ECLI:NL:RBAMS:2019:9628

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
8064967 CV EXPL 19-20143 def
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de dagvaarding en onderbouwing van de vordering in een consumenten kredietovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vennootschap American Express Europe S.A. en een consument. De eisende partij, American Express, had de gedaagde partij, die niet verschenen was, gedagvaard om een bedrag van € 5.765,04 te betalen, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde partij had niet tijdig gereageerd op de dagvaarding, waardoor verstek werd verleend. De procedure begon met een dagvaarding op 6 september 2019, waarin American Express stelde dat de gedaagde partij een American Express Charge Card had aangevraagd en ontvangen, en dat de gedaagde partij de verschuldigde bedragen niet had betaald.

De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van artikel 111 lid 2 onder d Rv en artikel 21 Rv, omdat de eis en de gronden daarvan niet volledig en naar waarheid waren vermeld. De eisende partij had niet voldoende onderbouwd dat de kosten die aan de vordering ten grondslag lagen, onbetekenend waren. De kantonrechter merkte op dat de door American Express overgelegde documenten, waaronder de algemene voorwaarden en de maandafrekeningen, niet voldoende bewijs boden voor de gestelde vordering. Bovendien ontbrak essentiële informatie over de totstandkoming van de overeenkomst en de financiële positie van de gedaagde partij.

Uiteindelijk werd de vordering van American Express afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De kantonrechter besliste dat de eisende partij in de proceskosten van de gedaagde partij werd veroordeeld, die tot op dat moment op nihil werden begroot. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige onderbouwing van vorderingen in consumentenkredietzaken, vooral met betrekking tot de informatieplicht van de kredietverstrekker.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8064967 CV EXPL 19-20143
vonnis van: 13 december 2019
fno.: 393

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de vennootschap naar buitenlands recht American Express Europe S.A.

gevestigd te Madrid
eisende partij
gemachtigde: Van der Hoeden/Mulder, gerechtsdeurwaarders
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
niet verschenen

Verloop van de procedureBij exploot van dagvaarding van 6 september 2019 heeft eisende partij gevorderd dat gedaagde partij zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.765,04 met nevenvordering(en), één en ander zoals in de dagvaarding nader omschreven.

Gedaagde partij heeft niet (tijdig) geantwoord en evenmin uitstel gevraagd, zodat tegen deze verstek is verleend.
Gedaagde partij is consument, althans wordt vermoed consument te zijn.
Bij tussenvonnis van 25 oktober2019 is eisende partij in de gelegenheid gesteld om het bijgevoegde informatieformulier in te vullen, dit ingevulde formulier en de daarin aangegeven stukken in het geding te brengen en een kopie hiervan aan gedaagde partij te sturen met de mededeling dat deze hierop kan reageren.
Eisende partij heeft op 22 november 2019 een akte ingediend.
Gedaagde partij heeft niet gereageerd.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissingEisende partij vordert betaling van € 5.765,04 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten.

Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
Daaraan voldoet de dagvaarding niet.
Eisende partij stelt bij dagvaarding slechts – kort weergegeven - het volgende. Gedaagde partij heeft een American Express Charge Card bij eisende partij aangevraagd en ontvangen. Op de overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. Eisende partij dient de op de maandafrekening vermelde transacties binnen 30 dagen aan eisende partij te betalen en zij berekent geen kredietvergoeding of rente over de met de card gedane uitgaven. Volgens eisende partij is daarom op grond van artikel 7:58 lid 2 sub e BW titel 2A van Boek 7 niet van toepassing is op onderhavige overeenkomst. Als gedaagde partij het verschuldigde bedrag niet tijdig heeft betaald, is zij boete(s) verschuldigd, zo stelt eisende partij. Deze bedongen boetes zijn niet oneerlijk in de zin van de Richtlijn 93/13. Eisende partij maakt daar echter, gelet op de uiteenlopende jurisprudentie met betrekking tot deze boetes, geen aanspraak op. Gedaagde partij heeft de met de Card gedane transacties over de periode van 23 augustus 2018 tot en met 23 februari 2019 ondanks, herhaalde aanmaning, onbetaald gelaten. Eisende partij legt als productie een kopie van een document genaamd “overeenkomst voor de American Express Consumenten kaarthouders”, maand-afrekeningen, aanmaningen en een kopie van de “14 dagen brief” over.
Bij dagvaarding is niet gesteld of gebleken wanneer en op welke wijze de aan de vordering ten grondslag liggende overeenkomst tot stand is gekomen.
Het door eisende overgelegde document genaamd “overeenkomst voor de American Express Consumenten kaarthouders” waar eisende partij in haar dagvaarding naar verwijst, bestaat uit 2 delen. Deel 1 “
belangrijke informatie over uw overeenkomst” is een set algemene voorwaarden en in deel 2: “
Hoe uw American Express Rekening werkt.” Dit deel bevat algemene informatie met betrekking tot het gebruik van de kaart, bepalingen met betrekking diefstal, verlies of misbruik, het verwerken van betalingen, annulering en schorsing van de rekening. Uit deze productie, die alleen algemene gestandaardiseerde teksten bevat, zonder gegevens van gedaagde partij, kan zonder toelichting, die ontbreekt , niet worden afgeleid dat dit de tussen partijen gesloten overeenkomst betreft. Bovendien is dit document gedateerd op maart 2019, terwijl een deel van de vordering is gebaseerd op onbetaald gelaten maand afrekeningen vanaf september 2018. Voorts is niet gesteld of gebleken of en zo ja welk bestedingslimiet met gedaagde partij is overeengekomen.
Uit de stellingen van eisende partij maakt de kantonrechter op dat zij zich op het standpunt stelt dat de onderhavige overeenkomst is aan te merken als een kredietovereenkomst zonder rente of kosten, die binnen een termijn van drie maanden moet worden afgelost en slechts onbetekenende kosten worden aangerekend. Op grond van deze stellingen van eisende partij is naar het oordeel van de kantonrechter nog niet komen vast te staan dat de bepalingen van titel 2A van Boek 7 BW niet op de onderhavige overeenkomst van toepassing zijn. Door enkel te stellen dat eisende partij geen kredietvergoeding of rente over de met de card gedane uitgaven in rekening brengt en dat zij geen beroep doet op de door haar bedongen boetes, is naar het oordeel van de kantonrechter nog niet komen vast te staan dat er geen, althans onbetekenende, kosten in rekening zijn gebracht. Immers, ook deze bedongen niet nakomingskosten maken in beginsel deel uit van de totale kosten van het krediet (Richtlijn consumentenkrediet 2008/48, artikel 3 onder g en rechtbank Rotterdam 2 juli 2015
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2015:4569). Eisende partij heeft niet toegelicht en ook is niet gebleken dat deze kosten slechts een zeer klein percentage van het krediet op jaarbasis bedragen. Voorts blijkt uit de algemene voorwaarden dat eisende partij naast de bedongen boetes nog andere kosten heeft bedongen, waaronder een lidmaatschapsbijdrage, inschrijvingsvergoeding en incassokosten.
Tot slot is niet gesteld of gebleken of en zo ja op welke wijze eisende partij ter bescherming van te hoge risico’s bij het aangaan van deze overeenkomst de financiële positie van gedaagde partij heeft onderzocht.
Nu deze, voor de beoordeling van de onderhavige vordering essentiële informatie ontbreekt, is eisende partij in de gelegenheid gesteld haar vordering alsnog te onderbouwen met alle voor de beslissing van belang zijnde feiten door invulling van de vragen van het formulier, waar nodig de vragen toe te lichten en de daarin aangegeven stukken in het geding te brengen.
Eisende partij heeft bij akte het door haar ingevulde informatieformulier overgelegd en als bijlage een toelichting bij het informatieformulier overgelegd. Deze toelichting luidt - kort weergegeven - puntsgewijs per vraag van het formulier:
Spreekt voor zich. Lees de dagvaarding!Eisende partij verwijst naar enkele producties, waaronder een printscreen van een pagina van de website van American Express, waarop staat:
uw aanvraag is bijna afgerond! Hieronder vindt u de overeenkomst voor American Expresshouders. Deze kunt u rustig doorlezen. Als u het hokje aanvinkt naast overeenkomst, geeft u aan dat u akkoord gaat met deze overeenkomst (…).Voorts zijn als productie kopieën van aanmaningen overgelegd.
Hoe wel eisende partij in het formulier stelt dat de overeenkomst online is tot stand is gekomen en dat voldaan is aan de wettelijke informatie verplichtingen, heeft zij dat niet onderbouwd. Uit de gelegde printscreen blijkt niet dat in ieder geval niet. Hieruit blijkt overigens wel dat eisende partij een kredietcontrole heeft uitgevoerd, maar dit is verder niet toegelicht.
De overeenkomst, dan wel een bevestiging op een duurzame drager van de tussen partijen op afstand tot stand gekomen overeenkomst is ook bij akte niet overgelegd.
Eisende partij verwijst voor het overige slechts - ongemotiveerd - naar de bij dagvaarding als productie overlegde “
overeenkomst voor de American Express Consumenten kaarthouders”.Voorts ontbreekt - voor zover van toepassing - een toelichting of, en zo ja op welke wijze, eisende partij voor het sluiten van de overeenkomst heeft geïnformeerd over zijn recht om de overeenkomst op grond van artikel 6:230w jo. 6:230x lid 1 BW BW zonder opgave van redenen en zonder boete binnen veertien dagen na het sluiten van de overeenkomst te ontbinden.
Naar het oordeel van de kantonrechter voldoet ook deze toelichting van eisende partij niet aan de voorschriften van de artikelen 21 Rv en 111 Rv. De vordering wordt daarom als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
Mitsdien wordt beslist als volgt.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisende partij in de proceskosten die aan de zijde van gedaagde partij tot op heden begroot worden op nihil.
Aldus gewezen door mr. C. L.J. M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier
De kantonrechter