ECLI:NL:RBAMS:2019:9824

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
24 december 2019
Zaaknummer
13.022605.19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak met veroordeling voor diefstallen en mishandeling met deels voorwaardelijke jeugddetentie

Op 26 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een jeugdzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal en mishandeling. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers zijn aangebracht, gevoegd behandeld. De verdachte is beschuldigd van diefstal van telefoons uit T-Mobile winkels in Purmerend en Almere, en van mishandeling van een slachtoffer in Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat de rechtbank bevoegd is om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft een jeugddetentie van drie maanden geëist, waarvan één maand voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de Raad voor de Kinderbescherming en de William Schrikker Stichting.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de aanbevelingen van de betrokken instanties. De rechtbank heeft besloten om de jeugddetentie gelijk te stellen aan het voorarrest van 72 dagen, en het resterende deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelast van een eerdere voorwaardelijke jeugddetentie, omgezet in een werkstraf. De rechtbank hoopt met deze beslissing verdere recidive te voorkomen en de verdachte de kans te geven zich buiten detentie te bewijzen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummers: 13.022605.19 (zaak A) en 13.031045-19 (zaak B)
Parketnummer vordering tul: 13.680029.18
Datum uitspraak: 26 november 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaken tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende op het adres [adres van verdachte] .
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2019.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van der Linden en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.H. Pentinga, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw I.L.C. Stuifbergen, namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) en mevrouw [naam 1] , namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: WSS) naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
zaak A feit 1: diefstal samen met anderen van drie telefoons op 26 januari 2019 uit een winkel te Purmerend;
zaak A feit 2: diefstal van een telefoon op 25 januari 2019 uit een winkel te Almere;
zaak B: mishandeling van [slachtoffer] omstreeks 8 november 2018 te
Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlasteleggingen is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

2.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsvrouw – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde:
op 26 januari 2019 te Purmerend, tezamen en in vereniging met anderen, drie telefoons (merk Apple), die toebehoorden aan winkelbedrijf T-Mobile (filiaal gelegen aan de [adres 1] ), heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde:
op 25 januari 2019 te Almere, een telefoon (merk Apple), die toebehoorde aan winkelbedrijf T-Mobile (filiaal gelegen aan het [adres 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde:
omstreeks 8 november 2018 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld, welke mishandeling bestond uit het (met kracht) geven van een kopstoot tegen voornoemde [slachtoffer] , waardoor voornoemde [slachtoffer] pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarbij dienen de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd zoals de Raad heeft geadviseerd, waarbij verdachte toezicht en begeleiding dient te krijgen van de WSS. De vordering tenuitvoerlegging dient geheel te worden toegewezen, waarbij de jeugddetentie van 42 dagen wordt omgezet in een werkstraf van 84 uren.
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de omstandigheden waaronder de mishandeling (zaak B) heeft plaatsgevonden. Het slachtoffer pestte al langere tijd het zusje van verdachte en heeft haar ook geslagen. Hierop heeft verdachte, die zelf een pestverleden heeft en die het slachtoffer al vaker had gewaarschuwd, emotioneel en impulsief gehandeld door hem een kopstoot te geven. De vader van verdachte heeft zich niet gesteund gevoeld door de school en heeft overwogen aangifte te doen tegen het slachtoffer. Er is via mediation geprobeerd de zaak op te lossen, maar daar heeft het slachtoffer niet op gereageerd. Daarnaast dient bij de strafoplegging rekening te worden gehouden met de lange tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en ook de lange periode dat hij zich aan schorsingsvoorwaarden heeft moeten houden. De vordering tenuitvoerlegging dient daarom te worden afgewezen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd
.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Hij heeft twee keer op brutale wijze zeer dure telefoons gestolen uit verschillende T-Mobile winkels. Hij is daarvoor speciaal naar Almere en Purmerend afgereisd. Daar heeft hij de beveiligingskabels losgetrokken en is de winkel uitgerend met de telefoons. Door diefstallen als deze wordt grote schade toegebracht aan de betreffende winkelketen en daarmee ook aan consumenten, aan wie naar valt aan te nemen die schade uiteindelijk in de verkoopprijzen van de producten wordt doorberekend. De rechtbank rekent dit verdachte fors aan.
Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer] mishandeld door hem een kopstoot gegeven. Het slachtoffer heeft hierdoor pijn gehad. Dat de aanleiding ligt in de pestsfeer is geen rechtvaardiging voor zo’n zware reactie van verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 oktober 2019 waaruit blijkt dat verdachte onder andere op 2 november 2018 door de kinderrechter is veroordeeld voor een diefstal met geweld. Op 22 maart 2018 is hij door de kinderrechter veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie in verband met een winkeldiefstal, bedrijfsinbraak en een mishandeling. Op 21 december 2017 is hij door het gerechtshof te Amsterdam veroordeeld tot een deels voorwaardelijke werkstraf in verband met verboden wapen bezit, een verkeersfeit, opzetheling en poging zware mishandeling.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • meerdere rapporten van de Raad, waarvan de meest actuele d.d. 6 november 2019;
  • meerdere rapporten van de WSS, waarvan de meest actuele d.d. 5 september 2019.
De Raad heeft geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden. Verdachte dient mee te werken aan de behandeling bij De Waag, hij moet meewerken aan een plaatsing bij het begeleid wonen traject van Unite Multizorg of een andere instelling, hij moet naar school volgens zijn rooster en hij moet meewerken aan het realiseren van dagbesteding en/of een traject richting arbeid. Verdachte dient daarbij toezicht en begeleiding te krijgen van de WSS. Bij de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke jeugddetentie wordt geadviseerd om deze om te zetten naar een werkstraf, omdat detentie niet in zijn belang is.
De WSS heeft naar voren gebracht dat het van belang is dat verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt, maar dat hij zo snel mogelijk begeleid kan gaan wonen bij Unite Multizorg in Zaandam. De behandeling bij De Waag dient daarnaast te worden voortgezet. Ook gaat verdachte mogelijk een één op één leer-werktraject volgen via Casper Coaching. Voor al deze zaken is het van belang dat de financiering geregeld is. Het gedrag van verdachte dient te worden veranderd. Hij heeft inmiddels na zijn laatste detentie al een positieve verandering laten zien en die moet doorgaan.
Gelet op al het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende strafoplegging. De ernst van de feiten in combinatie met het strafblad van verdachte rechtvaardigen het opleggen van een jeugddetentie. Verdachte heeft al 72 dagen in voorarrest doorgebracht. De rechtbank zal het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie gelijkstellen aan het voorarrest omdat zij het niet nodig en wenselijk vindt om verdachte opnieuw in detentie te plaatsen. Het resterende deel van de door de officier van justitie gevorderde 3 maanden zal daarom in voorwaardelijke vorm worden opgelegd met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden, zoals die ook door de Raad zijn geadviseerd. Hiermee hoopt de rechtbank verdere recidive te voorkomen. Verdachte krijgt hiermee de kans om zich buiten detentie te bewijzen, maar loopt het risico dat hij na een nieuwe misstap opnieuw gedetineerd raakt. Hiermee is de verdeling van onvoorwaardelijke en voorwaardelijke jeugddetentie anders dan de officier van justitie heeft gevorderd. Dit houdt verband met een ander, hierna te bespreken, oordeel met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13.680029.18, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 22 maart 2018 van de kinderrechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 42 dagen niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de inhoud van dit vonnis.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering ten uitvoer dient te worden gelegd in de vorm van een werkstraf. De raadsvrouw heeft afwijzing bepleit.
De rechtbank zal niet de gehele tenuitvoerlegging gelasten, omdat verdachte in de hoofdzaak al langere tijd in detentie heeft doorgebracht en er ook in het kader van de bijzondere voorwaarden het nodige van hem zal worden gevraagd. De rechtbank ziet daarom aanleiding om van een gedeelte, groot 30 dagen van de hiervoor genoemde voorwaardelijk opgelegde straf, de tenuitvoerlegging te gelasten. Verdachte heeft zich niet gehouden aan de voorwaarde om geen nieuwe strafbare feiten te plegen in de proeftijd en dient de consequenties daarvan te ervaren. De rechtbank zal deze straf echter omzetten in een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie. Het is nu niet wenselijk dat verdachte op dit moment gedetineerd raakt, zoals ook door de Raad en de WSS ter zitting naar voren is gebracht.
De resterende 12 dagen voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie kunnen alsnog op een later moment ten uitvoer worden gelegd als verdachte zich niet aan de bij dat vonnis opgelegde voorwaarden houdt.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 300, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 bewezen verklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 bewezen verklaarde:
diefstal
Ten aanzien van het in zaak B bewezen verklaarde:
mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht,
te weten 72 dagen, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
18 (achttien) dagen, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
Stelt de proeftijd vast op 2 jaren onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- meewerkt aan zijn behandeling bij De Waag;
- meewerkt aan de plaatsing bij Unite Multizorg of een soortgelijk begeleid-wonen traject;
- naar school gaat volgens zijn rooster;
- meewerkt aan het realiseren van dagbesteding en/of een traject richting arbeid.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 22 maart 2018 (parketnummer 13.680029.18), zijnde een jeugddetentie voor de duur van 30 dagen. Bepaalt dat deze straf wordt omgezet in een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van
60 (zestig) uren. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen.
Heft op het in zaak A geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. Devis, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. J.P.C. van Dam van Isselt en A.S. Dogan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 november 2019.