ECLI:NL:RBAMS:2019:9820

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
24 december 2019
Zaaknummer
C/13/674872 / JE RK 19-1036
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in pleegzorg

In deze jeugdzaak heeft de kinderrechter op 28 november 2019 uitspraak gedaan over de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderen verblijven momenteel bij hun oma, maar de situatie is zorgelijk. De moeder van de kinderen vertoont verontrustend gedrag en heeft een geschiedenis van alcoholmisbruik. De vader van de kinderen steunt de oma, maar heeft zelf ook problemen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin, omdat de huidige situatie bij de oma niet houdbaar lijkt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen veel hebben meegemaakt door de scheiding van hun ouders en de problematiek van hun moeder. Ondanks dat de kinderen het goed hebben bij hun oma, is de gezondheid van de oma kwetsbaar en is haar woning niet geschikt voor kinderen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met de mogelijkheid om de kinderen in een pleeggezin te plaatsen indien de situatie bij de oma onhoudbaar wordt. De kinderrechter heeft benadrukt dat de machtiging binnen drie maanden ten uitvoer moet worden gelegd, anders vervalt deze van rechtswege. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Amsterdam
Zaakgegevens : C/13/674872 / JE RK 19-1036
datum uitspraak: 28 november 2019

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen
de Gecertificeerde Instelling(GI), gevestigd te
Amsterdam
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] .

[minderjarige 2], geboren [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] .

[de moeder] , wonende te [woonplaats] , is de moeder.

[de vader], wonende te [woonplaats] , is de vader.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan: [minderjarige 1] en de moeder.
De vader en mevrouw [oma] (oma m.z.) worden aangemerkt als informanten.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 6 november 2019, ingekomen bij de griffie op
7 november 2019;
- twee brieven van [minderjarige 1] , op de zitting voorgelezen door de kinderrechter.
Op 28 november 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de vader,
- de moeder (telefonisch),
- de heer [medewerker Jeugdzorg] , namens de GI.
De moeder heeft op de ochtend van de zitting de rechtbank laten weten dat zij ziek is en daarom niet ter zitting kan verschijnen. Vervolgens heeft zij een telefoonnummer gegeven waarop zij door de kinderrechter is gebeld.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 6 oktober 2017 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 6 oktober 2020.
Vanaf 29 juni 2018 verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij hun oma (m.z.) te [plaats] . Ondanks hetgeen is bepaald in artikel 1:265a BW, ontbreekt een machtiging voor deze uithuisplaatsing, omdat deze binnen het netwerk is en alle betrokkenen het eens waren met die plaatsing.

Het verzoek

De GI heeft de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling (naar de kinderrechter begrijpt) in een voorziening voor pleegzorg.

De standpunten

De GI heeft het verzoek toegelicht. De situatie bij de oma (m.z.) is zorgelijk. Zij is op leeftijd en haar gezondheid is kwetsbaar. Ook woont zij in een seniorenwoning waar eigenlijk geen kinderen kunnen wonen De moeder komt voortdurend bij hen langs, ook in verwarde toestand. De moeder maakt een psychotische indruk en doet verontrustende uitspraken. De GI gunt het de kinderen om nog bij hun oma te blijven wonen, zeker zolang [minderjarige 1] nog in groep 8 zit. Als het daar echter niet langer houdbaar is, onder meer door het onvoorspelbare gedrag van de moeder, zullen de kinderen toch – bij voorkeur samen – naar een pleeggezin gaan.
De vader heeft op de zitting naar voren gebracht dat hij graag wil dat oma (m.z.) voor de kinderen blijft zorgen. Hij ziet de kinderen tijdens vakanties en in de weekenden, maar de laatste weken houdt moeder dit contact tegen. Zelf woont de vader bij zijn eigen moeder en heeft hij sinds een jaar geen werk.
De moeder vindt dat het verzoek moet worden afgewezen. Er moet naar de kinderen worden geluisterd. Zij snapt dat [minderjarige 1] nu niet bij haar wil wonen. De kinderen kunnen tijdelijk nog bij oma (m.z.) blijven. De moeder wil eerst haar eigen zaken op orde krijgen. Zij is al vier maanden gestopt met drinken. Daarnaast dient de vader te stoppen met druk te leggen op haar.
[minderjarige 1] heeft in zijn brieven geschreven dat – hoewel hij veel van haar houdt – hij zijn moeder nu even niet wil zijn. Zij moet stoppen met drinken. Hij hoopt dat zijn vader een eigen huis krijgt. Hij wil het liefst samen met zijn broertje bij zijn oma blijven wonen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt dat er grote zorgen zijn over de situatie rondom de kinderen. Zij hebben veel meegemaakt door de scheiding van hun ouders, het verhuizen naar hun oma en persoonlijke problematiek van de moeder. Bij oma hebben de kinderen het vooralsnog goed en kunnen zij naar hun eigen school blijven gaan. De situatie bij oma is helaas kwetsbaar, mede omdat de gezondheid van oma achteruit gaat en haar woning niet officieel bestemd is voor verblijf van kinderen. De grootste bedreiging vormt echter het onvoorspelbare gedrag van de moeder die daar langskomt, ook in verwarde toestand. De kinderen en oma worden daar dan mee geconfronteerd. Bij de moeder is sprake van overmatig alcoholgebruik en andere problematiek. Zij wordt daarvoor begeleid door Brijder, maar er lijkt meer te spelen dan verslavingsproblematiek. De moeder zorgt in haar eigen woning voor forse overlast waardoor sprake is van politiemeldingen en de woningbouwvereniging niet verder wil met haar.
Op verzoek van de GI zal de kinderrechter daarom een machtiging tot uithuisplaatsing voor verblijf in een pleeggezin verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling omdat dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). Weliswaar is de meest gewenste plek voor de kinderen nog steeds bij oma, maar krijgt de GI hiermee de mogelijkheid om de kinderen in een pleeggezin te plaatsen wanneer de situatie bij oma onhoudbaar wordt.
De kinderrechter merkt op dat de GI deze machtiging dan wel binnen drie maanden ten uitvoer dient te leggen, omdat deze anders van rechtswege vervalt (1:265c lid 3 BW). Indien daar sprake van is en de situatie van de kinderen nog dezelfde is als momenteel, dan wordt aangeraden dat de GI pas een verzoek tot uithuisplaatsing indient wanneer daadwerkelijk de tenuitvoerlegging van een machtiging aan de orde is.

De beslissing

De kinderrechter:
- verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 28 november 2019 tot
6 oktober 2020;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Patijn, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. P. Tanis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2019.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op ___ december 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam