5.4.In artikel 26 van de Uitvoeringsverordening is bepaald dat de aanvrager van een uitvoervergunning een daartoe bestemd aanvraagformulier indient bij de administratieve instantie van de lidstaat waar de exemplaren zich bevinden en bewijsstukken aanlevert die die instantie noodzakelijk acht om te kunnen vaststellen of op grond van artikel 5 van de Uitvoeringsverordening een vergunning of een certificaat moet worden afgegeven. Als er documenten worden overgelegd, controleert de administratieve instantie de geldigheid van de documenten, zo nodig in overleg met een administratieve instantie van een andere lidstaat. Als er geen documenten worden overgelegd bepaalt de administratieve instantie zo nodig in overleg met een administratieve instantie van een andere lidstaat, of de voor uitvoer bestemde exemplaren wettig in de Gemeenschap zijn binnengebracht of verworven.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank stelt vast dat eiser bij zijn aanvraag een zogenaamd Cites B Statement heeft overgelegd waaruit blijkt dat eiser op 10 maart 2018 drie exemplaren van de soort Smaug (warreni) depressus, geboren op 29 juni 2016 in Spanje, heeft gekocht van [de persoon 1] in [plaats 1] in Duitsland. Verder heeft hij een Herkunftsnachweis van 12 maart 2016 met betrekking tot de overdracht van [de persoon 3] aan [de persoon 1] van drie exemplaren, geboren op 28 mei 2015 overgelegd, een Abgabe-/weitergabebestätigung van 12 maart 2016, met betrekking tot de overdracht van een exemplaar van [de persoon 4] aan [de persoon 1] , een overdrachtsverklaring van 12 maart 2016, waaruit blijkt dat [de persoon 2] vier dieren geboren op 29 juni 2016 heeft verkocht aan [de persoon 1] en een Certificat Veterinari oficial van 3 september 2016 met betrekking tot vier exemplaren die zijn geboren op 29 juni 2016.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met deze stukken niet de legale herkomst van de dieren aangetoond. Uit de overdrachtsverklaring van 12 maart 2016 blijkt dat de exemplaren die [de persoon 2] heeft overgedragen aan [de persoon 1] op dat moment nog niet waren geboren. Eiser heeft een verklaring van [de persoon 2] van 16 februari 2019 overgelegd, waarin hij verklaart dat de datum niet klopt en dat dit moet zijn 3 december 2018. Nog afgezien van het feit dat de overdracht niet kan hebben plaatsgevonden op 3 december 2018, omdat eiser de exemplaren op 10 maart 2018 heeft gekocht van [de persoon 1] , kan aan die verklaring niet de waarde worden gehecht die eiser daaraan wenst toegekend te zien omdat de verklaring is opgesteld op verzoek van eiser nadat het bestreden besluit al was genomen.
8. De stelling van eiser dat in de veterinaire verklaring van 3 september 2016, die is afgegeven door de bevoegde Spaanse administratieve instantie, is bevestigd dat de exemplaren, geboren op 29 juni 2016, rechtmatig in het handelsverkeer van de Europese Unie zijn gebracht en dat verweerder daaraan geen striktere eisen mocht stellen, volgt de rechtbank niet. Niet is gebleken dat de overgelegde veterinaire verklaring ziet op de exemplaren die door [de persoon 2] op 12 maart 2016 aan [de persoon 1] zijn overdragen. Met de veterinaire verklaring is dus de legale herkomst van de drie exemplaren niet aangetoond.
9. Op grond van artikel 26, zesde lid, van de Uitvoeringsverordening was verweerder bevoegd om de geldigheid van de overgelegde documenten in overleg met de administratieve instantie van Duitsland te controleren, nu uit de documenten blijkt dat eiser de exemplaren uit Duitsland heeft verkregen. In een e-mailbericht van 30 januari 2019 van de Duitse administratieve instantie blijkt dat [de persoon 1] - desgevraagd - niet kon verklaren waarom de datum van overdracht van de exemplaren is gelegen vóórdat de exemplaren waren geboren.
Verder heeft [de persoon 1] verklaard dat hij in december 2017 te [plaats 2] zeven exemplaren van de [diersoort] aan eiser heeft verkocht. Deze transactie is door [de persoon 1] niet conform de Duitse wetgeving geregistreerd en bovendien ziet de overdrachtsverklaring op een overdracht op 10 maart 2018 van drie exemplaren. Ook de Duitse administratieve instantie heeft de legale herkomst van de drie exemplaren dus niet kunnen bevestigen. Dat wordt door eiser niet betwist.
10. Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen was verweerder dus bevoegd de aanvraag om verlening van een CITES-Uitvoervergunning voor de export van drie exemplaren van de [diersoort] af te wijzen.
Conclusie en slotopmerkingen
11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
12. Voor een proceskostenveroordeling dan wel vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.