ECLI:NL:RBAMS:2019:977

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
14 februari 2019
Zaaknummer
13/751512-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel

Op 14 februari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateert van 10 december 2018. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1984 en gedetineerd in Nederland, werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder diefstal en bedreiging. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet niet van toepassing is en dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, ook onder Nederlands recht strafbaar zijn. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft verzocht om aanhouding van de procedure, omdat de opgeëiste persoon in Polen strafrechtelijk vervolgd zou kunnen worden in andere lopende zaken. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat de enkele omstandigheid dat de opgeëiste persoon een rechtsmiddel wil instellen tegen de vonnissen, geen beletsel vormt voor de overlevering. De rechtbank heeft geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, met inachtneming van het specialiteitsbeginsel, dat de opgeëiste persoon beschermt tegen vervolging in andere strafzaken in Polen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751512-18
RK nummer: 18/8374
Datum uitspraak: 14 februari 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 december 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 december 2017 door
Sąd Okręgowy in Kielce(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 31 januari 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.R.A. Röschlau, advocaat te Zeist, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van:
een vonnis van
Sąd Rejonowy in Kielcevan 5 mei 2016 (referentie: IX K 20/16);
een vonnis van
Sąd Rejonowy in Kielcevan 23 september 2016 (referentie: II K 452/16).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van bij de hiervoor genoemde vonnissen opgelegde vrijheidsstraffen voor de duur van, respectievelijk,
  • vier jaar en
  • één jaar en zes maanden,
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Eerstgenoemde vrijheidsstraf moet de opgeëiste persoon nog geheel ondergaan en van laatstgenoemde vrijheidsstraf resteren nog één jaar, vier maanden en zestien dagen, aldus de informatie in het EAB.
De vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Artikel 12 van de OLW

De rechtbank stelt op grond van de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de OLW niet van toepassing is ten aanzien van beide vonnissen.

5.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2° OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
1a.
- opzettelijk mondeling zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter/ambtenaar af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd;
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens soortgelijk misdrijf opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan;
- mishandeling, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens soortgelijk misdrijf opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan;
1b.
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens soortgelijk misdrijf opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan;
1c.
- opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens soortgelijk misdrijf opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan;
1d.
- overtreding van artikel 8, tweede/derde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
1e.
- diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit
wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens soortgelijk misdrijf opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan;
2.
- diefstal door twee of meer verenigde personen, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens soortgelijk misdrijf opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan;

- diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens soortgelijk misdrijf opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan.

6.Afwijzing verzoek om aanhouding

6.1
Verzoek om aanhouding
De raadsman heeft ter zitting naar voren gebracht dat als de opgeëiste persoon in de onderhavige zaak wordt overgeleverd naar Polen om de vrijheidsstraffen te ondergaan, hij strafrechtelijk zal worden vervolgd in andere lopende zaken. De raadsman heeft de rechtbank daarom verzocht aansluiting te zoeken bij de tussenuitspraken van deze rechtbank in andere overleveringszaken die zien op strafvervolging van opgeëiste personen in Polen en ook in deze zaak nader onderzoek te doen naar de Poolse rechtsstaat. Ook heeft de raadsman aanhouding verzocht, omdat de opgeëiste persoon op basis van nieuwe Poolse wetgeving een rechtsmiddel wil instellen tegen de vonnissen die ten grondslag liggen aan het EAB.
6.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich verzet tegen inwilliging van het verzoek om aanhouding van de raadsman.
Dat de opgeëiste persoon een rechtsmiddel wil instellen tegen de vonnissen vormt volgens de officier van justitie geen beletsel voor het toestaan van de verzochte overlevering.
Verder heeft de officier van justitie erop gewezen dat de opgeëiste persoon in de onderhavige zaak zal worden overgeleverd met de beschermende werking van het specialiteitsbeginsel. Hij kan in Polen in andere lopende strafzaken weliswaar worden vervolgd, maar zijn vrijheid kan hem in die zaken niet worden benomen, aldus de officier van justitie.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek om aanhouding van de raadsman af. Hiertoe is het volgende van belang.
De enkele omstandigheid dat de opgeëiste persoon een rechtsmiddel tegen de vonnissen wil instellen, vormt geen beletsel voor het toestaan van de verzochte overlevering.
Verder is er geen aanleiding voor de rechtbank in deze zaak nader onderzoek te doen naar de rechtsstaat in Polen. De toetsing van de rechtbank beperkt zich tot het onderliggende EAB, te weten het verzoek tot overlevering ter tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen. In dat kader is gesteld noch gebleken dat vorenbedoeld nader onderzoek nodig is.
De waarborging van het naleven van mensenrechten bij eventuele strafvervolgingen van de opgeëiste persoon in Polen, valt buiten het bereik van het onderhavige besliskader. Er ligt immers geen verzoek tot beslissing over overlevering vanwege vervolging van strafbare feiten.
Zoals de officier van justitie heeft opgemerkt, zal de opgeëiste persoon worden overgeleverd met de beschermende werking van het specialiteitsbeginsel, zodat hij in de lopende strafzaken wel kan worden vervolgd, maar dat zijn vrijheid hem niet kan worden benomen in die zaken. Als de uitvaardigende justitiële autoriteit dit anders had gewild dan had een daartoe strekkend EAB uitgevaardigd moeten worden.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 43a, 285, 285a, 300, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5, 7 en 12 van de OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon] ,aan
Sąd Okręgowy in Kielce(Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. E.M.M. Gabel, voorzitter,
mrs. V.V. Essenburg en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 februari 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.