RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/997061-17
PROCES-VERBAAL
TERECHTZITTING
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank, meervoudige strafkamer, op 14 februari 2019.
Tegenwoordig:
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. C.C.M. Oude Hengel en E. van den Brink, rechters
en mr. R. Stockmann, griffier.
Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. J. Plooij, officier van justitie.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, opgeroepen als:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “ [naam PI] te [plaats] ,
De raadslieden van verdachte, mr. I.N. Weski en mr. S. Splinter zijn niet ter terechtzitting verschenen.
De nabestaanden [naam nabestaande 1] en [naam nabestaande 2] zijn eveneens niet ter terechtzitting verschenen, evenmin als hun raadsman mr. R.A. Korver.
De rechtbank hervat het onderzoek in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de schorsing ter terechtzitting van 29 januari 2019.
De voorzitter deelt de beslissingen van de rechtbank op de onderzoekswensen van de verdediging en de verzoeken van de nabestaanden, zoals aangevoerd op de regiezitting van 29 januari 2019, mee. Deze houden samengevat het volgende in:
- Data Ennetcom
o Over de stukken onder a, c en g hoeft de rechtbank geen beslissing meer te nemen, omdat deze stukken inmiddels aan het procesdossier zijn toegevoegd.
o De rechtbank gaat er vanuit dat alle stukken zoals bedoeld onder f zich in het procesdossier bevinden.
o De stukken onder b, d en e acht de rechtbank redelijkerwijs niet van belang voor de verdediging om de rechtmatigheid van de verkrijging en het gebruik van de gegevens van de Ennetcomserver en de betrouwbaarheid van deze gegevens te betwisten. Het verzoek tot verstrekking van deze stukken wordt daarom afgewezen.
- Delen informatie uit Tandem ten behoeve van onderzoek Marsman
o De officier van justitie heeft tijdens de regiezitting van 29 januari 2019 de benodigde verantwoording afgelegd over het contact tussen de onderzoeksteams Tandem en Marsman over de relevante Ennetdom-data.
o De officier van justitie is voldoende tegemoetgekomen aan het verzoek van de verdediging om verstrekking van gegevens die vanuit andere opsporingsonderzoeken zijn gedeeld met het onderzoeksteam Marsman.
o Het verzoek tot verstrekking van alle berichten en onderliggende extractierapporten van de gekraakte telefoons wordt toegewezen met betrekking tot de ‘gekraakte’ telefoon van [naam 1] .
o De rechtbank biedt de verdediging in het kader van de behandeling van de huidige strafzaak MarsmanII opnieuw de mogelijkheid om de TandemII dataset uit te laten breiden met andere berichten vanuit de Ennetcom-data door daarvoor zoektermen door de rechter-commissaris te laten goedkeuren. Het verzoek tot verstrekking van alle Ennetcom-data wordt afgewezen.
o Het verzoek tot verstrekking van alle PGPsafe-data wordt afgewezen.
- Analyse zendmastgegevens
o Nu de verdediging, blijkens een e-mail bericht van de officier van justitie van 1 februari 2019, de gevraagde analyse verstrekt zal krijgen, gaat de rechtbank ervan uit dat voldoende aan de wens van de verdediging tegemoet zal worden gekomen, zodat de rechtbank hierover geen beslissing hoeft te nemen.
o Wat betreft de identificerende processen-verbaal verwijst de rechtbank naar de pagina’s 796, 834 en 360 van het dossier MarsmanI.
o Het verzoek tot verstrekking van alle onderliggende stukken van de zendmastgegevens wordt afgewezen, omdat het verzoek te algemeen is geformuleerd.
- TCI informatie
o Het verzoek tot nader onderzoek naar de bronnen van de TCI-informatie wordt afgewezen.
- Ruisbericht Vlinderscrime
o De officier van justitie heeft tijdens de regiezitting van 29 januari 2019 de benodigde verantwoording afgelegd. Het verzoek om de officier van justitie op te dragen schriftelijke verantwoording af te laten leggen wordt afgewezen.
- Alternatieve scenario’s
o De officier van justitie heeft tijdens de regiezitting van 29 januari 2019 de benodigde verantwoording afgelegd ten aanzien van de conclusies over het onderzoek naar de alternatieve scenario’s. Het verzoek om de officier van justitie op te dragen schriftelijke verantwoording af te laten leggen wordt afgewezen.
o Door inzage in het persoonsdossier van het slachtoffer uit het Nationaal Archief wordt voldoende tegemoet gekomen aan het verzoek van de verdediging. Het persoonsdossier maakt geen onderdeel van het procesdossier uit, zodat geen recht op een afschrift daarvan aan de verdediging toekomt. Het verzoek tot het verstrekken van een kopie wordt afgewezen.
o Het is niet aannemelijk dat uit de berichtgeving in de Iraanse media relevante informatie in belastende dan wel ontlastende zin ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde zal blijken. De verdediging heeft ook geen concrete argumenten aangevoerd waarom dit wel het geval zou zijn. De verdediging is niet in haar belang geschaad als hier geen nader onderzoek naar wordt gedaan. Het verzoek wordt afgewezen.
o Door inzage in het e-mailbericht wordt voldoende tegemoet gekomen aan het verzoek van de verdediging. Het is niet aannemelijk dat uit de e-mailberichten die zouden zijn verstuurd aan de zoon en de neef van het slachtoffer relevante informatie in belastende dan wel ontlastende zin ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde zal blijken. De verdediging heeft ook geen concrete argumenten aangevoerd waarom dit wel het geval zou zijn. De verdediging is niet in haar belang geschaad als hier geen nader onderzoek naar wordt gedaan. Het verzoek wordt afgewezen.
o Het verzoek tot verstrekking van de door getuige [naam getuige 1] genoemde documenten mist feitelijke grondslag en wordt daarom afgewezen. Het is niet aannemelijk dat uit de documenten relevante informatie in belastende dan wel ontlastende zin ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde zal blijken. De verdediging heeft ook geen concrete argumenten aangevoerd waarom dit wel het geval zou zijn. De verdediging is niet in haar belang geschaad als hier geen nader onderzoek naar wordt gedaan. Het verzoek wordt afgewezen.
o De rechtbank geeft de officier van justitie de opdracht om aan de Landelijk officier van justitie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten de volgende vraag te stellen:
Beschikken de AIVD of MIVD over informatie over personen die direct of indirect betrokken zijn geweest bij de liquidatie van het slachtoffer op 15 december 2015 in Almere of over informatie die aanknopingspunten biedt voor de identificatie van betrokken personen?
Mocht hierover informatie beschikbaar zijn, dan dient deze informatie verstrekt te worden ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte, tenzij een wettelijke weigeringsgrond zich tegen het verstrekken van deze informatie verzet. De rechtbank geeft de officier van justitie de opdracht om de bevindingen omtrent het voorgaande schriftelijk vast te leggen.
- OVC [naam 1]
o Het verzoek van de verdediging om de officier van justitie op te dragen een proces-verbaal op te maken, waarin wordt aangegeven welk technisch hulpmiddel is ingezet en waarom dit specifieke middel op die wijze is ingezet, wordt afgewezen. De rechtbank zal de rechter-commissaris wel opdracht geven om een aanvullend proces-verbaal op te maken over de vraag of hij voorafgaand aan het afgeven van zijn machtigingen volledig geïnformeerd was over de aard en wijze van toepassing van het technisch hulpmiddel.
o Aan het verzoek van de verdediging tot verstrekking van een kopie van de OVC-gesprekken is voldaan.
o De verdediging krijgt tot twee weken na deze beslissing (tot en met 28 februari 2019) de tijd om bij de rechter-commissaris aan te geven welke passages van de OVC-gesprekken zij door (een) door de rechter-commissaris benoemde vertaler(s) wil laten vertalen naar de Nederlandse taal. De raadsvrouw moet daarbij gemotiveerd aangeven waarom die passages in belastende of ontlastende zin van belang kunnen zijn voor de beoordeling van onderhavige strafzaak. De rechter-commissaris beslist vervolgens of er inderdaad een verdedigingsbelang is. De rechtbank verzoekt de rechter-commissaris om de vertalers die hij inschakelt de opdracht te geven om de te vertalen passages zowel schriftelijk uit te werken in de oorspronkelijk gesproken taal (waarbij steeds moet worden aangegeven om welke taal het gaat) als in de Nederlandse taal.
- Getuigen
o Het verzoek tot het horen van de getuigen [naam getuige 2] en [naam getuige 3] wordt toegewezen, waarbij de rechter-commissaris de opdracht wordt gegeven om bij de raadslieden van de getuigen te informeren of de getuigen thans wel inhoudelijk willen antwoorden op vragen betreffende communicatie in relatie tot de identificatie van verdachte. In het ontkennende geval zou door de rechter-commissaris van het (opnieuw) verhoren van de getuigen kunnen worden afgezien.
o Het verzoek tot het horen van de getuigen [naam getuige 1] , [naam getuige 4] en [naam getuige 5] wordt afgewezen.
- Nieuwe regiezitting
o De zaak wordt (beperkt) open naar de rechter-commissaris verwezen. De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding voor een extra regiezitting.
- Verzoeken nabestaanden
o Er wordt voldoende tegemoet gekomen aan de belangen van de nabestaanden door hen door de politie op de hoogte te laten brengen van de inhoud van het persoonsdossier van het slachtoffer uit het Nationaal Archief. Het verzoek tot inzage in het persoonsdossier van het slachtoffer wordt afgewezen.
o De uitoefening van het spreekrecht van de nabestaanden over de gevolgen die de gebeurtenis voor hen heeft gehad en eventueel de strafmaat zal kunnen plaatsvinden voorafgaand aan het requisitoir van de officier van justitie. De nabestaanden kunnen op dit moment ook indien gewenst hun vorderingen benadeelde partij toelichten en vragen beantwoorden of laten toelichten en beantwoorden door hun raadsman. Aan de raadsman van de nabestaanden wordt enkel de gelegenheid geboden om het woord te voeren over de bewijsvraag en de strafmaat na het requisitoir van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De raadsman kan op dat moment tevens ingaan op de standpunten van de officier van justitie en de verdediging ten aanzien van de ingediende vorderingen. De officier van justitie en de verdediging kunnen hierop vervolgens reageren in re- en dupliek, waarna verdachte het recht op het laatste woord heeft.
Een volledige motivering van de beslissingen is als bijlage aan dit proces-verbaal gehecht.
Vervolgens deelt de voorzitter als beslissing van de rechtbank mee dat het onderzoek wordt geschorst tot de terechtzitting van
14 mei 2019 om 10.00 uur, wegens de klemmende reden dat het zittingsrooster van de rechtbank thans zodanig is bezet, dat het stellen van de termijn van de schorsing op niet meer dan één maand niet mogelijk is en het de verwachting is dat het onderzoek niet eerder gereed is.
De zaak wordt (beperkt) open naar de rechter-commissaris verwezen. Onderzoekswensen ten aanzien van het kort voor de regiezitting verstrekte BOB-dossier MarsmanI en ten aanzien van na de regiezitting nieuw verstrekte of ter inzage geboden stukken, kan de verdediging aan de rechter-commissaris voorleggen. De rechtbank is van oordeel dat de verdediging voldoende tijd heeft gehad om onderzoekswensen ten aanzien van de reeds langer beschikbare (proces)stukken te formuleren. Voor zover de verdediging met betrekking tot deze reeds langer beschikbare stukken nieuwe onderzoekswensen heeft, zal een strenger criterium, te weten het noodzaakcriterium, worden toegepast.
De voorzitter beveelt de oproeping van verdachte tegen voornoemd tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadslieden.
De voorzitter beveelt dat de nabestaanden de dag en het tijdstip van de volgende zitting schriftelijk wordt meegedeeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
Beslissingen op de onderzoekswensen van de verdediging
De rechtbank stelt bij de beoordeling van de verzoeken van de verdediging het volgende voorop.
Op grond van het bepaalde in artikel 149a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is de officier van justitie verantwoordelijk voor de samenstelling van de processtukken. Tot die processtukken behoren alle stukken die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor enige door de rechtbank in de strafzaak van verdachte te geven beslissing, zowel in ontlastende als in belastende zin. De rechter kan hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de verdediging dan wel op vordering van het Openbaar Ministerie alsnog de toevoeging aan het dossier van bepaalde stukken gelasten op grond van voornoemd relevantiecriterium.
Gelet op de hiervoor genoemde wettelijke verantwoordelijkheid van de officier van justitie voor de samenstelling van het procesdossier gaat de rechtbank, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, ervan uit dat de officier van justitie overeenkomstig deze wettelijke verantwoordelijkheid heeft gehandeld en relevante stukken voor de beoordeling van de strafzaak (in belastende en ontlastende zin) aan het procesdossier heeft toegevoegd.
De verzoeken van de verdediging moeten beoordeeld worden op grond van de Nederlandse wet- en regelgevingalsmede tegen de achtergrond van het recht op een eerlijk proces, zoals neergelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna EVRM). Zowel op grond van de Nederlandse wet- en regelgeving als op grond van het recht op een eerlijk proces en het daarvan deel uitmakende beginsel van “equality of arms” heeft de verdediging het recht kennis te nemen van niet tot de procestukken behorende documenten, indien dit noodzakelijk is om de betrouwbaarheid of rechtmatigheid van enig bewijsmiddel aan te vechten. De verdediging dient in de gelegenheid te worden gesteld om toegepaste methoden van opsporing en resultaten van dat onderzoek te betwisten. Op de rechter rust de verplichting erop toe te zien dat aan deze rechten van de verdediging gedurende de berechting wordt voldaan. Aan deze rechten van de verdediging is over het algemeen tegemoet gekomen als de verdediging over de informatie beschikt die redelijkerwijs relevant kan worden geacht voor de hiervoor bedoelde betwisting.
Anders dan de verdediging lijkt te veronderstellen, vloeit noch uit de Nederlandse wet- en regelgeving noch uit artikel 6 EVRM het recht voort dat de verdachte aanspraak kan maken op kennisneming van alle informatie die als resultaat van opsporing is verkregen. Er kunnen grenzen worden gesteld aan de omvang en indringendheid van de controle door de verdediging van opsporingsactiviteiten en aan de mate waarin van gerelateerde opsporingsactiviteiten nader verslag dient te worden gedaan. Anders gezegd, het recht van de verdachte om in de gelegenheid te worden gesteld om methoden en resultaten van onderzoek te betwisten, valt niet samen met een ongeclausuleerd recht om deze te controleren.
Ten aanzien van stukken waarvan niet zonder meer duidelijk is dat de verdediging er belang bij heeft om daarvan kennis te nemen, ligt het op de weg van de verdediging om met concrete argumenten te komen waarom de verzochte stukken redelijkerwijs relevant kunnen zijn voor haar betwisting.
Het recht op kennisneming van stukken die redelijkerwijs van belang kunnen worden geacht voor de betwisting door de verdediging, houdt in dat de verdediging het recht heeft deze stukken in te zien. Er is geen wettelijk recht op een afschrift van deze stukken. Het recht op een afschrift van stukken (artikel 32 Sv) beperkt zich tot stukken die als processtukken zijn aangemerkt. Dit neemt niet weg dat de officier van justitie de verdediging uit praktische overwegingen een afschrift van de stukken kan verstrekken.
De rechtbank zal nu ingaan op de onderzoekswensen van de verdediging. De rechtbank houdt daarbij dezelfde kopjes aan als de verdediging in haar pleitaantekeningen heeft gedaan.