Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
Form Ablijkt dat het aanhoudingsmandaat van 7 juni 2018 dateert.
4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
5.Artikel 6, vijfde lid, van de OLW
Uit de brief van de IND van 9 januari 2019 volgt dat de opgeëiste persoon een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd heeft. Voor gelijkstelling is onder meer een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd vereist.
Naast deze verblijfsvergunning heeft de opgeëiste persoon sinds 23 juli 2018 ook een EU-verblijfsrecht (op basis van vaderschap van een kind met de Nederlandse nationaliteit). Niet is derhalve gebleken dat de opgeëiste persoon een duurzaam verblijfsrecht heeft verkregen op grond van EU-recht nu dit recht pas na vijf jaar kan ontstaan. Daarom voldoet de opgeëiste persoon niet aan de vereisten van artikel 6, vijfde lid, OLW en hoeft er ten behoeve van hem geen terugkeergarantie te worden verstrekt.
6.Detentieomstandigheden
7.Slotsom
8.Toepasselijke wetsartikelen
9.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.