In deze jeugdzaak heeft de kinderrechter op 28 november 2019 uitspraak gedaan over de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderen verblijven momenteel bij hun oma, maar de situatie is zorgelijk. De moeder van de kinderen vertoont verontrustend gedrag en heeft een geschiedenis van alcoholmisbruik. De vader van de kinderen steunt de oma, maar heeft zelf ook problemen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin, omdat de huidige situatie bij de oma niet houdbaar lijkt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen veel hebben meegemaakt door de scheiding van hun ouders en de problematiek van hun moeder. Ondanks dat de kinderen het goed hebben bij hun oma, is de gezondheid van de oma kwetsbaar en is haar woning niet geschikt voor kinderen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met de mogelijkheid om de kinderen in een pleeggezin te plaatsen indien de situatie bij de oma onhoudbaar wordt. De kinderrechter heeft benadrukt dat de machtiging binnen drie maanden ten uitvoer moet worden gelegd, anders vervalt deze van rechtswege. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.