ECLI:NL:RBAMS:2019:9815

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
24 december 2019
Zaaknummer
13-751709-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van Europees Aanhoudingsbevel en niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie

Op 6 december 2019 deed de Rechtbank Amsterdam uitspraak in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg Kleve in Duitsland. De zaak betrof de opgeëiste persoon, die in Duitsland werd gezocht voor verschillende strafbare feiten. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 8 augustus 2019. Tijdens de zitting op 25 oktober 2019 werd duidelijk dat de Duitse officier van justitie akkoord was met de intrekking van de zaak, mits de opgeëiste persoon het geld terugbetaalde. De rechtbank verlengde de termijn voor uitspraak en schorste het onderzoek om de intrekking van het EAB te bewerkstelligen.

Op 22 november 2019 werd het onderzoek hervat, maar de rechtbank wees een verzoek van de opgeëiste persoon om in vrijheid de zitting in Kleve bij te wonen af. Op 6 december 2019, na ontvangst van een bericht van de Staatsanwaltschaft Kleve dat het EAB was ingetrokken, heropende de rechtbank het onderzoek en deed uitspraak. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van het EAB leidde tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet. De rechtbank hefte de geschorste overleveringsdetentie op en verklaarde de officier van justitie niet ontvankelijk in zijn vordering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751709-19
RK nummer: 19/4705
Datum uitspraak: 6 december 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 augustus 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 juni 2019 door de Rechtbank van eerste aanleg Kleve (Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
adres: [adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 25 oktober 2019De vordering is behandeld op de openbare zitting van 25 oktober 2019. De behandeling heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam. Zij heeft betoogd dat zij telefonisch van de Duitse advocaat heeft vernomen dat de Duitse officier van justitie akkoord is met intrekking van de zaak indien de opgeëiste persoon het geld terugbetaalt. De raadsvrouw heeft verzocht de behandeling van de vordering aan te houden. Tevens heeft zij verklaard geen verweren te voeren tegen de verzochte overlevering aangezien het EAB aan de daaraan te stellen voorwaarden voldoet.
De rechtbank heeft allereerst de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen vervolgens voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens geschorst tot 22 november 2019 om de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen intrekking van het EAB door de uitvaardigende justitiële autoriteit te bewerkstelligen.
Op 21 november 2019 heeft de Staatsanwältin (officier van justitie) verbonden aan het parket te Kleve (Zweigstelle Moers) per e-mail meegedeeld dat het verzoek tot overlevering wordt gehandhaafd. Het EAB is niet ingetrokken.
Zitting 22 november 2019Op 22 november 2019 heeft de rechtbank, met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling, het onderzoek hervat in de stand waarin het zich ten tijde van de schorsing bevond. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. R. Vorrink, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw.
De rechtbank heeft een hernieuwd aanhoudingsverzoek dat ten doel had de opgeëiste persoon in staat te stellen in vrijheid de zitting op 29 november 2019 in Kleve, Duitsland, bij te wonen, ter zitting afgewezen. De opgeëiste persoon is voor die zitting gedagvaard, zo is gebleken uit door de Duitse advocaat opgestuurde stukken.
Zitting 6 december 2019
Na sluiting van het onderzoek is bericht binnengekomen afkomstig van de Staatsanwaltschaft Kleve en gedateerd 29 november 2019, inhoudende dat het EAB door de uitvaardigende justitiële autoriteit is ingetrokken. De rechtbank is hiervan op 2 december 2019 op de hoogte gekomen. Zij heeft hierin aanleiding gezien om op 6 december 2019 het onderzoek te heropenen. Vervolgens heeft zij direct uitspraak gedaan.

3.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft op 22 november 2019 de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting bevestigd dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van de Rechtbank van eerste aanleg Kleve van 30 augustus 2018 (dossiernummer: 13 Ls 29/18).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan negen naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn als volgt omschreven in onderdeel e) van het EAB:
Daadtijd/daadperiode: 22-11-2016 – 30-11-2016Daadplaats: KleveToedracht: in de daadperiode bood de aangeklaagde via de internetsite[naam]diverse vakantiebungalows en –huisjes in Oostenrijk en Frankrijk aan, ofschoon de aangeklaagde noch van plan noch in staat was, de verhuurde objecten ter beschikking te stellen, omdat deze aan de aangegeven adressen niet existent waren. Nadat de benadeelden de huur vooraf op een rekening bij de Deutsche Bank met de [rekeningnummer] hadden betaald, werden de bedragen op een rekening bij de Postbank met de [rekeningnummer 2] overgeschreven. Houder van beide rekeningen was de [naam bedrijf] , waarvan de enige beheerder de aangeklaagde was.
Hierbij handelde het zich in detail om de volgende gevallen:
22-11-2016 Benadeelde: [benadeelde 1] van de benadeelde: 2.385,00 Euro
22-11-2016 Benadeelde: [benadeelde 2] van de benadeelde: 657,00 Euro
23-11.2016 Benadeelde: [benadeelde 3] van de benadeelde: 1.089,00 Euro
23-11-2016 Benadeelde: [benadeelde 3] van de benadeelde: 1.197,00 Euro
26-11-2016 Benadeelde: [benadeelde 5] van de benadeelde: 2.844,00 Euro
26-11-2016 Benadeelde: [benadeelde 4] van de benadeelde: 1.494,00 Euro
29-11-2016 Benadeelde: [benadeelde 6] van de benadeelde: 2.388,33 Euro
29-11-2016 Benadeelde: [benadeelde 7] van de benadeelde: 2.394,00 Euro
30-11-2016 Benadeelde: [benadeelde 8] van de benadeelde: 2.664,00 Euro

5.5. Beoordeling van de ontvankelijkheid van de officier van justitie.

De rechtbank is van oordeel dat de intrekking van het EAB moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering ex artikel 23 OLW.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 Overleveringswet.

7.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet ontvankelijk in de vordering ex artikel 23 OLW
HEFT OPde geschorste overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. I. Verstraeten-Jochemsen, voorzitter,
mrs. H.J. Fehmers en M.C.M. Hamer, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 december 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.