ECLI:NL:RBAMS:2019:9616

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
7817586 CV EXPL 19-12570
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling waarborgsom door verhuurder aan voormalige huurder na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak vorderden eisers, [eiser 1] c.s., van gedaagde, de verhuurder, de terugbetaling van een waarborgsom van € 2.035,-. Eisers hadden van 1 september 2014 tot 1 september 2018 een woning gehuurd van gedaagde in Amsterdam. Bij aanvang van de huurovereenkomst was een waarborgsom van € 2.800,- voldaan. Na de beëindiging van de huurovereenkomst hield gedaagde een bedrag van € 2.035,- in op de waarborgsom voor schoonmaak- en herstelkosten. Eisers stelden dat zij de woning bezemschoon hadden opgeleverd en dat de kosten die gedaagde in rekening bracht niet gerechtvaardigd waren. Gedaagde betwistte dit en stelde dat de woning niet in de juiste staat was opgeleverd.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagde geen recht had op de ingehouden kosten. Volgens artikel 7:224 BW dient een huurder de woning in dezelfde staat op te leveren als waarin deze is aanvaard, met uitzondering van slijtage door normaal gebruik. De rechter concludeerde dat de door gedaagde opgevoerde kosten voor schoonmaak en herstel niet konden worden doorberekend aan eisers, omdat gedaagde hen niet de gelegenheid had gegeven om eventuele gebreken zelf te verhelpen. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde de volledige waarborgsom aan eisers moest terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente.

De vordering van eisers werd toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten, die niet toewijsbaar waren. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 2 december 2019 door mr. L. van Berkum, kantonrechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7817586 CV EXPL 19-12570
vonnis van: 2 december 2019

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

1. [eiser 1]

2. [eiser 2]

beiden wonende te [woonplaats]
eisers
nader te noemen: [eiser 1] c.s.
gemachtigde: P.N.M. Commandeur
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken en proceshandelingen:
- de dagvaarding van 29 mei 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het instructievonnis van 22 juli 2019, waarin een comparitie is bepaald;
- de dagbepaling comparitie.
De comparitie is gehouden op 21 oktober 2019. Verschenen zijn [eiser 1] en [eiser 2] , vergezeld door hun gemachtigde en [gedaagde] . Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht, de gemachtigde van [eiser 1] c.s. aan de hand van een pleitnota, en vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1.1.
[eiser 1] c.s. heeft van 1 september 2014 tot en met 1 september 2018 de woning aan de [adres] (verder: het gehuurde) gehuurd van [gedaagde] . De huurprijs bedroeg bij aanvang € 1.300,- aan kale huur en
€ 100,- aan servicekosten voor stoffering en meubilering.
1.2.
[eiser 1] c.s. heeft bij aanvang van de huurovereenkomst een waarborgsom voldaan van € 2.800,-.
1.3.
Bij aanvang van de huurovereenkomst is een ‘Inspection Report at Check-in’ opgemaakt, waarin onder meer is opgenomen dat het gehuurde zeer schoon is, er kleine krassen op de vloer zitten en dat de eettafel en salontafel slijtageplekken vertonen. Het rapport is op 1 september 2014 door beide partijen ondertekend.
1.4.
In artikel 12.9 van de huurovereenkomst is bepaald:
Prior to the end of the tenancy the rented property will be inspected by both parties. The tenant must return the rented property in the same condition as it was accepted by the tenant, as documented in the property description and inventory form attached to this tenancy agreement. If the tenant has not returned the rented property in proper and/or clean condition the landlord will organize for the rented property to be professionally cleaned and/or repaired and charge the costs on to the tenant.
1.5.
Op 28 augustus 2018 heeft [eiser 1] c.s. het gehuurde opgeleverd. Daarbij waren [eiser 1] c.s., [gedaagde] met haar partner en klusjesman [naam klusjesman] aanwezig.
1.6.
Bij e-mail van 26 november 2018 heeft [gedaagde] aan [eiser 1] c.s. geschreven dat zij van de waarborgsom een bedrag van € 2.035,- afhaalde in verband met het schoonmaken van het gehuurde en de ramen (€ 810,-), het afvoeren van een bank, twee stoelen en een kast (€ 50,-), het opnieuw bekleden van een bank en twee stoelen (€ 1.000,-), het vervangen van de vuilnisbak (€ 75,-) en pannen
(€ 100,-).
1.7.
[gedaagde] heeft [eiser 1] c.s. het resterende bedrag van € 765,- terugbetaald.

Het geschil

2. [eiser 1] c.s. vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 2.035,- aan restant waarborgsom;
b. de wettelijke rente hierover vanaf 26 februari 2019;
c. € 369,35 aan buitengerechtelijke incassokosten;
d. de proceskosten.
3. [eiser 1] c.s. stelt hiertoe, samengevat, dat zij het gehuurde bezemschoon heeft achtergelaten. De woonruimte is niet smerig opgeleverd, zoals [gedaagde] beweert, en de bank en de stoelen waren in goede staat. Ook de pannen en vuilnisbak waren gewoon bruikbaar. Tijdens de eindinspectie is ook niet gezegd dat de woning niet schoon was, er is alleen iets over de ramen opgemerkt. Pas in de e-mail van 26 november 2018, ruim na de oplevering, heeft [gedaagde] opmerkingen gemaakt over de staat van de woning en de meubels, de pan en de vuilnisbak en heeft zij kosten daarvoor in rekening gebracht. Conclusie is volgens [eiser 1] c.s. dat geen juiste opleveringsprocedure is gevolgd en dat de woning in goede staat is opgeleverd, zodat [gedaagde] de waarborgsom dan ook in zijn geheel moet terugbetalen.
4. [gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd betwist. Voor zover relevant zal hierna nader worden ingegaan op dat verweer en op de overige stellingen van partijen.

Beoordeling

5. [gedaagde] betwist dat zij het restant van de waarborgsom moet terugbetalen. Zij voert aan dat zij en haar partner op 28 augustus 2018 met [eiser 1] c.s. een inspectie hebben gehouden in het gehuurde. In artikel 12.9 van de huurovereenkomst is bepaald dat het gehuurde moet worden opgeleverd zoals de woning aan het begin van de huurovereenkomst is geaccepteerd en die verplichting is [eiser 1] c.s. niet nagekomen, aldus [gedaagde] .
6. Ingevolge artikel 7:224 BW dient een huurder de woning in dezelfde staat op te leveren als waarin zij deze volgens het check-in rapport heeft aanvaard, echter met uitzondering van hetgeen door ouderdom is teniet gegaan of beschadigd. Van deze dwingende wetsbepaling kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken. Dat betekent dat [eiser 1] c.s. ondanks artikel 12.9 van de huurovereenkomst niet gehouden is om slijtage als gevolg van gewoon gebruik in de afgelopen huurperiode van vier jaar, te herstellen.
7. Gelet op de foto’s kan niet worden geoordeeld dat de pan of de vuilnisbak meer slijtage vertoonden en erger zijn beschadigd dan na vier jaar huren mag worden verwacht, zodat de kosten voor het vervangen van de braadpan en de vuilnisbak niet door [gedaagde] op de waarborgsom in mindering kunnen worden gebracht.
8. Verder voert [gedaagde] aan dat zij de bank en twee stoelen opnieuw moest laten bekleden, omdat de stof ervan kapot was. Uit de door haar ter toelichting overgelegde foto’s volgt echter niet dat deze meubelen meer slijtage vertoonden dan mag worden verwacht na gebruik van vier jaar. De kosten gemoeid met het bekleden van de bank en de stoelen kan [gedaagde] dan ook evenmin bij [eiser 1] c.s. in rekening brengen.
9. Tot slot heeft [gedaagde] kosten in rekening gebracht met betrekking tot de schoonmaak van het gehuurde en voor de verwijdering van onder meer een kast. Volgens vaste jurisprudentie is dit alleen toegestaan indien de verhuurder tijdens een voorinspectie wijst op de punten waarover hij niet tevreden is en hij de huurder vervolgens in de gelegenheid stelt om zelf de gebreken te herstellen. Als de verhuurder dit niet heeft gedaan, is de huurder enkel de kosten verschuldigd die hij zelf had moeten maken om de gebreken te herstellen. Vaststaat dat partijen op
28 augustus 2018 de woning samen hebben bekeken. Dit geldt als een voorinspectie. [gedaagde] voert aan dat zij [eiser 1] c.s. bij die inspectie heeft gewezen op het feit dat de woning niet schoon was, dat de bank en stoelen kapot waren en vervangen moesten worden en dat de kast moest worden weggehaald, maar niet dat zij [eiser 1] c.s. de gelegenheid heeft gegeven om deze gebreken zelf te herstellen. Integendeel, [gedaagde] voert aan dat ze meteen na de check-out aan de slag is gegaan en dat een afspraak is gemaakt met een medewerker van het schoonmaakbedrijf, zodat hij de volgende dag kon beginnen. Dat duidt erop dat geen gelegenheid is gegeven om voor het einde van de huurovereenkomst de (vermeende) gebreken zelf te herstellen. Dat [eiser 1] c.s. de indruk wekte haast te hebben en de check-out snel wilde afronden, zoals [gedaagde] aanvoert, maakt nog niet dat zij [eiser 1] c.s. niet in de gelegenheid hoefde te stellen de (vermeende) gebreken zelf te verhelpen.
10. Gevolg hiervan is dat [gedaagde] geen aanspraak kan maken op volledige vergoeding van de gemaakte herstelkosten. Ook als de woning niet schoon en leeg is opgeleverd, hetgeen [eiser 1] c.s. betwist, kan [gedaagde] alleen de kosten die [eiser 1] c.s. zelf zou hebben gemaakt om deze gebreken te verhelpen in rekening brengen. De verwachting is echter dat [eiser 1] c.s. zelf geen kosten zou hebben gemaakt voor de schoonmaak- en afvoerwerkzaamheden, zodat [gedaagde] daarvoor geen kosten bij [eiser 1] c.s. in rekening kan brengen.
11. Samenvattend wordt geconcludeerd dat [gedaagde] geen schadevergoeding in mindering kan brengen op de waarborgsom en dat zij deze dan ook volledig aan [eiser 1] c.s. had moeten terugbetalen. De vordering van [eiser 1] c.s. is dan ook toewijsbaar.
12. De buitengerechtelijke incassokosten zijn evenwel niet toewijsbaar. Niet is gebleken dat kosten zijn gemaakt, anders dan ter voorbereiding op de procedure, zodat deze kosten worden geacht te vallen onder de door [eiser 1] c.s. gemaakte proceskosten.
13. [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser 1] c.s. van:
- € 2.035,- aan restant van de waarborgsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2019 tot aan de voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser 1] c.s. begroot op:
exploot € 103,07
salaris € 360,00
griffierecht € 231,00totaal € 694,07
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 60,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 aan kosten voor betekening onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter