In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 december 2019 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de directrice van de rechtbank van eerste aanleg te Kleve, Duitsland. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft en wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 21 november 2019, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om over de verzochte overlevering te beslissen. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit dat naar Duits recht strafbaar is en dat het feit op de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, mits er garanties zijn dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland zal ondergaan, mocht hij in Duitsland worden veroordeeld.
De rechtbank heeft de argumenten van de officier van justitie en de raadsvrouw afgewogen en geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen juridische belemmeringen zijn voor de overlevering.