ECLI:NL:RBAMS:2019:9786
Rechtbank Amsterdam
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van afpersing
Op 19 december 2019 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 13/741053-19. Deze zaak betreft de vordering van de officier van justitie, mr. E. Broekhof, tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die in een eerdere strafzaak was veroordeeld voor afpersing. De veroordeelde, geboren in 1999 en gedetineerd, had een bedrag van € 620,- afgeperst van een slachtoffer. Tijdens de zitting op 5 december 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie behandeld, waarbij de verdediging heeft betoogd dat de ontnemingsvordering afgewezen moest worden, omdat de verdachte in de onderliggende strafzaak vrijgesproken moest worden van het tenlastegelegde.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. De rechtbank baseert haar oordeel op het vonnis van 19 december 2019, waarin is vastgesteld dat de veroordeelde het slachtoffer heeft gedwongen tot afgifte van het bedrag van € 620,-. De rechtbank concludeert dat dit bedrag wederrechtelijk is verkregen en legt de veroordeelde de verplichting op om dit bedrag aan de Staat te betalen. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de grondslag vormt voor de ontnemingsmaatregel.