ECLI:NL:RBAMS:2019:9480

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 5810
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en toekenning van loongerelateerde WIA-uitkering na medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een 58-jarige sloper, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een loongerelateerde WIA-uitkering. Eiser was sinds 16 februari 2016 arbeidsongeschikt door gezondheidsklachten, waaronder pijn door spataderen en kortademigheid. Na 104 weken ziekengeld heeft hij op 26 november 2017 een WIA-uitkering aangevraagd. Een arts van het Uwv concludeerde dat eiser beperkt was voor zware fysieke werkzaamheden, maar dat hij nog in staat was om bepaalde functies uit te oefenen, wat resulteerde in een arbeidsongeschiktheidspercentage van 41,76%.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv, waarbij hij stelde dat er een urenbeperking moest worden aangenomen vanwege zijn cardiologische klachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft echter geen aanleiding gezien om extra beperkingen aan te nemen, omdat de informatie van de cardioloog geen ernstige afwijkingen aangaf. De rechtbank heeft de medische onderbouwing van het Uwv als deugdelijk beoordeeld en vastgesteld dat er voldoende rekening is gehouden met de beperkingen van eiser.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het Uwv op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat eiser in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80% valt. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat het griffierecht niet aan eiser hoeft te worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/5810

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. E. Wolter),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
(gemachtigde: Y. Huisman).
Partijen worden hierna aangeduid als eiser en het Uwv.

Procesverloop

Met een besluit van 22 januari 2018 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiser met ingang van 13 februari 2018 een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend.
Met het besluit van 20 augustus 2018 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op de zitting van 9 april 2019. Eiser was aanwezig en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook was aanwezig K. Manuelyan, tolk in de Turkse taal en de zoon van eiser [naam 1] . Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Daarnaast was in het kader van het project “De Arts op Zitting” bij deze rechtbank ook aanwezig [naam 2] , verzekeringsarts bezwaar en beroep bij het Uwv (hierna: [naam 2] ).
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst en eiser in de gelegenheid gesteld medische stukken van zijn cardioloog in de procedure te brengen. Eiser heeft deze gegevens op 24 juni 2019 toegestuurd, waarna partijen over en weer nog schriftelijk op elkaars standpunten hebben gereageerd.
Partijen hebben niet aangegeven dat zij nog op een nadere zitting willen worden gehoord, zodat de rechtbank een nadere zitting achterwege heeft gelaten. De rechtbank heeft het onderzoek op 16 december 2019 gesloten.
Overwegingen
Wat ging er aan deze procedure vooraf?
1. Eiser was werkzaam als sloper in de bouw voor ongeveer 40 uur per week totdat hij op 16 februari 2016 uitviel met pijnklachten door spataderen en kortademigheid bij inspanningen. Eiser heeft gedurende 104 weken ziekengeld ontvangen. Op 26 november 2017 heeft hij een WIA-uitkering aangevraagd.
2. Een arts van het Uwv heeft eiser op 3 januari 2018 onderzocht. In het rapport van 4 januari 2018 concludeert de arts dat er aanleiding bestaat eiser beperkt te achten voor zeer zware fysieke werkzaamheden zoals zeer zwaar tillen en werk op gevaarlijke plaatsen, vanwege zijn benauwdheidsklachten. Ook neemt de arts - onder meer - een lichte beperking aan voor lopen vanwege de pijn aan zijn spataderen. Eiser heeft op 31 december 2017 een TIA in zijn oog gehad, maar een beperking voor de visus acht de arts niet aangewezen. De beperkingen van eiser zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Op grond van deze FML concludeert de arbeidsdeskundige dat eiser zijn eigen werk als sloper in de bouw niet meer kan doen. De arbeidsdeskundige heeft passende functies gezocht, waarmee eiser nog een bepaald bedrag per uur kan verdienen. Daarmee is eiser voor 41,76% arbeidsongeschikt (arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%).
3. Op grond van deze gegevens heeft het Uwv het primaire besluit genomen.
4. In bezwaar heeft op 9 augustus 2018 een hoorzitting plaatsgevonden, waarbij een verzekeringsarts bezwaar en beroep aanwezig was. Na afloop heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser op zijn spreekuur gezien. In zijn rapport van 9 augustus 2018 onderschrijft hij de conclusie van de eerdere arts en ziet hij geen aanleiding om extra beperkingen aan te nemen.
5. Het Uwv heeft hierna het bestreden besluit genomen.
Wat voert eiser in beroep aan?
6. Eiser is 58 jaar oud en heeft meerdere gezondheidsklachten. Hij staat onder behandeling van een cardioloog en is bij een longarts geweest. Eiser is bang dat hij als sloper met asbest in aanraking is gekomen. Bij een operatie aan zijn spataderen is een zenuw geraakt, waardoor hij weer extra pijnklachten heeft gekregen. Hij slikt dagelijks medicijnen. Eiser acht zichzelf niet in staat om vier uur per dag te staan. Op de zitting heeft eiser verteld dat hij onlangs bij een cardioloog is geweest, die zijn benauwdheidsklachten in verband heeft gebracht met mogelijke hartklachten. Volgens eiser bestaat er aanleiding om een urenbeperking aan te nemen. Eiser heeft de rechtbank gevraagd het resultaat van het onderzoek af te wachten en de informatie van de cardioloog nog in te mogen brengen. In verband hiermee heeft de rechtbank het onderzoek geschorst.
Wat zijn de standpunten van partijen na ontvangst van informatie van de cardioloog?
7. Uit informatie van de cardioloog van het OLVG in Amsterdam blijkt dat bij eiser onder meer sprake is van angina pectoris (pijn op de borst), een geringe vernauwing van de aortaklep (aortaklepstenose) en een geringe insufficiëntie (lekkende aortaklep) .
8. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 2] heeft een nieuwe FML (gedateerd 8 juli 2019) opgesteld na ontvangst van de informatie van de cardioloog, waarin een beperking voor plotselinge overgangen van warme naar koude omgeving is opgenomen. Ook is het frequent lichte voorwerpen hanteren licht beperkt geacht tot 5 kg. Verder is er volgens [naam 2] al voldoende rekening gehouden met de relatief milde hartafwijkingen van eiser, die ook rond de datum in geding (13 februari 2018) speelden. Eisers dossier is vervolgens opnieuw aan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voorgelegd. Deze heeft de eerder geselecteerde functies tegen het licht gehouden naar aanleiding van de nieuw toegevoegde beperkingen. De functies zijn opnieuw passend bevonden voor eiser. De vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid wijzigt niet.
9. Eiser vindt dat er een urenbeperking moet worden aangenomen, aangezien is gebleken dat er een cardiologische oorzaak ten grondslag ligt aan zijn kortademigheid en inspanningsklachten. De combinatie van klachten en zijn leeftijd maken dat hij energetisch beperkt is. Eiser beroept zich op de standaard ‘Duurbelasting in Arbeid’, waarin is opgenomen dat een verstoring van de energiehuishouding aanleiding kan zijn voor het aannemen van een urenbeperking. Als voorbeelden worden in de standaard genoemd: een longfunctiestoornis en status na een hartinfarct met verminderde pompfunctie. Bij eiser is er sprake van cardiologische klachten zoals hartklep-en pompproblemen.
10. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 2] is van mening dat de voorbeelden die worden genoemd in de standaard ‘Duurbelasting in Arbeid’ ernstiger aandoeningen betreffen dan die van eiser. Uit de informatie van de cardioloog en de eerdere rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat eiser nog een normale hartfunctie heeft en dat bij hem sprake is van geringe afwijkingen. In de aangepaste FML is hiermee voldoende rekening gehouden. Er is daarom geen indicatie voor een urenbeperking.
Oordeel van de rechtbank
11. Het Uwv heeft aan eiser een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend, omdat hij in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80% valt. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 2] heeft op de zitting een toelichting gegeven op de wijze waarop de klachten van eiser worden beoordeeld en de beperkingen worden vastgesteld. Hij heeft aangegeven dat de klachten die in eerste instantie als hyperventilatie werden beoordeeld, te maken kunnen hebben met het hart. Nadat van eisers cardioloog medische informatie is ontvangen, heeft [naam 2] hier nogmaals naar gekeken. Op de zitting heeft [naam 2] erop gewezen dat de verzekeringsartsen die over eiser hebben gerapporteerd ook onderzoek hebben gedaan naar eisers hart, waarbij zij naar de longen hebben geluisterd. Ook toen zijn al beperkingen aangenomen in verband met de benauwdheid van eiser. Nadat de informatie van eisers cardioloog is ontvangen, heeft [naam 2] de beperkingen uitgebreid en een nieuwe FML opgesteld.
12. De rechtbank overweegt dat de huisarts van eiser zijn benauwdheidsklachten al had geduid als angina pectoris. De verzekeringsartsen van het Uwv hebben deze diagnose in eerste instantie niet exact overgenomen, maar hebben wel rekening gehouden met de beperkingen die dit met zich meebrengt, met name ten aanzien van verminderde inspanningstolerantie. Naar aanleiding van recente informatie van de cardioloog heeft [naam 2] meer beperkingen aangenomen. Het beroep van eiser op de standaard ‘Duurbelasting in Arbeid’ slaagt niet. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 2] heeft erop gewezen dat uit de informatie van de cardioloog volgt dat nog sprake is van een normale hartfunctie en slechts geringe afwijkingen. Dat komt niet overeen met de ernstige klachten die na een hartinfarct kunnen optreden, zoals verminderde pompfunctie en hartfalen, zoals genoemd in de standaard ‘Duurbelasting in Arbeid’. Eiser krijgt wel benauwdheidsklachten bij traplopen, maar hiervoor is een beperking aangenomen. Hetzelfde geldt voor andere dynamische handelingen waarbij inspanning een rol speelt, zoals tillen of dragen, lopen, staan en het frequent hanteren van zware lasten en lichte voorwerpen. Met de (hart)klachten van eiser is dan ook voldoende rekening gehouden in de FML. Tot slot volgt uit de FML niet - zoals eiser lijkt te suggereren - dat hij tijdens het werk vier uur achtereen moet kunnen staan. Eiser is namelijk ook beperkt geacht op item 5.3 (staan). Daaruit volgt dat eiser ongeveer een half uur achtereen kan staan. Verder is in de FML de toelichting opgenomen dat tijdens werk lopen en staan in combinatie niet meer dan vier uur mag duren. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit is gebaseerd op een deugdelijke medische onderbouwing.
13. Eiser heeft geen specifieke arbeidskundige gronden naar voren gebracht. Uitgaande van de juistheid van de vastgestelde beperkingen van eiser, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep inzichtelijk gemotiveerd waarom de geselecteerde functies voor eiser passend zijn.
14. De beroepsgronden van eiser slagen niet. Het Uwv heeft eiser op goede gronden voor 35 tot 80% arbeidsongeschikt geacht op de datum 13 februari 2018 en hem op basis daarvan een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Het griffierecht hoeft ook niet aan eiser te worden terugbetaald.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van M. van Velzen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.