Op 10 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure, ingediend door een verzoeker die momenteel gedetineerd is. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters die betrokken waren bij een overleveringszaak, waarbij de verzoeker meende dat hij geen eerlijk proces had gekregen en dat er sprake was van partijdigheid. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek niet-ontvankelijk is verklaard, omdat er geen gronden zijn aangedragen die wijzen op vooringenomenheid van de rechters. De rechtbank heeft de procedure op 5 december 2019 behandeld, waarbij de rechters verweer hebben gevoerd tegen de beschuldigingen van de verzoeker. De wrakingskamer heeft de inhoud van het proces-verbaal van de zitting als uitgangspunt genomen en geconcludeerd dat de vragen en opmerkingen van de rechters niet duiden op vooringenomenheid. De beslissing om het aanhoudingsverzoek van de verzoeker af te wijzen werd niet als onbegrijpelijk of onjuist beschouwd. De wrakingskamer heeft benadrukt dat de procedure niet bedoeld is om onwelgevallige beslissingen aan te vechten, maar om de (schijn van) onpartijdigheid van de rechters te beoordelen. Uiteindelijk is het verzoek tot wraking afgewezen, en de procedure onder de betreffende parketnummers zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van indiening van het wrakingsverzoek.