Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
gemachtigde mr. I. Boissevain.
1.De procedure
-de dagvaarding van 29 mei 2019, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties.
2.Feiten en omstandigheden
Op 19 april 2018 heeft het Tuchtcollege uitspraak gedaan in de zaak van [eiseres] . In deze uitspraak staat, voor zover relevant, het volgende vermeld als verklaring van [naam 2] :
3.Het geschil
I. de uitspraak van het Tuchtcollege van 26 oktober 2018 vernietigt;
II. verklaart voor recht dat artikel Vl.29, onderdeel e en f KR nietige bepalingen zijn wegens strijdigheid met de statuten van de Raad;
III. verklaart voor recht dat de straf 'diskwalificatie van een persoon' ex artikel Vl.24 onderdeel c KR nietig is wegens strijdigheid met de statuten van de Raad;
IV. verklaart voor recht dat het opleggen van de straf 'diskwalificatie van een persoon' ex artikel Vl.24 onderdeel c KR nietig is wegens strijdigheid met de statuten van de Raad;
artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM);
VI. de Raad veroordeelt tot betaling van € 15.700,- schadevergoeding vanwege gederfde inkomsten;
VII. de Raad veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.000,- ten titel van schadevergoeding voor reputatieschade;
VIII. de Raad veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding over de hierboven genoemde bedragen;
4.De beoordeling
Nietigheid wegens strijd met statuten
De kantonrechter begrijpt de stellingen van [eiseres] aldus dat zij hier een beroep op doet. Dat beroep van [eiseres] slaagt echter evenmin. [eiseres] is er door de Raad van op de hoogte gebracht dat er een klacht tegen haar was ingediend. [eiseres] is door het Tuchtcollege opgeroepen voor de mondelinge behandeling van de klacht en [eiseres] heeft zich tegen die ingediende klacht kunnen verdedigen, daarbij werd zij bijgestaan door een gemachtigde. De uitspraak van het Tuchtcollege is gemotiveerd en daarbij is ingegaan op het verweer van [eiseres] . Het besluit van het Tuchtcollege is dan ook niet in strijd met enig fundamenteel beginsel van procesrecht. Het voorgaande betekent dat de vordering onder V zal worden afgewezen.
De kantonrechter moet de vraag beantwoorden of het Tuchtcollege bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen en daarbij de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen.