Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[geopposeerde]
1.De procedure
- het verzetschrift van de bewindvoerder met één productie, ingekomen ter griffie (team kanton) op 2 augustus 2019;
- de door de bewindvoerder nagezonden bijlage, ingekomen ter griffie (team kanton) op
- de e-mail van mr. Boiten van 3 oktober 2019;
- het verzetschrift van mr. Boiten met producties, ingekomen ter griffie (team handel) op
- de e-mail van 15 oktober 2019 van de griffie (team handel), waarin een mondelinge behandeling is aangekondigd;
- het verweerschrift met producties;
- het proces-verbaal van de op 29 oktober 2019 gehouden mondelinge behandeling en de daaraan gehechte spreekaantekeningen;
- de brief van mr. Boiten met daarin opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal.
2.De feiten
voorlopige regeling”tot terugbetaling van de gestelde geldvordering, waarvan de laatste betaling in 2007 zou hebben plaatsgevonden. Voor zover die betalingen te gelden hebben als erkenning van de gestelde geldvordering en dus een stuitende werking hebben ten aanzien van de verjaring van die vordering, geldt dat de verjaringstermijn opnieuw is gaan lopen in 2007. Eerst in 2014 heeft [opposant] de gestelde geldvordering aangemeld bij de vereffenaar in de nalatenschap van [geopposeerde] . Gesteld noch gebleken is dat er in de tussentijd (2007 – 2014) stuitingshandelingen zijn verricht, zodat de gestelde geldvordering van [opposant] (uiterlijk) in 2012 is verjaard. (…)”
3.Het verzet en het verweer
Ten aanzien van de inhoud van de tussentijdse uitdelingslijst en de tussentijdse rekening en verantwoording heeft de bewindvoerder – samengevat – het volgende aan zijn verzet ten grondslag gelegd. In dit stadium van de vereffening is het opmaken van een tussentijdse uitdelingslijst prematuur. [opposant] is de (economisch) eigenaar van de woning in [woonplaats] , zodat de nalatenschap gehouden is om de woning aan hem te leveren dan wel om de economische waarde van de woning aan hem uit te keren. Aangezien ter vaststelling van het eigendomsrecht nog een procedure aanhangig is in Spanje, moet eerst de uitkomst daarvan worden afgewacht voordat tot tussentijdse uitdeling kan worden overgegaan. Ook heeft [opposant] een vordering van ten minste € 30 miljoen op de nalatenschap wegens gelden die hij op enig moment aan erflater ter beschikking heeft gesteld. Anders dan de vereffenaar betoogt, ziet deze vordering niet op crimineel geld. De eventuele verjaring van de vorderingen van [opposant] is in december 2014 gestuit. Omdat het (restant)saldo van de nalatenschap (na de tussentijdse uitkering) onbekend is, bestaat het risico dat de nalatenschap onvoldoende actief bevat om na tussentijdse uitdeling ook de vorderingen van [opposant] te voldoen. Om die reden kan niet tot tussentijdse uitdeling worden overgegaan.
Voor zover de bewindvoerder in zijn verzet kan worden ontvangen stelt de vereffenaar zich op het standpunt dat het verzet ongegrond moet worden verklaard. Er is volgens de vereffenaar evident geen sprake van een vordering op de nalatenschap en ook anderszins ontbreekt elk belang bij verzet. Daartoe voert hij – samengevat – het volgende aan. Ten aanzien van de woning in [woonplaats] heeft hij nooit een vordering bij de vereffenaar ingediend en de woning maakt bovendien geen deel uit van de tussentijdse uitdeling. Daarnaast zou [opposant] bij een toewijzend vonnis in de Spaanse eigendomsprocedure de woning kunnen revindiceren, daarvoor is plaatsing op de tussentijdse uitdelingslijst niet nodig. Verder heeft de vereffenaar gegronde vrees dat hij gelden zou witwassen indien hij de geldvordering van [opposant] (die evenmin bij de vereffenaar is ingediend) zou erkennen en voldoen, omdat deze is gebaseerd op betalingen die met crimineel geld zijn verricht. Ook zijn de vorderingen van [opposant] , voor zover die al zouden bestaan, inmiddels verjaard. Los van het voorgaande dient een belangenafweging in het voordeel van de erkende schuldeisers en erfgenamen van erflater uit te vallen. Zij wachten immers al ruim vijftien jaren op uitkering uit de nalatenschap en hebben daarom belang bij een tussentijdse uitdeling. Daartegenover staat dat de vorderingen van [opposant] nog moeten worden vastgesteld en zou dat al gebeuren, dan komt in de nalatenschap nog een substantieel bedrag beschikbaar om die vorderingen te voldoen.
4.De beoordeling
Ontvankelijkheid van de bewindvoerder in het verzet
erkendeschuldeiser. Het bezwaar van de bewindvoerder/ [opposant] staat dan ook niet aan de verlening van de vrijstelling door de rechter-commissaris in de weg.
1.086,00(2 punten × tarief € 543,00)