Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
[alias opgeëiste persoon],
op [geboortedag 1] dan wel op [geboortedag 2] 1972,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI],
1.Procesgang
2.Beoordeling
- het aanhoudingsbevel, van 22 augustus 2019, afgegeven door het Openbaar Ministerie van het kanton Vaud Strada, Zwitserland
- de brief van 28 augustus 2019 van het Federaal Bureau van Justitie, Zwitserland, inhoudende een uitleveringsverzoek.
Tussen 29 oktober 2017 en 24 april 2018 organiseerde [opgeëiste persoon] zestien ritten waarbij [persoon 1] tenminste 43.100 gram bruto cocaïne naar Zwitserland heeft vervoerd en afgeleverd, voor welke leveringen zij een totaalbedrag van tenminste 79.875,76 EUR en CHF 341,71 ontving, waarvan zij een deel terugbracht naar Frankrijk, te weten 77.760,- EUR, waarvoor zij de helft ontving, te weten 38.880,- EUR, de andere helft ging naar [opgeëiste persoon], plus het geldbedrag dat in het bezit van [persoon 1] werd aangetroffen bij haar arrestatie.
Tussen 13 februari 2018 en 20 maart 2018 organiseerde [opgeëiste persoon] vijf ritten waarbij [persoon 2] tenminste 12.660 gram bruto cocaïne heeft vervoerd en afgeleverd en zich voorbereidde op een levering van nog eens 3.240 gram bruto cocaïne, voor welke leveringen zij een totaalbedrag van tenminste 7.982,- EUR ontving.[persoon 2] werd op 20 maart 2018 bij haar aankomst in Lausanne door de politie aangehouden. Zij was in het bezit van 324 vingers, ofwel 3.240 gram bruto, cocaïne die bestemd waren voor de verkoop. De verdovende middelen werden in het kader van het onderzoek tegen [persoon 2] in beslag genomen en opgeslagen.
kanzijn van een vermoeden van schuld van de opgeëiste persoon.
3.Toepasselijke wetsartikelen.
Trb.1965, 9) en artikel 5 van het Tweede Aanvullend Protocol bij dat Verdrag (
Trb.1979, 120).
4.Beslissing.
TOELAATBAARde door Zwitsersland verzochte uitlevering van
[opgeëiste persoon],alias
[alias opgeëiste persoon],voor de in 2.2 van deze uitspraak vermelde feiten.