ECLI:NL:RBAMS:2019:9615

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
C/13/613066 / HA ZA 16-774
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schadevergoeding en proceskosten tussen Four Directions Ltd. en Denham The Jeansmaker B.V.

In deze civiele procedure tussen Four Directions Ltd. en Denham The Jeansmaker B.V. heeft de rechtbank Amsterdam op 27 november 2019 uitspraak gedaan. Four Directions, gevestigd in Hong Kong, vorderde betaling van een bedrag van € 197.939,21, bestaande uit bedragen voor geleverde Station-jassen, Heli-jassen en overige producten. Denham, gevestigd in Amsterdam, was gedaagde in conventie en eiseres in reconventie. De rechtbank heeft vastgesteld dat Denham haar eis in reconventie heeft verminderd met € 9.857,85, en dat Four Directions aanspraak maakt op schadevergoeding voor non-conforme jassen. De rechtbank heeft de bewijsvoering van Denham beoordeeld en geconcludeerd dat de geretourneerde jassen terecht in de schadeberekening zijn meegenomen. De rechtbank heeft de hoogte van de schade en de rente vastgesteld, en Denham veroordeeld tot betaling van verschillende bedragen aan Four Directions, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van Denham begroot, aangezien zij grotendeels in het ongelijk is gesteld. De uitspraak benadrukt het belang van waarheidsvinding in civiele procedures en de verantwoordelijkheden van partijen in het aanleveren van bewijs.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/613066 / HA ZA 16-774
Vonnis van 27 november 2019
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
FOUR DIRECTIONS LTD.,
gevestigd te Hong Kong,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.M. Wolfs te Maastricht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DENHAM THE JEANMAKER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S.C.M. van Thiel te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Four Directions en Denham worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 juni 2019 en de daarin genoemde stukken,
  • het proces-verbaal van comparitie van 1 oktober 2019,
  • de brief van mr. Wolfs namens Four Directions van 18 oktober 2019 met opmerkingen over het proces-verbaal en
  • de akte van 18 oktober 2019 van Four Directions met betrekking tot de ter zitting overgelegde productie (‘return reason codes’) en uitleg door Denham ter comparitie daarover.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Vermindering van eis in reconventie

2.1.
Denham heeft haar eis in reconventie verminderd met een bedrag van € 9.857,85. Dit bedrag dient, aldus Denham, in mindering te worden gebracht op de gevorderde gederfde winst (ter zake van de retail).
Bindende eindbeslissingen
2.2.
Ter comparitie heeft Four Directions de rechtbank gevraagd terug te komen op de beslissingen in de rechtsoverwegingen 2.12 en 2.18 van het tussenvonnis van 26 juni 2019. De rechtbank verwijst naar r.o. 2.1 van het tussenvonnis van 7 november 2018 voor het kader aan de hand waarvan een verzoek om terug te komen op een bindende eindbeslissing dient te worden beoordeeld. In r.o. 2.12 van het tussenvonnis van 26 juni 2019 is onder meer overwogen dat Denham aan de hand van de door haar ingebrachte inkooporders heeft laten zien hoeveel jassen zij heeft verkocht en tegen welke prijs. De rechtbank is daarbij voorbij gegaan aan het verweer van Four Directions met betrekking tot de hoeveelheid verkochte jassen en de prijs daarvan, na retournering. Dat de rechtbank bij de beoordeling niet is uitgegaan van de stellingen van Denham, zoals Four Directions betoogt, kan de rechtbank niet plaatsen. Denham heeft immers in haar akte van 6 maart 2019 gesteld op welke wijze zij haar schade heeft berekend; hoeveel jassen zij heeft verkocht en wat de verkoopprijs van die jassen was. Van een feitelijke of juridische misslag (omdat de rechtbank buiten het partijdebat om een beslissing zou hebben genomen) is dan ook geen sprake. De rechtbank zal daarom niet terugkomen op haar bindende eindbeslissingen. Ter comparitie is reeds beslist dat gezien het toetsingskader voor het terugkomen op een bindende eindbeslissing evenmin gronden bestaan om het oordeel ten aanzien van de bruto- of nettowinst te wijzigen (r.o. 2.14 en 2.22 van het tussenvonnis van 26 juni 2019).
Nadere akte van Four Directions
2.3.
Op de comparitie van 1 oktober 2019 is mr. Wolfs in de gelegenheid gesteld alsnog een akte te nemen met een reactie van zijn cliënt (Four Directions) op de ‘return reason codes’. De akte die Four Directions vervolgens heeft genomen beperkt zich niet tot enkel een reactie ten aanzien van die codes. Voor zover de akte ziet op andere onderwerpen dan de codes zal de rechtbank daarop dan ook geen acht slaan.
in conventie en in reconventie
2.4.
In het tussenvonnis van 26 juni 2019 is een comparitie bepaald teneinde inlichtingen van partijen te krijgen over de in dat vonnis benoemde onderwerpen en om te beproeven of partijen alsnog een schikking kunnen treffen. Four Directions heeft bezwaar gemaakt tegen de procesgang. Volgens Four Directions is aan Denham viermaal de gelegenheid gegeven stukken in het geding te brengen, hetgeen niet past binnen de normale gang van zaken in een procedure. De stukken van Denham laten telkens andere gegevens zien. De rechtbank dient daarom ten nadele van Denham artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) toe te passen, aldus Four Directions.
2.5.
Artikel 21 Rv legt op partijen de verplichting de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Dat Denham die verplichting niet heeft nageleefd is niet gebleken. Op dit punt wordt verder verwezen naar hetgeen is overwogen in r.o. 2.4 van het tussenvonnis van 26 juni 2019. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de sanctie van artikel 21 Rv toe te passen. Verder is van belang dat na de presentatie door Denham van het aan haar opgedragen bewijs bij Four Directions en bij de rechtbank vragen zijn gerezen over de inhoud van de stukken van Denham. Er is een comparitie bepaald, mede opdat aan partijen gerichte vragen konden worden gesteld en partijen in het kader van hoor en wederhoor (direct) op elkaar konden reageren. Dat kwam de rechtbank met het oog op hoor-en-wederhoor, mede gelet op de aard van de door Denham ingediende stukken, praktischer voor dan een nadere aktewisseling. In een civiele procedure staat de waarheidsvinding centraal. Het doel van het civiele proces is om ten behoeve van de juiste feitelijke grondslag van de beslissing de materiële waarheid te vinden. De waarheidsvinding is daartoe het middel. Het bewijsrecht strekt er mede toe het civiele proces zoveel mogelijk te laten beantwoorden aan dat doel. Het is (ook) de verantwoordelijkheid van de rechter om het feitenonderzoek op zodanige wijze in te richten en uit te voeren dat de waarheid zo dicht mogelijk wordt benaderd. Mede in dat licht heeft de comparitie, waarop de rechter partijen kon bevragen over het bewijs, plaatsgehad. Denham heeft niet een extra mogelijkheid gekregen om bewijs bij te brengen.
2.6.
Hieronder worden eerst de punten waarover de rechtbank nog moet beslissen beoordeeld en daarna achtereenvolgens de conventionele en reconventionele vorderingen.
Reden retournering (wholesale)
2.7.
Volgens Four Directions geven de codes die door Denham zijn gebruikt in de door haar opgestelde Excel-overzichten geen inzicht in de reden die ten grondslag ligt aan het retourneren van de betreffende jas en blijkt daaruit niet dat de jas vanwege non-conformiteit retour is gekomen. De rechtbank heeft geconstateerd dat in de overzichten inderdaad verschillende codes van retournering zijn genoemd. Denham is opgedragen op dit punt een nadere toelichting te geven (zie r.o. 2.6-2.7 van het tussenvonnis van 26 juni 2019).
2.8.
Denham heeft ter comparitie een overzicht van de door haar gehanteerde ‘return reason codes’ overgelegd. Zij heeft toegelicht dat er 30 codes zijn die kunnen worden onderverdeeld in: kwaliteitscodes, commerciële codes en een financiële correctie. Afhankelijk van hetgeen staat op de bon die in de winkel wordt ingevuld als een jas is teruggebracht, vult een medewerker van Denham een code in het systeem van Denham in, meestal is dat een kwaliteitscode. Ten aanzien van de recalls, waarbij de voorraad die de winkels aanhielden is teruggestuurd naar Denham, is een commerciële code gebruikt, aldus Denham. Voorts heeft Denham gesteld dat niet relevant is welke code is gebruikt, omdat het steeds gaat om door Four Directions geleverde Station-jassen die non-conform waren. Zij heeft dit toegelicht aan de hand van het overzicht dat als productie 35E in het geding is gebracht. Dit overzicht is gemaakt aan de hand van de creditnota’s (in het wholesale kanaal) die als productie 37 in het geding zijn gebracht. Voorts heeft Denham erop gewezen dat het artikelnummer [artikelnummer] ) uniek is en dat in seizoen ‘ [seizoenscode] ’ alle Station-jassen door Four Directions werden geleverd; in dat seizoen heeft Denham alleen Station-jassen ingekocht bij Four Directions. Ter comparitie is gezamenlijk geconstateerd dat slechts Station-jassen in het overzicht in productie 35E zijn opgenomen (geel gemarkeerd in de creditnota’s).
2.9.
Mr. Wolfs heeft vervolgens bevestigd dat ook hij na de uitleg van Denham constateert dat de artikelnummers gebruikt in kolom F van het overzicht in productie 35E gelijk zijn aan de artikelnummers op de inkooporders en de creditnota’s.
2.10.
Op basis van het voorgaande kan de conclusie niet anders zijn dan dat alle geretourneerde jassen opgenomen in het overzicht in productie 35E – dat slechts een ‘compilatie’ is van de als productie 37 overgelegde creditnota’s (de ‘echte’ bewijsstukken) om deze laatste inzichtelijk aan de rechtbank te kunnen presenteren – van Four Directions afkomstig waren. Nu eerder reeds is beslist dat alle Station-jassen non-conform waren, zijn al de geretourneerde Station-jassen terecht in de schadeberekening meegenomen en is de door de medewerker van Denham ingevulde ‘return reason code’ niet relevant.
Shipment dates (wholesale)
2.11.
In het als productie 35E door Denham overgelegde overzicht zijn, zoals hiervoor is overwogen, de creditnota’s die Denham aan haar wholesaleklanten heeft gezonden, geordend. Die creditnota’s zijn terug te vinden in productie 37 van Denham. In het overzicht (productie 35E ) van Denham zijn diverse ‘shipment dates’ te vinden die, aldus Four Directions, niet corresponderen met de shipment dates van de Station-jassen die door Four Directions zijn geleverd aan Denham (zie r.o. 2.8 van het tussenvonnis van 26 juni 2019).
2.12.
De rechtbank acht voldoende door Denham toegelicht dat in het overzicht de in deze procedure relevante Station-jassen van Four Directions uit augustus en september 2013 zijn weergegeven. Denham heeft verklaard dat zij de diverse shipment dates niet kan plaatsen. Deze zijn als zodanig ‘uit het systeem’ gekomen en zijn niet relevant in deze procedure. Ook hier geldt weer dat Denham afdoende heeft toegelicht dat productie 35E slechts een overzicht is van de als productie 37 overgelegde creditnota’s en dat in het overzicht slechts door Four Directions geleverde Station-jassen voorkomen. Denham heeft nogmaals toegelicht dat de cijfers ‘01-13’ in het artikelnummer betekenen dat de jassen afkomstig zijn van Four Directions – die jassen zijn immers geleverd in het seizoen 2013 – en dat Station-jassen die in het seizoen daarvoor (door een ander) waren geleverd code ‘01-12’ hebben. Ook heeft Denham laten zien dat alle creditnota’s zijn verzonden vanaf 7 augustus 2013 (toen de eerste klachten binnenkwamen). Mr. Wolfs heeft ter comparitie verklaard dat hij al die creditnota’s (productie 37 ) heeft bekeken, dat hij die langs het overzicht van productie 35E heeft gelegd en daarbij geen onregelmatigheden heeft ontdekt. De slotsom van het voorgaande is dan ook dat de rechtbank geen reden ziet een deel van de (geclaimde) creditnota’s buiten beschouwing te laten wegens de in het opgestelde overzicht genoemde shipment dates.
Discrepanties (wholesale)
2.13.
Kort weergegeven heeft Denham ten aanzien van de door Four Directions benoemde ‘discrepanties’ (r.o. 2.10 van het tussenvonnis van 26 juni 2019) ter comparitie verklaard dat de betreffende creditnota’s betrekking hebben op de retail verkopen en ‘eruit zijn gefilterd’ bij de wholesale berekening. Dat volgt uit productie 35C . Zij heeft erop gewezen dat in het geval van klantnummer [klantnummer] vijf jassen zijn besteld en ten onrechte zes gecrediteerd. In productie 35C is ook dat gecorrigeerd en wordt dus slechts rekening gehouden met vijf jassen.
2.14.
Four Directions heeft ter comparitie verklaard dat Denham de vragen die nog leefden voldoende heeft toegelicht. De rechtbank stelt vast dat Denham bij haar berekening (wholesale) de creditnota’s die niet zien op de wholesale dan wel op een ten onrechte gecrediteerde jas niet heeft betrokken bij haar uiteindelijke berekening. Voor enige (verdere) correctie is dan ook geen reden.
Inkooporders waarop geen Station-jassen staan vermeld (retail)
2.15.
Ter comparitie heeft Denham afdoende toegelicht waarom zij inkooporders heeft overgelegd waarop geen Station-jassen staan vermeld. Zij heeft alle inkooporders in de periode van inkoop van Station-jassen in het geding gebracht en voor zover het de Station-jassen betreft een gele markering aangebracht. Four Directions heeft de toelichting ook afdoende gevonden. Ook op dit punt zijn er geen gronden om de berekening van Denham aan te passen.
Berekening (retail)
2.16.
Aan de hand van het voorgaande kan worden vastgesteld dat ten aanzien van 730 van de 913 aan de wholesale klanten verkochte en geleverde Station-jassen een creditering heeft plaatsgehad. De rechtbank heeft geen gronden gezien om de berekening van Denham op dit punt aan te passen. Ook Four Directions heeft dit onderschreven. Dat brengt met zich dat, zoals ook berekend door Denham, 80% van de jassen in de wholesale is geretourneerd. Zoals overwogen in r.o. 2.20 van het tussenvonnis van 26 juni 2019 zal de rechtbank bij het begroten van de schade geleden in het retailkanaal schattenderwijs, zoals toegestaan onder het WKV, aanknopen bij dit percentage. Het betoog van Four Directions noopt niet tot een ander oordeel. Dat betoog komt erop neer dat het WKV een partij die niet aan de bewaarplicht voldoet niet te hulp mag schieten door uit te gaan van een schatting. Van het niet-voldoen door Denham aan een bewaarplicht is echter geen sprake. Omdat de leveringen betrekking hebben op de eigen winkels, hebben geen crediteringen plaatsgehad. De jassen zijn teruggenomen uit de eigen winkels. Daarmee is begrijpelijk dat, anders dan ten aanzien van de wholesale, geen crediteringen hebben plaatsgevonden. Mede gelet op de hoeveelheid jassen (geleverd en vervolgende geretourneerd) is het percentage van 80% geretourneerde jassen betrouwbaar. Niet is in geschil dat 351 jassen zijn uitgeleverd. Het aantal non-conforme jassen wordt berekend op 281 (80% van 351). Daarbij worden de 80 niet uitgeleverde jassen opgeteld (zie r.o. 2.18 van het tussenvonnis van 26 juni 2019), waarmee het totaal aantal jassen dat is gecrediteerd in het retailkanaal kan worden gesteld op 361.
2.17.
Denham heeft haar eis in reconventie met een bedrag van € 9.857,85 verminderd, omdat bij de berekening van de schade ten onrechte bij 142 jassen rekening is gehouden met de in de verkoopprijs (€ 400,- per jas) verwerkte btw. Hiermee zal de rechtbank rekening houden.
2.18.
In haar berekening is Denham uitgegaan van een inkoopbedrag van € 65,- per jas en een verkoopprijs van € 400,- per jas. Ter comparitie heeft Denham toegelicht dat aan een deel van de klanten een bedrag van € 400,- is teruggeven in de winkel, aan een deel van de klanten € 200,- en dat een deel van de klanten de Station-jas heeft teruggebracht en tegen bijbetaling een andere jas heeft gekocht. Dat kan worden afgeleid uit de bonnen die, voor zover Denham daarover nog beschikte, zijn overgelegd (productie 26 van Denham). Uitgaande van die bonnen, en van de stellingen van Denham op dit punt, kan niet worden aangeknoopt bij een verkoopprijs van € 400,- per jas, zoals Denham heeft gedaan. Daarom zal de berekening van Denham moeten worden gecorrigeerd. Die correctie vindt niet reeds plaats, zoals Denham stelt, door toepassing van het percentage van 80%. Dat percentage ziet op de hoeveelheid Station-jassen (retail) die non-conform worden geacht. Pas nadat die hoeveelheid is vastgesteld, is de schadeberekening aan de orde waarbij van belang is van welke verkoopprijs moet worden uitgegaan. Bij gebreke van concrete gegevens zal de rechtbank ook hier een schatting maken en de verkoopprijs stellen op € 325,- per jas.
Hoogte van de rente (conventie)
2.19.
De rente over de factuur voor de Heli-jassen (r.o. 2.30 van het tussenvonnis van 26 juni 2019) wordt bepaald op 6,5% enkelvoudig. Beide partijen hebben daarmee ingestemd. De rechtbank zal ook bij dit percentage aansluiten voor het overige deel van de door Denham onbetaald gelaten facturen.
Verder in conventie
2.20.
Four Directions heeft betaling gevorderd van een bedrag van € 197.939,21, bestaande uit een bedrag van € 87.360,00 voor de Station-jassen, een bedrag van € 22.600,00 voor de Heli-jassen en een bedrag van € 87.979,21 voor overige producten.
2.21.
Tussen partijen staat vast dat het factuurbedrag voor de overige producten nog dient te worden voldaan. Voor verrekening is geen ruimte (r.o. 4.16 van het tussenvonnis van 31 januari 2018). Daarnaast dient Denham het factuurbedrag van de Heli-jassen te betalen, zo volgt uit r.o. 4.13 en 4.15 van het tussenvonnis van 31 januari 2018. Over die bedragen, in totaal € 110.579,21, dient de pre-judgment interest van 6,5% enkelvoudig vanaf de datum waarop de producten aan Denham zijn geleverd te worden betaald. De post-judgment interest is 8,088% per jaar.
2.22.
Op grond van artikel 50 WKV (zie r.o. 4.14 van het tussenvonnis van 31 januari 2018) wordt de verkoopprijs van de jassen die onverkoopbaar waren verlaagd tot nihil. Met betrekking tot de wholesale bedraagt die aanpassing € 47.450,00 (730 × de inkoopprijs van € 65,- per jas). De aanpassing bedraagt bij de retail € 23.465,00 (361 × de inkoopprijs van € 65,- per jas). De aanpassing van de koopprijs komt daarmee op een totaalbedrag van € 70.915,00. Denham dient aldus nog € 16.445,00 te betalen ter zake van de Station-jassen (€ 87.360,00 minus € 70.915,00). Hierover is Denham geen pre-judgment rente verschuldigd. De post-judgment interest wordt gesteld op 8,088% per jaar (r.o. 2.27 en 2.29 van het tussenvonnis van 26 juni 2019).
2.23.
Four Directions maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Artikel 74 WKV vormt de basis voor de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Four Directions zoekt aansluiting bij het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) bepaalde tarief. Denham heeft daartegen geen verweer gevoerd. De rechtbank acht het in het Besluit opgenomen tarief redelijk en zal daarbij aansluiten. Gezien de toe te wijzen hoofdsom van € 127.024,21, is een bedrag van € 2.045,24 aan buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar. Ook de gevorderde wettelijke rente is als na te melden toewijsbaar.
2.24.
Denham zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van Four Directions op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 77,75
- griffierecht 3.903,00
- salaris advocaat
7.681,50(4,5 punten × tarief € 1.707,-)
Totaal € 11.662,25
2.25.
De nakosten en de over de proces- en nakosten gevorderde wettelijke rente zijn toewijsbaar als in de beslissing vermeld. De wettelijke rente is hier gelijk aan de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW, nu het rente over proceskosten betreft.
Verder in reconventie
2.26.
De rechtbank dient nog vast te stellen wat de hoogte van de winstderving is. Uit het voorgaande en hetgeen is overwogen in dit vonnis en in de in deze zaak gewezen tussenvonnissen, volgt dat Denham aan de hand van de door haar overgelegde creditnota’s en overzichten is geslaagd in het leveren van het bewijs dat in de wholesale in totaal 730 jassen zijn gecrediteerd tegen een bedrag van € 101.252,83. De winstderving bedraagt daarmee € 53.802,83 (de verkoopopbrengst van € 101.252,83 minus de inkoopwaarde van € 47.450,00).
2.27.
Ook is Denham geslaagd in het leveren van bewijs dat in de retail jassen zijn gecrediteerd. In het retailkanaal wordt uitgegaan van 361 non-conforme jassen tegen een verkoopprijs van € 325,- per jas. De gederfde winst per jas komt daarmee uit op € 260,- en uitgaande van 361 jassen op € 93.860,-. Na aftrek van het bedrag van € 9.857,85, komt de winstderving (retail) uit op een bedrag van € 84.002,15. De totale winstderving (wholesale en retail) bedraagt aldus € 137.804,98.
2.28.
Four Directions dient derhalve bij wijze van schadevergoeding de volgende bedragen te voldoen aan Denham:
de transportkosten van € 20.000,00 te vermeerderen met 6.5% pre-judgment interest (enkelvoudig) over de periode van 19 augustus 2013 tot aan de datum van het vonnis en 8.088% post-judgment interest vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag van volledige betaling (r.o. 2.14 van het tussenvonnis van 7 november 2018);
de herstelkosten van € 5.024,83 te vermeerderen met 6.5% pre-judgment interest (enkelvoudig) over de periode van 26 september 2013 tot aan de datum van het vonnis en 8.088% post-judgment interest vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag van volledige betaling (r.o. 4.21 van het tussenvonnis van 31 januari 2018);
de herstelkosten van € 7.103,73 te vermeerderen met 6.5% pre-judgment interest (enkelvoudig) over de periode van 6 december 2013 tot aan de datum van het vonnis en 8.088% post-judgment interest vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag van volledige betaling (r.o. 4.21 van het tussenvonnis van 31 januari 2018);
e winstderving van € 137.804,98, te vermeerderen met 6.5% pre-judgment interest (enkelvoudig) over de periode van 19 augustus 2013 tot aan de datum van het vonnis en 8.088% post-judgment interest vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag van volledige betaling.
2.29.
Four Directions zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van Denham op basis van het toegewezen bedrag op:
- griffierecht € 3.903,00
- salaris advocaat
6.828,00(4 punten × tarief € 1.707,-)
Totaal € 10.731,00
2.30.
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) is toewijsbaar als in de beslissing vermeld. De nakosten worden hierna ambtshalve begroot.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt Denham om aan Four Directions te betalen een bedrag van € 110.579,21 (honderd en tienduizend vijfhonderd en negenenzeventig euro en eenentwintig eurocent), te vermeerderen met een enkelvoudige rente van 6,5% over het toegewezen bedrag, steeds met ingang van de data waarop de producten waarop de verschillende facturen betrekking hebben zijn geleverd aan Denham, tot en met 26 november 2019 en te vermeerderen met 8,088% rente per jaar vanaf 27 november 2019 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt Denham om aan Four Directions te betalen een bedrag van € 16.445,00 (zestienduizend vierhonderd en vijfenveertig euro), te vermeerderen met 8,088% rente per jaar vanaf 27 november 2019 tot aan de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt Denham tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.054,24, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 26 juli 2016 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt Denham in de proceskosten, aan de zijde van Four Directions tot op heden begroot op € 11.662,25, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt Denham in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Denham niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van het vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.8.
veroordeelt Four Directions om aan Denham te betalen een bedrag van € 20.000,00 (twintigduizend euro), te vermeerderen met een enkelvoudige rente van 6,5% over de periode van 19 augustus 2013 tot en met 26 november 2019 en te vermeerderen met 8,088% rente per jaar vanaf 27 november 2019 tot de dag van volledige betaling,
3.9.
veroordeelt Four Directions om aan Denham te betalen een bedrag van € 5.024,83 (vijfduizend vierentwintig euro en drieëntachtig eurocent), te vermeerderen met een enkelvoudige rente van 6,5% over de periode van 26 september 2013 tot en met 26 november 2019 en te vermeerderen met 8,088% rente per jaar vanaf 27 november 2019 tot de dag van volledige betaling,
3.10.
veroordeelt Four Directions om aan Denham te betalen een bedrag van € 7.103,73 (zevenduizend eenhonderd en drie euro en drieënzeventig eurocent), te vermeerderen met een enkelvoudige rente van 6,5% over de periode van 6 december 2013 tot en met 26 november 2019 en te vermeerderen met 8,088% rente per jaar vanaf 27 november 2019 tot de dag van volledige betaling,
3.11.
veroordeelt Four Directions om aan Denham te betalen een bedrag van € 137.804,98 (honderd zevendertigduizend achthonderd en vier euro en achtennegentig eurocent), te vermeerderen met een enkelvoudige rente van 6,5% over de periode van 19 augustus 2013 tot en met 26 november 2019 en te vermeerderen met 8,088% rente per jaar vanaf 27 november 2019 tot de dag van volledige betaling,
3.12.
veroordeelt Four Directions in de proceskosten, aan de zijde van Denham tot op heden begroot op € 10.731,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.13.
veroordeelt Four Directions in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Four Directions niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
3.14.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.15.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, rechter, bijgestaan door
mr. C.E.P. Honing, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2019.