Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
- het proces-verbaal van de zitting van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, met zittingsplaats Amsterdam, van 30 oktober 2019, onder meer inhoudende het mondeling gedane verzoek tot wraking;
- het verweerschrift van de rechter, waaruit blijkt dat zij niet in de wraking berust.
1.De feiten
- verzoeker is als eiser betrokken in een procedure bij de rechtbank Den Haag, met zittingsplaats Amsterdam, aanhangig onder zaaknummers AWB 19/5176 (beroep) en AWB 19/5178 (voorlopige voorziening);
- verweerder in die zaak is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid;
- de procedure gaat over de aanvraag van een duurzaam verblijfsrecht in Nederland;
- de zaak is behandeld door de rechter. Uit het proces-verbaal van 30 oktober 2019 volgt onder meer het volgende:
Cursief toegevoegd door de wrakingskamer.
rechter): Referente heeft gewerkt bij [ ] en [ ]. Dat levert op dat eiser rechtmatig verblijf heeft gehad in 2011/2012 en in 2016/2017. Er is een zogenaamd gat tussen 1 januari 2012 en 1 augustus 2016. Voor dat ‘gat’ moet worden aangetoond dat de partner hier wel was. Hoofdverblijf is waar het centrum van je belangen ligt. Het adres waarnaar je steeds terugkeert. Dat komt uit het personen- en familierecht.
raadsman) Ik denk dat de Europese Commissie het in de Richtsnoeren breder trekt. Ik lees dat breder dan puur als er sprake is van een schijnrelatie. Wat is er gebeurd en wat is het bewijs? Er is een aanvraag ingediend. De beslissing is dat er op dit moment helemaal geen verblijfsrecht is. Er wordt dan een recht beperkt. Dan moet verweerder bewijzen dat de partner hier niet was.
gemachtigde staatssecretaris V en J)Eiser heeft een aanvraag ingediend voor duurzaam verblijf op grond van EU recht. Aan de vereisten is niet voldaan, omdat zijn partner hier niet verbleef.
rechter): Klopt. Het is een aanvraagsituatie, dan moet uw cliënt bewijzen dat hij aan de voorwaarden voldoet.
verzoeker): Sinds 2011 heb ik hier gewerkt. Ik werk non-stop. Toen mijn vrouw in Engeland was, was ze in verwachting. Ik was toen kostwinner. Ik heb gewerkt tot 2 juli 2019, toen was mijn sticker [een verblijfsaantekening overeenkomstig het beleid voor familieleden van EU onderdanen] verlopen. Ik heb geen inkomen op dit moment.
rechter): Waar leeft u dan van?
verzoeker): Soms heb ik zwart werk. En mijn vrienden helpen me.
rechter): En uw vrouw, kan die geen geld sturen?
verzoeker): Nee, -lacht- dat kan ze niet.
rechter): Ik kan er geen doekjes om winden. Haar aanwezigheid in de relevante periode is niet aangetoond, en ook niet aannemelijk gemaakt.”
2.Het verzoek en de gronden daarvan
3.Het standpunt van de rechter
4.De beoordeling van het verzoek
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de zaak met zaaknummers AWB 19/5176 (beroep) en AWB 19/5178 (voorlopige voorziening) wordt voortgezet in de stand waarin de procedure zich bevond ten tijde van indiening van het verzoek.