ECLI:NL:RBAMS:2019:9681

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
13/751819-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot georganiseerde diefstal en plofkraken

Op 5 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Local Court of Karlsruhe in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 4 oktober 2019 en betreft strafbare feiten die zijn gepleegd in Duitsland, waaronder georganiseerde of gewapende diefstal. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko, heeft zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit en is gedetineerd in Nederland.

De behandeling van de vordering vond plaats op 21 november 2019, waarbij de opgeëiste persoon afstand deed van zijn recht om aanwezig te zijn. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om voldoende tijd te hebben voor de beoordeling van de overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.

De rechtbank heeft de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld en geconcludeerd dat deze voldoende is. De rechtbank heeft ook overwogen dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. De officier van justitie heeft verzocht om af te zien van de weigeringsgrond die normaal gesproken van toepassing zou zijn, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de argumenten van de officier van justitie gerechtvaardigd zijn. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751819-19
RK nummer: 19/5712
Datum uitspraak:5 december 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 oktober 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 juli 2019 door
the Local Court of Karlsruhe(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum]
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in de [detentieplaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 november 2019.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie,
mr. C. Mc. Givern en de gemachtigde raadsman van de opgeëiste persoon, mr. N. Bertrand, advocaat te Amsterdam. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn ter zitting.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een op 17 juni 2019 door
the Local Court of Karlsruheuitgevaardigd arrest warrant, met nummer 31 Gs 443/19.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
Georganiseerde of gewapende diefstal
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
The Chief Public Prosecutor in Karlsruheheeft op 14 november 2019 de volgende garantie gegeven:
" (…) pursuant to Sect. 5 (3) of the Council Framework Decision on the European arrest warrant and surrender procedures between member states (2002/584/JI), dated 13 June 2002, it is assured that the accused [opgeëiste persoon] , born on [geboortedatum] in [geboorteplaats] , Morocco, shall be, in case of a final conviction to imprisonment in the Federal Republic of Germany, the enforcement of which is not suspended, and following a hearing in accordance with the law, surrendered to the Netherlands in order to serve his prison sentence."
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
en
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

7. Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW

Het EAB heeft betrekking op strafbare feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In die situatie staat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW de overlevering niet toe.
Met een beroep op artikel 13, tweede lid, OLW heeft de officier van justitie gevorderd dat wordt afgezien van deze weigeringsgrond. Uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling behoort overlevering aan de Duitse autoriteiten plaats te vinden.
De volgende argumenten zijn aangevoerd:
- door de plofkraken is de Duitse rechtsorde geschaad;
- de bewijsconcentratie is in Duitsland;
- de medeverdachten worden ook in Duitsland vervolgd;
- het onderzoek is al in Duitsland aangevangen.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten heeft de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid tot zijn vordering kunnen komen. Daarom moet van bedoelde weigeringsgrond worden afgezien.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47, 157 en 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Local Court of Karlsruhe(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en N.M. van Waterschoot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 december 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.