ECLI:NL:RBAMS:2019:9781

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
7825658 / CV EXPL 19-12788
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nietigverklaring van een besluit van het tuchtcollege van de Raad van Beheer op kynologisch gebied in Nederland

In deze zaak vordert eiseres, een fokker van West Highland White Terriërs, de nietigverklaring van een besluit van het Tuchtcollege van de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland. Eiseres stelt dat het Tuchtcollege haar onterecht heeft gediskwalificeerd voor het leven vanwege het niet verstrekken van informatie over de gezondheid van een hond die zij had verkocht. De procedure begon met een klacht van de rasvereniging WHWTCN, die stelde dat eiseres niet had gemeld dat de hond cataract had, wat het fokken met deze hond verbiedt. Eiseres heeft de klacht betwist en stelt dat zij geen strafbaar feit heeft gepleegd. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiseres afgewezen, onder meer omdat de Raad van Beheer de mogelijkheid heeft om regels te stellen ter bescherming van de kynologie en het welzijn van honden. De kantonrechter oordeelt dat de diskwalificatie van eiseres in overeenstemming is met de statuten van de Raad en dat de procedure van het Tuchtcollege voldoet aan de eisen van een behoorlijke rechtsgang. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 7825658 \ CV EXPL 19-12788
Uitspraak: 6 december 2019
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde mr. F. Bonefaas,
t e g e n
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
RAAD VAN BEHEER OP KYNOLOGISCH GEBIED IN NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde mr. I. Boissevain.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Raad worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-de dagvaarding van 29 mei 2019, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties.
Ingevolge het tussenvonnis van 22 juli 2019 heeft op 5 november 2019 een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden. De door de griffier gemaakte aantekeningen en de daarin vermelde spreekaantekeningen van mr. Boissevain bevinden zich in het procesdossier.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
[eiseres] is sinds circa 23 jaar actief als fokker van het ras West Highland White Terriërs (hierna: het ras WHWT).
2.2.
De georganiseerde kynologie bestaat uit rasverenigingen, kynologen clubs en bijzondere verenigingen. De rasverenigingen behartigen de belangen van een rashond. Al deze verenigingen vormen samen de Raad. De Raad is een vereniging van verenigingen.
2.3.
De Raad heeft in haar statuten, huishoudelijk reglement en kynologisch reglement (hierna: KR) de georganiseerde kynologie gereguleerd.
2.4.
In de statuten van de Raad is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
Naam en zetel, historie en duur. BegripsomschrijvingenArtikel 1 (…)3. Tenzij het tegendeel uitdrukkelijk blijkt of kennelijk anders is bedoeld, wordt in de statuten verstaan onder: (…)f. Tuchtcollege: het met de kynologische tuchtrechtspraak belaste college; (…)
Doel, middelen en reikwijdteArtikel 21. De Raad van Beheer heeft ten doel:
a. de bevordering van de kynologie in Nederland, het stellen van regels met betrekking tot alle vormen van hondensport in Nederland, zomede het bestrijden van alle handelingen die de belangen of het aanzien van de Nederlandse Kynologie kunnen schaden (…);
c. de bevordering van de gezondheid en het welzijn van honden en hondenpopulaties;(…)”
2.5.
In hoofdstuk VI van het KR staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
Titel 3 StraffenArtikel VI.24Hij die in strijd met de verbodsbepalingen uit Titel 2 handelt of nalaat te handelen en hij die anderszins het aanzien of de belangen van de kynologie schaadt, kan gestraft worden met een of meer der volgende straffen: (…)c. tijdelijke of blijvende diskwalificatie van zijn persoon; (…)
Artikel VI.29Gediskwalificeerde personen worden voor de duur van hun diskwalificatie uitgesloten van deelname aan de georganiseerde kynologie. Dat houdt in: (…)
e. dat door hen tijdens de duur van hun diskwalificatie gefokte honden niet worden ingeschreven in de Nederlandse stamboekhouding;f. dat pups geboren uit een combinatie waarvan de vaderhond eigendom is van een gediskwalificeerd persoon niet in de Nederlandse stamboekhouding worden ingeschreven;(…)”2.6. Bij het ras WHWT komt cataract voor. In een poging deze erfelijke ziekte zoveel mogelijk te voorkomen mag van de Raad niet worden gefokt met honden waarbij cataract is vastgesteld.
2.7.
Het vaststellen van cataract gebeurt met een zogenoemde ECVO-test. De leeftijd van een hond kan de uitslag van een ECVO-test beïnvloeden, daarom is het noodzakelijk om gedurende het leven van een hond meermaals een dergelijke test uit te voeren.
2.8.
[eiseres] heeft op 26 november 2016 een hond van 21 maanden oud, genaamd [naam hond] , verkocht aan [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Bij de verkoop was een vriendin van [naam 1] , genaamd [naam 2] (hierna: [naam 2] ), aanwezig. Bij [naam hond] is driemaal een ECVO-test uitgevoerd. Het eerste onderzoek is uitgevoerd op 20 juli 2016, het tweede onderzoek op 9 augustus 2016 en het derde onderzoek op 2 november 2016. De uitslag van het eerste en derde onderzoek was positief voor cataract. De uitslag van het tweede onderzoek was negatief.
2.9.
[eiseres] heeft op 16 september 2017 de resultaten van het tweede ECVO-onderzoek opgestuurd aan [naam 2] .
2.10.
[naam 1] heeft gefokt met [naam hond] en heeft voor het nestje een stamboom aangevraagd bij de rasvereniging West Highland White Terrier Club Nederland (hierna: WHWTCN).
2.11.
Op 15 maart 2018 heeft de secretaris van de rasvereniging WHWTCN een klacht ingediend tegen [eiseres] bij het Tuchtcollege van de Raad. De klacht houdt, voor zover relevant, het volgende in:
“(…) De beklaagde [ [eiseres] , kantonrechter] heeft de koper niet op de hoogte gesteld dat er op 2 november 2016 een ECVO panelonderzoek was geweest waarbij is vastgesteld dat de teef Cataract (…) heeft en er dus niet mee gefokt mag worden (…)”
2.12.
[eiseres] heeft op 3 april 2018 per brief gereageerd op de klacht. Die brief is betrokken bij de beoordeling van de klacht door het Tuchtcollege.
Op 19 april 2018 heeft het Tuchtcollege uitspraak gedaan in de zaak van [eiseres] . In deze uitspraak staat, voor zover relevant, het volgende vermeld als verklaring van [naam 2] :
“(…) De beklaagde [ [eiseres] ] heeft toen wel verteld dat er, indien met deze hond [ [naam hond] , kantonrechter] gefokt zou worden, geen stambomen konden worden verstrekt. De beklaagde gaf nog wel aan dat ze een reu voor de pup kon vinden.
(…)”
Het Tuchtcollege concludeert en beslist verder als volgt, voor zover van belang:
CONCLUSIEOp basis van alle overgelegde processtukken en onderzoek ter zitting acht het Tuchtcollege bewezen dat beklaagde [eiseres] bij de verkoop van [naam hond] op 26 november 2016 wist dat het de bedoeling was om met deze hond te fokken en dat zij toen reeds beschikte over informatie die in dit kader cruciaal was, namelijk de resultaten van het derde ECVO onderzoek. Het Tuchtcollege stelt vast dat beklaagde deze informatie niet bij de koop en evenmin bij latere contacten heeft overgelegd. Het Tuchtcollege stelt vast dat beklaagde op 16 september 2017 de resultaten van het tweede ECVO onderzoek aan getuige [naam 2] heeft gestuurd in plaats van het derde onderzoek. (…)Beklaagde heeft de informatie van het laatste oogonderzoek aantoonbaar en naar het zich laat aanzien bewust niet doorgegeven aan de nieuwe eigenaar van de teef [naam hond] . Hiermee heeft zij het aanzien en belang van de kynologie in ernstige mate geschaad.Het Tuchtcollege acht op grond van al hetgeen in deze zaak naar voren is gebracht, bewezen dat de beklaagde het haar verweten feit heeft gepleegd en acht de beklaagde daarvoor strafbaar. (…)
BESLISSING
Het Tuchtcollege veroordeelt de beklaagde tot: een diskwalificatie voor het leven en ontneming tot het recht tot het voeren van een kennelnaam voor het leven”
2.13.
[eiseres] is tegen de eerste uitspraak van het Tuchtcollege in verzet gegaan. Het Tuchtcollege heeft de zaak van [eiseres] nogmaals ter zitting behandeld, tijdens deze behandeling heeft [eiseres] verweer gevoerd. Het Tuchtcollege heeft op 23 augustus 2018 opnieuw uitspraak gedaan. In die uitspraak staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
DE BESLISSING OP HET VERZETHet Tuchtcollege is van mening dat beklaagde op tenminste 3 momenten de eigenaar van de hond en diens vriendin onjuiste en/of onvolledige informatie over de gezondheid van de hond heeft verstrekt. Zo is bij herhaling niet het laatste ECVO rapport verstrekt en heeft beklaagde expliciet ontkent dat de hond cataract heeft. De toelichting die beklaagde daaromtrent ter zitting heeft gegeven, zijnde dat deze mededelingen geruststellend bedoeld waren, omdat het slechts een huishond betrof, geeft het Tuchtcollege geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Het Tuchtcollege concludeert op grond van het bovenstaande dat beklaagde stelselmatig, bewust en opzettelijk heeft gehandeld en neemt dit beklaagde ernstig kwalijk.
Het Tuchtcollege weegt in haar afwegingen mee, dat de uitlatingen van beklaagde over haar handelen in deze kwestie niet logisch te verklaren zijn en dat de gedragingen en de uitlatingen van de eigenaar van de hond en haar vriendin logisch en consistent zijn en onder ede zijn afgelegd. Ook weegt het Tuchtcollege mee, dat beklaagde heeft bevestigd dat de oorspronkelijke vraagprijs voor de hond EUR 1000,- was. Dit bedrag is zodanig hoog, dat kopers daaruit niet mochten afleiden dat er iets mis was met de hond. Uit alle verklaringen die in deze zaak zijn afgelegd is naar voren gekomen, dat dit bedrag is verlaagd uit sympathie, niet uit een gebrek van de hond. (…)
OVERWEGINGEN MET BETREKKING TOT DE STRAFMAAT
Het Tuchtcollege heeft de straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Voorts is meegewogen dat beklaagde reeds eerder door het Tuchtcollege is veroordeeld.
Ter zitting zijn persoonlijke omstandigheden van beklaagde naar voren gebracht en is aangegeven dat de in eerste aanleg opgelegde straf grote consequenties voor beklaagde zal hebben. Het Tuchtcollege heeft overwogen dat hiermee in enigermate rekening kan worden gehouden, alhoewel het Tuchtcollege beklaagde nog steeds een zeer zwaar verwijt maakt. Daarom vernietigt het Tuchtcollege de uitspraak in eerste instantie voor zover het de strafoplegging betreft.
BESLISSING
Het Tuchtcollege, rechtdoende in verzet: (…) vernietigt de uitspraak in eerste instantie, uitsluitend voor zover het de strafoplegging betreft;
veroordeelt de beklaagde thans tot: een tijdelijke diskwalificatie van haar persoon voor een periode van 5 jaren onvoorwaardelijk.”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. de uitspraak van het Tuchtcollege van 26 oktober 2018 vernietigt;
II. verklaart voor recht dat artikel Vl.29, onderdeel e en f KR nietige bepalingen zijn wegens strijdigheid met de statuten van de Raad;
III. verklaart voor recht dat de straf 'diskwalificatie van een persoon' ex artikel Vl.24 onderdeel c KR nietig is wegens strijdigheid met de statuten van de Raad;
IV. verklaart voor recht dat het opleggen van de straf 'diskwalificatie van een persoon' ex artikel Vl.24 onderdeel c KR nietig is wegens strijdigheid met de statuten van de Raad;
V. verklaart voor recht dat de rechtsgang van het Tuchtcollege in strijd is met
artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM);
VI. de Raad veroordeelt tot betaling van € 15.700,- schadevergoeding vanwege gederfde inkomsten;
VII. de Raad veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.000,- ten titel van schadevergoeding voor reputatieschade;
VIII. de Raad veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding over de hierboven genoemde bedragen;
IX. de Raad veroordeelt tot publicatie van de rectificatie van de gewraakte uitspraak van het Tuchtcollege en publicatie van dit vonnis op haar website en in een door [eiseres] aan te wijzen kynologisch maandblad, nadat de tekst door [eiseres] is goedgekeurd, ter compensatie voor de geleden reputatieschade;
X. de Raad veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiseres] legt, kort samengevat, het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [eiseres] heeft geen strafbaar feit gepleegd. In de regelgeving van de Raad is nergens een bepaling opgenomen die het niet overdragen van alle beschikbare informatie strafbaar stelt. De straf die door het Tuchtcollege is opgelegd is daarom vernietigbaar op grond van artikel 2:15 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en de redelijkheid en billijkheid die uit artikel 2:8 BW volgt. De bepalingen uit het KR waar de straf op is gebaseerd zijn nietig wegens strijd met de statuten, conform artikel 2:14 BW.
3.3.
De conclusie van de Raad strekt tot afwijzing van de vordering.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Nietigheid wegens strijd met statuten

4.1.
De kantonrechter ziet aanleiding om allereerst de door [eiseres] ingestelde vorderingen onder II, III en IV te behandelen.
4.2.
[eiseres] stelt dat diskwalificatie op grond van artikel VI.24 onder c en artikel VI.29 KR niet alleen de persoon, maar ook de honden van die persoon raakt. De honden van deze persoon worden namelijk tijdens de duur van de diskwalificatie niet ingeschreven in de Nederlandse stamboekhouding. Dat heeft tot gevolg dat voor de duur van de straf alle honden van de gediskwalificeerde persoon uit de populatie van dat ras worden geweerd, terwijl er met de honden zelf niets aan de hand is. De honden worden er op die wijze van weerhouden een belangrijke bijdrage aan het ras te leveren. Door die honden uit te sluiten wordt de genenpool beperkt en dat druist in tegen de verbetering, gezondheid en kwaliteit van het ras. De straf, diskwalificatie van een persoon en het opleggen daarvan, is daarom in strijd met artikel 2 lid 1 onderdeel a en c van de statuten van de Raad en daardoor nietig, aldus steeds [eiseres] .
4.3.
De Raad betwist de stelling van [eiseres] dat haar honden worden gestraft doordat [eiseres] is gediskwalificeerd.
4.4.
De norm van artikel 2:14 BW houdt in dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon dat in strijd is met de wet of de statuten, nietig is, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit. Een besluit kan door inhoud of strekking in strijd zijn met de statuten. In artikel 2 onder a en c van de statuten van de Raad staat vermeld dat de Raad tot doel heeft handelingen te bestrijden die de belangen of het aanzien van de Nederlandse Kynologie kunnen schaden en dat de Raad tot doel heeft het welzijn van honden en hondenpopulaties te bevorderen. De Raad streeft deze doelen na door regels te stellen waarmee de hondensport wordt gereglementeerd en door recht te spreken.
4.5.
De vraag of het besluit tot het opnemen van diskwalificatie in het KR (zie artikel VI.24 onder c en artikel VI.29) in strijd is met de inhoud en strekking van de statuten is een vraag van uitleg van de statuten. Het is een doelstelling van de Raad om honden met cataract uit te sluiten van de fokkerij omdat het een ziekte is die zeer belastend is voor de eigenaar van een hond. De kantonrechter begrijpt dat van een dergelijke maatregel ook een preventieve werking moet uitgaan, anders heeft de maatregel geen effect. In dat licht vindt de kantonrechter het juist in lijn met de inhoud van de statuten dat de Raad voor een bepaalde periode door middel van de straf diskwalificatie van een persoon meerdere honden van een fokker kan uitsluiten van de georganiseerde fokkerij. Dat de Raad daarmee ook gezonde honden gedurende de diskwalificatieperiode niet de mogelijkheid biedt een stamboom te verkrijgen maakt dat oordeel niet anders. Niet is gebleken dat die afweging door de Raad direct de gezondheid en het welzijn van het ras in gevaar brengt, zoals [eiseres] stelt. De gevorderde verklaringen voor recht onder II, III en IV zullen dan ook worden afgewezen.
Geen behoorlijke rechtsgang; artikel 6 EVRM
4.6.
[eiseres] heeft aangevoerd dat sprake is van strijd met het bepaalde in artikel 6 EVRM. Het Tuchtcollege wordt namelijk samengesteld door de Raad en kan niet tussentijds worden ontslagen. Bovendien heeft de Raad de mogelijkheid om zelf een klacht in te dienen bij het Tuchtcollege. Het Tuchtcollege heeft [eiseres] veroordeeld voor een handeling die niet strafbaar is gesteld en er is geen mogelijkheid voor hoger beroep of een gang naar de rechter.
4.7.
De Raad betwist dat de tuchtrechtelijke procedure geen behoorlijke rechtsgang zou waarborgen. De tuchtrechtelijke procedure biedt volgens de Raad gelegenheid voor hoor en wederhoor, hanteert redelijke termijnen en is onafhankelijk. Het Tuchtcollege legt de sancties op en de Raad voert die uit. De Raad is niet bij machte om sancties ongedaan te maken. [eiseres] heeft zich vrijwillig onderworpen aan de tuchtrechtelijke procedure door zich aan te sluiten bij de kynologische verenigingsstructuur. Indien zij meende dat de tuchtprocedure onrechtvaardig was had zij gedurende haar lidmaatschap bij de vereniging hierover klachten kunnen uiten, van die mogelijkheid heeft zij nimmer gebruik gemaakt, aldus steeds de Raad.
4.8.
Het verenigingstuchtrecht bestaat wat de gebondenheid aan straffen en sancties betreft voor een grote mate uit vrijwilligheid. De toepasselijkheid van artikel 6 EVRM kan daarom niet worden aangenomen. [eiseres] heeft zich immers vrijwillig onderworpen aan het statutair geregelde tuchtrecht en wordt geacht afstand te hebben gedaan van de waarborgen die artikel 6 EVRM biedt. Dat betekent dat de gevorderde verklaring voor recht reeds daarom niet kan worden gegeven. De waarborgen waar artikel 6 EVRM op ziet zijn in Nederland echter ook vervat in de fundamentele beginselen van procesrecht.
De kantonrechter begrijpt de stellingen van [eiseres] aldus dat zij hier een beroep op doet. Dat beroep van [eiseres] slaagt echter evenmin. [eiseres] is er door de Raad van op de hoogte gebracht dat er een klacht tegen haar was ingediend. [eiseres] is door het Tuchtcollege opgeroepen voor de mondelinge behandeling van de klacht en [eiseres] heeft zich tegen die ingediende klacht kunnen verdedigen, daarbij werd zij bijgestaan door een gemachtigde. De uitspraak van het Tuchtcollege is gemotiveerd en daarbij is ingegaan op het verweer van [eiseres] . Het besluit van het Tuchtcollege is dan ook niet in strijd met enig fundamenteel beginsel van procesrecht. Het voorgaande betekent dat de vordering onder V zal worden afgewezen.
Vernietigbaar op grond van artikel 2:15 BW juncto 2:8 BW
4.9.
[eiseres] vordert voorts, onder I, vernietiging van het besluit van het Tuchtcollege ex artikel 2:15 juncto artikel 2:8 BW. Op grond van artikel 2:15 BW is een besluit van een orgaan van een rechtspersoon vernietigbaar wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist. Artikel 2:8 BW bepaalt dat een tussen partijen krachtens wet, gewoonte, statuten, reglementen of besluit geldende regel niet van toepassing is voor zover dat in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Bij de beoordeling dient de kantonrechter de nodige terughoudendheid te betrachten. Het besluit van het Tuchtcollege wordt dan ook marginaal getoetst.
De kantonrechter moet de vraag beantwoorden of het Tuchtcollege bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen en daarbij de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen.
4.10.
De kantonrechter stelt voorop dat uit de uitspraak op het verzet van 23 augustus 2018 blijkt dat de gemachtigde van [eiseres] bij het Tuchtcollege dezelfde feiten en omstandigheden heeft aangevoerd als in deze procedure. Het Tuchtcollege heeft bij de beoordeling, waaronder die ten aanzien van de strafmaat, een belangenafweging gemaakt gebaseerd op de belangen van zowel [eiseres] als de Raad (zie 2.13).
4.11.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of het Tuchtcollege in redelijkheid tot de gemaakte belangenafweging heeft kunnen komen. De kantonrechter is het met het Tuchtcollege eens dat het in het belang van de kynologie is dat alle informatie over een hond wordt verstrekt, ook als men denkt dat er (slechts) sprake is van een huishond. De aandoening cataract is namelijk voor een hond en diens eigenaar niet alleen ernstig indien met de hond gefokt wordt, maar ook zeer belastend voor de eigenaren indien de hond blind wordt en extra zorg nodig heeft. De fokker speelt bij het verstrekken van informatie een cruciale rol, want de fokker is juist degene die over alle informatie over een hond beschikt. Dat de beslissing van Tuchtcollege gebaseerd is op een open norm (artikel VI.24 aanhef KR) maakt het oordeel niet anders. Het is ook fatsoenlijk om alle beschikbare informatie over een hond door te geven aan de kopers. Het oordeel van het Tuchtcollege dat het [eiseres] te verwijten valt dat zij niet alle beschikbare informatie aan [naam 1] en [naam 2] heeft gegeven en dat zij dit op latere momenten ook heeft nagelaten is afdoende gemotiveerd waardoor geen sprake is van willekeur. Dat [naam 2] bij het Tuchtcollege als getuige heeft verklaard dat [eiseres] haar bij aankoop van [naam hond] heeft gezegd dat bij fokken met het hondje er geen stambomen kunnen worden verstrekt, maakt dit niet anders. Daaruit blijkt immers niet dat [eiseres] [naam 2] en [naam 1] op de hoogte heeft gesteld van het feit dat [naam hond] aan cataract lijdt.
4.12.
Gelet op het voorgaande is de conclusie dat het Tuchtcollege in redelijkheid tot de door haar gemaakte belangenafweging heeft kunnen komen. Dat betekent dat de vordering van [eiseres] onder I zal worden afgewezen.
4.13.
Nu de kantonrechter de vorderingen onder I tot en met V afwijst behoeven de vorderingen met betrekking tot het vergoeden van schade en rectificatie onder VI tot en met IX geen bespreking meer.
4.14.
Het voorgaande betekent dat [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten zal worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Raad worden tot op heden begroot op:
- € 360,00 (2 punten x tarief € 180,00) voor salaris gemachtigde.
4.15.
De nakosten worden begroot en toegewezen als te melden in het dictum.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten aan de zijde van de Raad tot op heden begroot op € 360,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis aan de zijde van de Raad ontstane nakosten, begroot op € 120,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van
€ 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. R.H. Mulderije, kantonrechter, bijgestaan door mr. Z.S. Lintvelt, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2019.
De griffier De kantonrechter