ECLI:NL:RBAMS:2019:9735

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
13/659105-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens mishandeling en huisvredebreuk na onvoldoende bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van mishandeling en huisvredebreuk. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 18 februari 2017, waarbij verdachte samen met zijn vader naar de woning van aangever [persoon] ging, naar aanleiding van onvrede over de gedragingen van de aangever richting de moeder van verdachte. De officier van justitie stelde dat verdachte en zijn vader de aangever hadden mishandeld en zonder toestemming de woning waren binnengedrongen. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever niet voldoende werden ondersteund door ander bewijs. Er was geen forensisch bewijs dat de aangever letsel had opgelopen, en ook de verklaringen van getuigen boden onvoldoende steun voor de beschuldigingen. De rechtbank concludeerde dat de tenlastegelegde feiten niet bewezen konden worden, en sprak verdachte vrij van beide aanklachten. De uitspraak vond plaats op 26 november 2019, na een zitting op 12 november 2019, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging van verdachte in overweging nam. De rechtbank besloot tot vrijspraak, waarbij werd opgemerkt dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van mishandeling en huisvredebreuk.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/659105-17
Datum uitspraak: 26 november 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1].

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.M. Lobregt, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.M. Kuyp, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 februari 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [persoon] heeft mishandeld door (met een rol folie, althans een hard en/of stevig voorwerp) meermalen, althans eenmaal in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan en/of te stompen, waardoor voornoemde [persoon] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden
2.
hij op of omstreeks 18 februari 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de woning (gelegen aan de [adres 2]) bij [persoon], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s), in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen;

3.Vrijspraak

3.1
Standpunt officier van justitie
Uit feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat verdachte, uit onvrede over de treiterijen van aangever [persoon] richting zijn moeder, samen met zijn vader naar de woning van [persoon] is gegaan. Gezien de aard van het bij hem geconstateerde letsel en de omstandigheid dat zijn kapotte bril op de trap bij de woning van [persoon] is aangetroffen, is de verklaring van verdachte, dat die middag al eerder een conflict op straat had plaatsgevonden tussen hen beiden, niet aannemelijk. De verklaring van [persoon] dat hij door verdachte en zijn vader is mishandeld vindt ondersteuning in de verklaring van een buurman, die heeft gehoord dat twee mannen de trap op waren gegaan, dat er agressief op de deur van [persoon] werd gebonkt en dat er een gevecht gaande was. De deur van [persoon] bleek flink beschadigd en in de gang van zijn woning was het een ravage. Bewezen kan worden dat verdachte, samen met zijn vader, [persoon] heeft mishandeld. Nadat [persoon] uiteindelijk de deur had opengedaan, is de vader van verdachte zonder toestemming en tegen de wil van [persoon] de woning binnengegaan. Er is geen bewijs dat ook verdachte binnen is geweest. Hij zal daarom van de onder feit 2 ten laste gelegde huisvredebreuk moeten worden vrijgesproken.
Verdachte heeft zelf letsel opgelopen en het feit is inmiddels gedateerd. Daarom kan worden volstaan met schuldigverklaring zonder straf of maatregel.
3.2
Standpunt verdediging
Verdachte moet van beide feiten worden vrijgesproken. De verklaring van aangever dat hij door verdachte en diens vader is geslagen wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Forensisch bewijs ontbreekt, terwijl bij aangever geen letsel is geconstateerd. Evenmin is er ondersteunend bewijs voor de bewering van aangever dat verdachte de woning van aangever is binnengegaan. De door de politie geconstateerde bende in de hal was mogelijk al voor het gebeuren aanwezig.
3.3
Oordeel rechtbank
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte en zijn vader boos naar de woning van [persoon] zijn gegaan. Nadat de centrale toegangsdeur naar het trappenhuis was geopend zijn beide verdachten het trappenhuis ingegaan. De vader van verdachte heeft vervolgens hard op de deur van de woning van [persoon] gebonkt en tegen de deur getrapt. [persoon] heeft daarop zijn voordeur geopend. In zijn aangifte heeft [persoon] verklaard dat hij na het openen van de deur meteen een paar klappen in zijn gezicht kreeg en dat er een gevecht in de gang van zijn woning ontstond. In zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft hij gezegd dat beide mannen na het openen van de deur zijn woning zijn binnengegaan en dat zij hem op zijn hoofd begonnen te slaan met een paraplu en een stok. Toen hij op de grond lag is hij door hen geschopt. Als gevolg daarvan ging [persoon] ‘door het lint’ en raakte hij in een soort trance. Hij heeft zich verdedigd met een paraplu en hij heeft met een dweilstok naar de vader van verdachte uitgehaald. Verdachte en zijn vader ontkennen dat zij [persoon] hebben geslagen en dat zij zijn woning zijn binnengegaan.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [persoon] dat hij door de mannen is geslagen niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Een letselverklaring ontbreekt terwijl ook anderszins niet is gebleken dat bij [persoon] sporen van op hem uitgeoefend geweld zichtbaar waren of dat hij pijn zou hebben gehad. Evenmin is er forensisch bewijs op basis waarvan kan worden vastgesteld dat [persoon] met één van de in de hal aangetroffen voorwerpen is geslagen.
Het dossier bevat eveneens onvoldoende overtuigend bewijs voor het binnendringen van de woning door verdachte en zijn vader. De constatering van verbalisanten dat het in de hal van de woning van [persoon] een ravage was, acht de rechtbank daartoe onvoldoende.
De rechtbank acht daarom de ten laste gelegde feiten niet bewezen, en zal verdachte daarvan vrijspreken.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. C.C.M. Oude Hengel en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 november 2019.