ECLI:NL:RBAMS:2019:9732

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
13-050843-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van dochter door moeder

Op 12 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder, die beschuldigd werd van mishandeling van haar dochter. De zaak kwam ter terechtzitting naar aanleiding van een incident dat plaatsvond op 2 februari 2018, waarbij de moeder haar dochter bij de nek zou hebben vastgepakt en haar meermalen in het gezicht zou hebben geslagen. De officier van justitie, mr. C.J. Cnossen, vorderde bewezenverklaring van de mishandeling, maar de rechtbank oordeelde dat niet alle tenlastegelegde feiten bewezen konden worden. De rechtbank achtte bewezen dat de moeder haar dochter bij de nek heeft vastgepakt en haar tweemaal in het gezicht heeft geslagen, maar sprak haar vrij van de poging tot zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor het dichtknijpen van de keel van de dochter. De rechtbank nam in haar oordeel ook de alcoholproblematiek van de moeder mee, die op het moment van het voorval onder invloed was. De rechtbank oordeelde dat de feiten in een zorgelijke gezinssituatie plaatsvonden en dat de moeder sinds enkele maanden onder behandeling is bij de Jellinek. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren op, met een proeftijd van 2 jaren, en oordeelde dat de moeder strafbaar was voor de bewezen verklaarde mishandelingen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is op 12 november 2019 uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-050843-18
Datum uitspraak: 12 november 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres]

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. C.J. Cnossen, en van wat verdachte naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
zij op of omstreeks 2 februari 2018 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan haar kind, [persoon 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met de opzet die [persoon 1] bij haar keel/nek heeft vastgepakt en/of haar keel heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen en/of dichtgedrukt heeft gehouden;
subsidiair:
zij op of omstreeks 2 februari 2018 te Amsterdam haar kind, [persoon 1] , heeft mishandeld, door die [persoon 1] bij haar keel/nek vast te pakken en/of haar keel dicht te knijpen en/of te drukken en/of dichtgeknepen en/of dichtgedrukt te houden;
2
zij op of omstreeks 2 februari 2018 te Amsterdam haar kind, [persoon 1] , heeft mishandeld, door die [persoon 1] eenmaal of meermalen in tegen haar gezicht/hoofd te slaan of te stompen;

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte haar dochter [persoon 1] bij de nek heeft vastgepakt. Zij acht niet bewezen dat verdachte ook de nek van [persoon 1] heeft dichtgeknepen. Mogelijk is de verklaring van [persoon 1] op dit punt wat te zwaar aangezet. Verdachte zal daarom van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling moeten worden vrijgesproken. Het vastpakken bij de keel levert wel een mishandeling op zoals ten laste gelegd onder 1 subsidiair.
Daarnaast heeft verdachte haar dochter [persoon 1] tweemaal tegen het gezicht geslagen, zodat ook de onder 2 ten laste gelegde mishandeling kan worden bewezen verklaard.
3.2
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [persoon 1] haar een duw had gegeven omdat zij boos was over iets wat verdachte tegen haar jongste dochter [persoon 2] zou hebben gezegd. Verdachte was op dat moment dronken en kwam door de duw ten val. Toen zij opstond riep ze op boze toon iets naar [persoon 1] . [persoon 1] wilde zich in haar kamer opsluiten maar verdachte probeerde dit te verhinderen, waardoor het een duwen en trekken tussen hen werd. Verdachte kan zich niet herinneren of zij [persoon 1] daarbij heeft geslagen, maar het is mogelijk dat zij haar heeft geraakt.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de aangifte van [persoon 1] , het proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam getuige] en het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de verbalisanten [naam 1] en [naam 2] , bewezen dat verdachte haar dochter [persoon 1] bij de nek heeft vastgepakt en dat zij haar tweemaal tegen het gezicht heeft geslagen.
Blijkens de bevindingen van de verbalisanten die kort na het gebeuren ter plaatse waren, was verdachte zwaar onder invloed van alcohol en gedroeg zij zich agressief. Verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over wat er precies tussen haar en [persoon 1] is gebeurd. De rechtbank acht goed denkbaar dat haar herinnering door de alcohol is vervaagd of gekleurd. De aangifte van [persoon 1] vindt ondersteuning in de waarnemingen van de buurvrouw en in datgene wat [persoon 2] aan de buurvrouw heeft verteld over de aanleiding van het conflict.
De rechtbank acht het bewijs onvoldoende om als vaststaand aan te kunnen nemen dat verdachte ook de keel van [persoon 1] heeft dichtgeknepen. Bijpassend letsel, in de vorm van striemen of blauwe plekken in de hals van [persoon 1] , is niet waargenomen, terwijl er ook geen ander bewijs is dat de verklaring van [persoon 1] op dit punt ondersteunt. Verdachte zal daarom van het onder 1 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde mishandelingen van [persoon 1] .
Nu de bewezen verklaarde mishandelingen vlak na elkaar, in dezelfde gemoedstoestand en tegen hetzelfde slachtoffer zijn gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat de feiten in zodanig verband met elkaar staan, dat zij moeten worden beschouwd als één voortgezette handeling.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde:
op 2 februari 2018 te Amsterdam haar kind, [persoon 1] , heeft mishandeld, door die [persoon 1] bij haar nek vast te pakken;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
op 2 februari 2018 te Amsterdam haar kind, [persoon 1] , heeft mishandeld, door die [persoon 1] meermalen tegen haar gezicht te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 300,-, voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
7.2
Standpunt van verdachte
Verdachte heeft naar voren gebracht dat zij bang is dat zij als gevolg van een op te leggen straf geen Verklaring Omtrent Gedrag voor haar werk in de geestelijke gezondheidszorg meer kan krijgen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft haar dochter mishandeld door haar bij de keel vast te pakken en door haar tweemaal in het gezicht te slaan. Haar dochter heeft hierdoor pijn ondervonden. Bovendien zal de omstandigheid dat zij thuis door haar eigen moeder is mishandeld, haar veiligheidsgevoel in het gezin hebben aangetast. Uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting blijkt dat het niet om een eenmalige uit de hand gelopen gebeurtenis ging, maar dat sprake is van een al langer durende en nog steeds bestaande zorgelijke gezinssituatie.
De alcoholverslaving van verdachte is daarbij één van de ontwrichtende factoren. Zolang verdachte haar alcoholgebruik niet onder controle heeft, is de kans dat zij opnieuw in de fout gaat groot. Het is daarom positief dat verdachte sinds enkele maanden bij de Jellinek onder behandeling is.
Omdat de feiten inmiddels al wat ouder zijn, ziet de rechtbank niet de meerwaarde van een onvoorwaardelijk strafdeel. Wel acht zij een voorwaardelijke straf passend en geboden om verdachte ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan. Een voorwaardelijke geldboete, zoals gevorderd, acht de rechtbank voor huiselijk geweld echter niet wenselijk. In het licht van de hiervoor genoemde problematische gezinssituatie, acht de rechtbank bovendien een proeftijd van 1 jaar te kort.
Zij zal verdachte een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren opleggen, met een proeftijd van 2 jaren. Aldus komt de rechtbank tot een zwaardere straf dan gevorderd door de officier van justitie.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 56, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
De voortgezette handeling van mishandeling begaan tegen zijn kind.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan 20 (twintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 10 (tien) dagen.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. C.C.M. Oude Hengel en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 november 2019.
[...]