Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
mr. J.J.M. Asbroek, verschenen.
Rechtbank Amsterdam
In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 7 november 2019, wordt het klaagschrift van klager behandeld, dat is ingediend op 26 juli 2019. Klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. R.H. Wormhoudt, verzoekt om teruggave van inbeslaggenomen goederen, waaronder mobiele telefoons en USB-sticks, die zijn in beslag genomen tijdens een doorzoeking op 24 januari 2019 in Amsterdam. Deze inbeslagname vond plaats in het kader van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) dat door Duitsland was uitgevaardigd in verband met strafrechtelijke verdenkingen tegen klager. De rechtbank oordeelt dat klager ontvankelijk is in zijn klaagschrift, omdat het Openbaar Ministerie niet kan aantonen dat klager op de hoogte was van de inbeslagname. De officier van justitie heeft aangegeven geen zeggenschap meer te hebben over de inbeslaggenomen goederen, die zich in Duitsland bevinden. De rechtbank besluit het onderzoek te heropenen en de behandeling van het klaagschrift aan te houden, zodat de officier van justitie kan nagaan of de Duitse autoriteiten nog steeds belang hebben bij de inbeslaggenomen goederen. De rechtbank beveelt de oproeping van klager voor een nader te bepalen datum.