ECLI:NL:RBAMS:2019:9670

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
19/4460
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake klaagschrift ex artikel 552a Sv betreffende inbeslaggenomen goederen in het kader van een Europees Onderzoeksbevel

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 7 november 2019, wordt het klaagschrift van klager behandeld, dat is ingediend op 26 juli 2019. Klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. R.H. Wormhoudt, verzoekt om teruggave van inbeslaggenomen goederen, waaronder mobiele telefoons en USB-sticks, die zijn in beslag genomen tijdens een doorzoeking op 24 januari 2019 in Amsterdam. Deze inbeslagname vond plaats in het kader van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) dat door Duitsland was uitgevaardigd in verband met strafrechtelijke verdenkingen tegen klager. De rechtbank oordeelt dat klager ontvankelijk is in zijn klaagschrift, omdat het Openbaar Ministerie niet kan aantonen dat klager op de hoogte was van de inbeslagname. De officier van justitie heeft aangegeven geen zeggenschap meer te hebben over de inbeslaggenomen goederen, die zich in Duitsland bevinden. De rechtbank besluit het onderzoek te heropenen en de behandeling van het klaagschrift aan te houden, zodat de officier van justitie kan nagaan of de Duitse autoriteiten nog steeds belang hebben bij de inbeslaggenomen goederen. De rechtbank beveelt de oproeping van klager voor een nader te bepalen datum.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

RK nummer: 19/4460
TUSSENBESCHIKKING
op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1972,
te dezen woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. R.H. Wormhoudt, [adres]
klager, tevens beslagene,
hierna te noemen: klager.

1.Procesgang

Het klaagschrift is op 26 juli 2019 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank door de bepaaldelijk gevolmachtigde van de klager.
De behandeling van het klaagschrift heeft op 24 oktober 2019 plaatsgevonden. Klager en zijn raadsman mr. R.H. Wormhoudt zijn verschenen. Namens het Openbaar Ministerie is
mr. J.J.M. Asbroek, verschenen.

2.Ontvankelijkheid van het klaagschrift

De raadsman heeft aangevoerd dat klager ontvankelijk moet worden verklaard in zijn klaagschrift aangezien klager stelt de kennisgeving inbeslagname van 1 februari 2019 niet te hebben ontvangen en er dus niet van op de hoogte is geweest dat hij binnen twee weken na ontvangst van de kennisgeving een klaagschrift moest indienen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de hierboven bedoelde brief aan klager per gewone post is verzonden. Nu het Openbaar Ministerie niet kan aantonen dat de brief is verzonden aan klager stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat klager ontvankelijk moet worden verklaard in het klaagschrift.
In artikel 5.4.10, eerste lid, Sv staat het volgende vermeld.
De betrokkene bij wie in het kader van uitvoering van een Europees onderzoeksbevel voorwerpen in beslag zijn genomen danwel gegevens zijn gevorderd, of bij wie gegevens zijn vastgelegd tijdens een doorzoeking of onderzoek in een geautomatiseerd werk, aan wie een vordering medewerking te verlenen aan het ontsleutelen van gegevens is gedaan, of die een vordering heeft ontvangen om gegevens te bewaren en beschikbaar te houden, alsmede de betrokkene bij wie ontoegankelijk making van gegevens, aangetroffen in een geautomatiseerd werk, als bedoeld in artikel 125o, heeft plaatsgevonden, wordt, indien de geheimhouding van het onderzoek daardoor niet in het gedrang komt, in kennis gesteld van zijn bevoegdheid om binnen veertien dagen na kennisgeving een klaagschrift ingevolge artikel 552a in te dienen bij de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat nu er door het Openbaar Ministerie geen stukken zijn overhandigd die bevestigen dat klager de kennisgeving van inbeslagname heeft ontvangen, klager in zijn klaagschrift ontvankelijk moet worden verklaard.

3.Inhoud van het klaagschrift en standpunt klager

Het klaagschrift strekt tot teruggave van de onder klager bij de doorzoeking op 24 januari 2019 te Amsterdam, ter uitvoering van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) uit Duitsland met dossiernummer 214 AR 46/19, inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- Een mobiele telefoon (zwart) van het merk Apple, type Iphone (Code 123321).
- Een mobiele telefoon (zwart) met beschermhoesje van het merk Samsung, type S7 (code

DE0050).

- Een mobiele telefoon van het merk Samsung (barst in het scherm en geen batterij).
- Een mobiele telefoon van het merk Wynncom, rood van kleur.
- Een mobiele telefoon van het merk Telme, blauw van kleur.
- Een USB-stick van het merk Toshiba.
- Een USB-stick van het merk KBA Nijmegen.
- Een USB-stick van het merk A data.
- Een Tom Tom zonder SD kaart.
De raadsman heeft in het klaagschrift betoogd dat klager als eigenaar door het beslag niet meer in staat is gebruik te maken van deze goederen terwijl hiervoor geen rechtvaardiging meer bestaat. In aanvulling op het klaagschrift heeft de raadsman aangevoerd dat klager graag wil weten wat er met de inbeslaggenomen goederen is gebeurd en of deze aan hem terug kunnen worden gegeven.

4.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat zij geen zeggenschap meer heeft over de zich in Duitsland bevindende inbeslaggenomen goederen en deze niet terug kan geven aan klager. Zij heeft niet aan de Duitse autoriteit gevraagd of deze inbeslaggenomen goederen ter beschikking van de Duitse autoriteit blijven.

5.Heropening van het onderzoek

De voorwerpen zijn inbeslaggenomen in verband met een strafrechtelijk onderzoek tegen bovengenoemde persoon in Duitsland ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan de feiten zoals in het EOB omschreven. In het EOB wordt klager omschreven als beschuldigde. De beschuldigde zou tenminste één semi-automatisch pistool hebben gekocht en deze naar Nederland hebben gebracht. Bij de uitvoering van het EOB is het Nederlands recht van toepassing. De beoordeling van het klaagschrift dient plaats te vinden op de voet van artikel 522a Sv.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de strafbare feiten aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage D bij richtlijn 2014/41/EU. Volgens de in rubriek g) van het EOB vermelde gegegens is op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf van tenminste drie jaren gesteld.
In deze procedure dient de rechtbank te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee, of klager redelijkerwijs als rechthebbende op de inbeslaggenomen goederen kan worden aangemerkt.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor - in dit geval - artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt.
In dit geval is sprake van voorwerpen die volgens het bij het EOB begeleidend schrijven van de Duitse autoriteit van 10 januari 2019 dienen om de waarheid aan de dag te brengen.
In het dossier bevindt zich geen bericht van de Duitse autoriteit of zij nog steeds wenst te beschikken over de hiervoor vermelde inbeslaggenomen voorwerpen die van belang worden geacht in het kader van het onderzoek in de strafzaak waarvan de verdenking is omschreven in onderdeel G) van het EOB. De officier van justitie heeft ter zitting geen standpunt ingenomen met betrekking tot de vraag of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding het onderzoek in deze zaak te heropenen en de behandeling van het klaagschrift aan te houden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen bij de Duitse autoriteit na te gaan of de overgedragen inbeslaggenomen goederen nog van belang zijn in het kader van de waarheidsvinding en zo nee of de goederen kunnen worden teruggegeven aan klager.

6.Beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing:
HEROPENT EN SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de Duitse autoriteit de volgende vragen voor te leggen:
 zijn de in Nederland inbeslaggenomen en aan Duitsland overgedragen goederen nog van belang voor de waarheidsvinding?
 zo nee, kunnen de overgedragen inbeslaggenomen goederen aan klager worden teruggegeven?
BEVEELTde oproeping van klager tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman.
Deze beslissing is op 7 november 2019 gegeven en uitgesproken door
mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzitter,
mrs. N.M. van Waterschoot en M.J. Alink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klagers beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.