onderdelen. Het feit dat bij verwijdering van de onderdelen mogelijk waterschade kan optreden aan de dakopbouw van [gedaagde] doordat de muur niet meer waterdicht is, komt voor risico van [gedaagde] en kan hij niet aan [eiseres] tegenwerpen.
24. Concluderend is de vordering in conventie ook op dit punt toewijsbaar. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen als na te melden.
25. Er is voldoende aanleiding om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
26. [gedaagde] dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie zal één proceskostenveroordeling worden uitgesproken.