ECLI:NL:RBAMS:2019:9741

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
13/701325-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van telen van hennepplanten, bezit van hennep en diefstal van elektriciteit

Op 10 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 3 juli 2019 te Amsterdam is aangehouden. De verdachte, geboren in 1979 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het medeplegen van het telen van 648 hennepplanten, het voorhanden hebben van ongeveer 5,1 kilogram hennep en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.J.M. Vreekamp, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. W.H.R. Hogewind. Tijdens de zittingen op 11 oktober en 26 november 2019 is het bewijs tegen de verdachte besproken.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte op professionele wijze een hennepplantage hadden opgezet in een flatwoning. De verdachte had geen overtuigende verklaring voor zijn aanwezigheid in de woning en de rechtbank achtte het aannemelijk dat hij gedurende langere tijd in de woning verbleef. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de hennepplantage en de illegale elektriciteitsafname. De verdachte werd schuldig bevonden aan alle tenlastegelegde feiten.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 6 maanden, terwijl de verdediging pleitte voor een taakstraf. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, een gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 6 maanden op, met aftrek van voorarrest, en hefte de voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/701325-19
Datum uitspraak: 10 december 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1979,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [plaats detentie] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 oktober 2019 en 26 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.J.M. Vreekamp, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. W.H.R. Hogewind, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De verdenking komt er – kort gezegd – op neer dat verdachte op 3 juli 2019 te Amsterdam:
feit 1: samen met een ander of anderen ongeveer 648 hennepplanten heeft geteeld op het adres [adres] ;
feit 2: samen met een ander of anderen opzettelijk ongeveer 5,1 kilogram hennep voorhanden heeft gehad op het adres [adres] ;
feit 3: samen met een ander of anderen een hoeveelheid stroom van Liander heeft gestolen, door zegels in de elektriciteitskast op het adres [adres] te verbreken.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Standpunt van de verdediging
Feit 1 kan volgens de raadsvrouw bewezen worden verklaard. Verdachte was immers op 3 juli 2019 in de woning aanwezig om de hennepplanten water te geven. Van de feiten 2 en 3 moet verdachte worden vrijgesproken. De verklaring van de buurman dat verdachte al langere tijd in de woning verbleef is niet juist. Verdachte was net drie dagen in de woning en had geen wetenschap van de zak met hennep in de slaapkamer van de medeverdachte. Evenmin wist hij dat de elektriciteitsmeter was gemanipuleerd en dat er illegaal stroom werd afgenomen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] zijn op 3 juli 2019 in de woning [adres] te Amsterdam aangehouden. Deze woning was op zeer professionele manier verbouwd tot een hennepplantage en was feitelijk niet meer voor normale bewoning geschikt. Er stonden op dat moment 648 hennepplanten. Verdachte en de medeverdachte hebben toegegeven dat zij in de woning verbleven en aldaar werkzaamheden verrichtten in de hennepplantage. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich op 3 juli 2019 heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van telen van 648 hennepplanten.
De rechtbank stelt op basis van de verklaring van de getuige [getuige] vast dat verdachte gedurende langere tijd samen met de medeverdachte in de woning heeft verbleven. De rechtbank ziet geen reden om aan deze verklaring te twijfelen.
Tegenover deze stellige verklaring van de getuige staat slechts een gebrekkige verklaring van verdachte dat hij op het moment dat hij werd aangehouden pas drie dagen in de woning verbleef. Naar eigen zeggen zou verdachte in een olijvenfabriek in Griekenland waar hij toen werkzaam was, een Griekse man hebben ontmoet. Deze man vroeg of hij in Nederland in een hennepplantage planten wilde watergeven. Verdachte ging daarmee akkoord maar heeft niet gevraagd wat hij daarmee zou verdienen. Vervolgens heeft hij een ticket gekocht en is vanuit Athene naar Brussel gevlogen. Vanuit Brussel is hij met de trein naar Amsterdam gereden. Vanaf het station in Amsterdam heeft hij een taxi genomen naar het adres [adres] te Amsterdam. Dit was drie dagen voor zijn aanhouding op 3 juli 2019.
De rechtbank stelt vast dat verdachte geen stukken heeft overgelegd of informatie heeft gegeven op basis waarvan zijn verklaring kan worden getoetst. Zo heeft hij geen personalia genoemd van de Griekse man die hem heeft gevraagd naar Nederland te komen, heeft hij geen stukken ingebracht waaruit blijkt dat hij tot eind juni 2019 in een olijvenfabriek in Griekenland heeft gewerkt en heeft hij geen vliegticket of treinticket overgelegd. De rechtbank acht de verklaring van verdachte daarom niet aannemelijk.
Omdat verdachte gedurende langere tijd samen met de medeverdachte in de woning verbleef voor het runnen van de hennepplantage, moet hij wetenschap hebben gehad van en beschikkingsmacht over de in woning aanwezige hennep afkomstig van een eerdere oogst. Dat deze zak met hennep in de slaapkamer van de medeverdachte lag, doet daaraan niet af. Gezien de grote hoeveelheid elektriciteitsdraden en elektrische apparaten in de woning kan het verdachte bovendien niet zijn ontgaan dat ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal stroom werd afgetapt. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat een hennepplantage van een dergelijke omvang vrijwel altijd samen gaat met illegale stroomafname. Bij een legale stroomafname zou de plantage immers veel minder rendabel zijn, terwijl het enorme stroomverbruik het bestaan van de plantage zou verraden. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte ook als medepleger van het bezit van de ongeveer 5,1 kilogram hennep en de diefstal van elektriciteit kan worden aangemerkt.
De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte de feiten 1, 2 en 3 tezamen en in vereniging met de medeverdachte heeft gepleegd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
op 3 juli 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] 648 hennepplanten;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
op 3 juli 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,1 kilogram van een materiaal bevattende hennep;
ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
op 3 juli 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, toebehorende aan het elektriciteitsbedrijf Liander, waarbij hij, verdachte, en zijn mededader die weg te nemen stroom onder hun bereik hebben gebracht door een of meer zegels van de flatkast/hoofdaansluitkast gelegen aan de [adres] te Amsterdam te verbreken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2
Standpunt van de verdediging
Verdachte was maar een heel klein schakeltje in het proces en was zich er nauwelijks van bewust dat hij iets strafbaars deed. Op grond van de oriëntatiepunten kan worden volstaan met een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. De detentie van verdachte heeft daarom al te lang geduurd en de voorlopige hechtenis zal op grond van artikel 67a, derde lid, Wetboek van Strafvordering, moeten worden opgeheven.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte runde samen met de medeverdachte een professioneel opgezette hennepkwekerij in een flatwoning. Naast 648 hennepplanten in potten, was ook een zak met ongeveer 5,1 kilogram hennep aanwezig, afkomstig van een eerdere oogst. De elektriciteitsmeter was gemanipuleerd om op die manier buiten de meter om stroom af te kunnen nemen.
Softdrugs leveren een gevaar op voor de volksgezondheid. Bovendien veroorzaken de teelt, het gebruik en de handel van verdovende middelen overlast voor de omgeving. Door het telen van hennep in een woning kunnen gemakkelijk onveilige en brandgevaarlijke situaties ontstaan door de grote hoeveelheid aangebrachte apparatuur in een daarvoor niet geschikte ruimte en door - zoals ook in het onderhavige geval - de manipulatie van elektrische installaties.
Bij het bepalen van de op te leggen straf weegt de rechtbank sterk ten nadele van verdachte mee dat verdachte speciaal naar Nederland is gekomen om hier in de criminaliteit geld te verdienen. De hennepplantage was uiterst professioneel opgezet en ingericht en het heeft er alle schijn van dat verdachte en de medeverdachte niet zelfstandig hebben geopereerd maar dat achter deze hennepplantage internationaal opererende criminelen en/of een criminele organisatie schuilgaan. Dit soort criminaliteit heeft een ontwrichtende invloed op de Nederlandse samenleving. Het belang om hiertegen op te treden en personen met soortgelijke plannen te ontmoedigen is daarom bijzonder groot. Een taakstraf, zoals bepleit door de verdediging acht de rechtbank daarom niet passend. De rechtbank acht een forse gevangenisstraf op zijn plaats en zal de eis van de officier van justitie volgen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en J.W.P. van Heusden, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 december 2019.
[(...)]