ECLI:NL:RBAMS:2019:9460

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
81/006509-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake visserijzaken en belemmering van inspecteurs aan boord

Op 6 december 2019 heeft de economische politierechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1966, die als schipper van een vissersvaartuig op de Noordzee werd beschuldigd van het belemmeren van inspecteurs van de NVWA. De zaak kwam aan het licht na een inspectie op 14 september 2016, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het niet verlenen van toegang tot het vaartuig aan controle belaste waarnemers, en het aanbrengen van illegale voorzieningen aan de netten die de mazen versperden. Tijdens de zitting op 22 november 2019 was de verdachte aanwezig, samen met zijn raadsman, mr. B.A.C. van Tuinen, en de officier van justitie, mr. S. Kubicz. De officier van justitie stelde dat de feiten opzettelijk waren gepleegd en dat er sprake was van ernstige inbreuken op de regelgeving. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet opzettelijk had geprobeerd de inspecteurs te ontlopen en dat de omstandigheden van de visreis de situatie verklaarden. De rechter oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en dat hij opzettelijk had gehandeld in strijd met de relevante verordeningen. De economische politierechter legde een geldboete op van EUR 1500,00 en verklaarde de inbeslaggenomen vis verbeurd. De rechter hield rekening met de financiële gevolgen voor de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 81/006510-17
Datum uitspraak: 6 december 2019
Verkort vonnis van de economische politierechter Amsterdam, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 22 november 2019 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. Verdachte was daarbij aanwezig. Daarnaast was de raadsman van verdachte aanwezig, mr. B.A.C. van Tuinen.
De economische politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. Kubicz en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1
hij op of omstreeks 14 september 2016, in elk geval in september 2016, op de Noordzee, (onder andere op of nabij de positie 51.38.3 NB - 002.59.9 OL), als schipper/kapitein van het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig [naam vissersvaartuig] , al dan niet opzettelijk, in strijd heeft gehandeld met artikel 73, zevende lid van Verordening (EG) nr. 1224/2009, door er niet voor te zorgen dat een of meer aangewezen met controle belaste waarnemers naar behoren werden ondergebracht en/of hun taak werd vergemakkelijkt en/of niet erop toe te zien dat zij niet werden gehinderd bij het vervullen van hun opdracht en/of het niet verlenen van de toegang tot de relevante delen van dat vaartuig, ook tot de gedane vangst, alsmede tot de documenten van dat vaartuig, met inbegrip van de elektronische bestanden aan die met controle belaste waarnemers, immers heeft hij, verdachte, aan 3, in elk geval een of meer toezichthouder(s)/inspecteur(s) (te weten [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] ) het ter controle aan boord gaan en/of betreden van dat vaartuig geweigerd en/of gehinderd (door de snelheid van dat vaartuig te verhogen en/of niet met dat vaartuig te stoppen.);
2
hij op of omstreeks 14 september 2016, in elk geval in september 2016, op de Noordzee, (onder andere op of nabij de positie 51.38.3 NB - 002.59.9 OL), als schipper/kapitein van het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig [naam vissersvaartuig] , al dan niet opzettelijk, in strijd heeft gehandeld met artikel 16 van Verordening (EG) nr. 850/98, door voorzieningen aan het/de door hem gebruikte net(ten) aan te brengen die de mazen in enig deel van dat/die net(ten) konden versperren en/of de feitelijke afmetingen daarvan konden verkleinen, immers heeft hij, verdachte, gevist met 2, in elk geval een of meer (pulswing) sleepnet(ten) (met een maaswijdte van respectievelijk ongeveer 79,0 millimeter en 79,6 millimeter), waarbij in de oorspronkelijke kuilen van dat/die net(ten) (telkens) een binnenkuil, met een maaswijdte van respectievelijk ongeveer 50,2 millimeter en 49,6 millimeter, in elk geval met een kleinere maaswijdte dan die van het/de oorspronkelijke net(ten), was aangebracht.

3.De formele voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De economische politierechter is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Het gaat zowel bij feit 1 als bij feit 2 om ernstige inbreuken in de zin van de toepasselijke regelgeving. De officier van justitie vindt dat er sprake is van misdrijven, de feiten zijn opzettelijk gepleegd.
Ten aanzien van feit 1 geldt dat mocht de economische politierechter van oordeel zijn dat de kapitein, verdachte, zelf niet de hinder heeft veroorzaakt, dan kan de economische politierechter deze strafbare gedraging van de reder toerekenen aan de kapitein. Daarvoor verwijst de officier van justitie naar de mondelinge uitspraak van de economische politierechter van de rechtbank Amsterdam met parketnummer 81/164392-18.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder 1 verzoekt de raadsman verdachte vrij te spreken. Namens de verdachte is aangevoerd dat niet opzettelijk geprobeerd is de inspecteurs te ontlopen. Het schip heeft vaart gemaakt, omdat er zand in de netten was gekomen en dit door vaart te maken uit de netten kon worden gespoeld. In de hectiek is niet gehoord dat er via de marifoon een oproep werd gedaan, en ook de schijnwerper is niet gezien. Het is ook zinloos om te proberen door vaart te maken de inspectie te ontlopen, omdat de snelle RHIB van de NVWA veel sneller kan dan het vissersschip.
Voorts dient verdachte te worden vrijgesproken, omdat tenlastegelegd is dat hij heeft gehandeld in strijd met artikel 73 van de EG Verordening nr. 1224/2009. Dit artikel ziet op de controle
aan boordvan het vaartuig. Als het gaat om
het verlenen van toegang tot het vaartuigis er de specifieke bepaling van artikel 114 Uitvoeringsverordening EU nr. 404/2011. Dit artikel is echter niet aan verdachte tenlastegelegd.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van een eventuele bewezenverklaring voor wat betreft het onder 2 tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de economische politierechter
Dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft gepleegd kan op grond van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangenomen en wordt door de verdachte ook niet betwist. Verdachte had er daarom belang bij betrapping op die overtreding te voorkomen. Daarvoor is niet noodzakelijk dat het schip de RHIB van de NVWA blijvend kan ontlopen, maar dat er voldoende tijd zou kunnen worden gecreëerd, om de illegale voorzieningen weg te werken. Dat de RHIB van de NVWA sneller is dan het schip van verdachte is dus op zichzelf niet voldoende om onaannemelijk te maken dat verdachte gepoogd heeft door vaart te maken te verhinderen dat de inspecteurs aan boord zouden komen.
Dat de verdachte noch de marifoonoproepen noch de schijnwerper is opgevallen acht de economische politierechter niet aannemelijk. De marifoon moet zodanig zijn afgesteld dat ten alle tijde deze kan worden gehoord. Het ging immers om oproepen over marifoonkanaal 16, het nood-, spoed-, veiligheid- en oproepkanaal op zee. De verbalisanten hebben bovendien gerelateerd dat zij, toen zij met de schijnwerper op de brug schenen, gezien hebben dat zich daar iemand bevond en die persoon moet dan ook het schijnwerper licht hebben gezien.
De vraag die thans moet worden beantwoord is of het bestaan van artikel 114 van de Uitvoeringsverordening EU nr. 404/2011 aan veroordeling van verdachte in de weg staat.
Het wettelijk kader:
Artikel 73 lid 7 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 (de controleverordening) luidt:
De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen zorgen ervoor dat de aangewezen met controle belaste waarnemers naar behoren worden ondergebracht, vergemakkelijken hun taak en zien erop toe dat zij niet worden gehinderd bij het vervullen van hun opdracht. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen verlenen tevens de met controle belaste waarnemers toegang tot de relevante delen van het vaartuig, ook tot de gedane vangst, alsmede tot de documenten van het vaartuig, met inbegrip van de elektronische bestanden.
Uitvoeringsverordening EU nr. 404/2011 (de uitvoeringsverordening) is volgens het opschrift een verordening:
‘houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen.’
De considerans van de Uitvoeringsverordening houdt onder meer in:
(21) Artikel 73 van de controleverordening biedt de Raad de mogelijkheid regelingen inzake met controle belaste waarnemers vast te stellen en bevat bovendien een algemene beschrijving van het profiel van deze waarnemers en van de taken die zij aan boord van vissersvaartuigen moeten uitvoeren. De taken en de inzetmodaliteiten voor deze met controle belaste waarnemers moeten nader worden omschreven.
Artikel 114 luidt, voor zover van belang:
Verplichtingen van de kapitein tijdens de inspectie
1. De kapitein van een vissersvaartuig dat wordt geïnspecteerd, of diens vertegenwoordiger, moet:
a) het veilig en efficiënt aan boord gaan van de functionarissen overeenkomstig de voorschriften van goed zeemanschap mogelijk maken wanneer het desbetreffende sein uit het internationale seinboek wordt gegeven of wanneer een vaartuig of een helikopter met een functionaris aan boord via radiocommunicatie te kennen geeft dat deze functionaris aan boord van het vissersvaartuig wil komen;
[..]
f) de functionarissen toegang verschaffen tot alle delen van het vaartuig, alle al dan niet verwerkte vangsten, al het vistuig en alle relevante informatie en documenten;
Uit dit samenstel van bepalingen kan worden afgeleid dat dat de Uitvoeringsverordening invulling geeft aan de bepalingen van de controleverordening. Het is dan ook niet zo, als door de raadsman is bepleit, dat de controleverordening uitsluitend de voorschriften voor aan boord bepaalt en de uitvoeringsverordening de voorschriften voor het aan boord gaan bevat.
Artikel 114 sub 1 onder f) van de uitvoeringsverordening geeft bijvoorbeeld, evenals artikel 73 van de controleverordening, voorschriften over de toegang die de functionarissen moeten krijgen tot de ruimten aan boord, de vangst en de documenten.
In dat licht gezien kan worden aangenomen dat de bepaling van artikel 114 lid 1 onder a) uitvoeringsverordening niet meer is dan een uitwerking van de verplichting van de kapitein op grond van artikel 73 van de controleverordening om er op toe te zien dat de functionarissen bij het vervullen van hun opdracht niet worden gehinderd.
Door met het schip vaart te maken werden de inspecteurs van de NVWA gehinderd in het vervullen van hun opdracht. De inspecteurs werd het daardoor immers bemoeilijkt om aan boord te gaan om een inspectie uit te voeren. Verdachte heeft daarom als kapitein in strijd gehandeld met artikel 73 lid 7 van de controleverordening.

5.Bewezenverklaring

De economische politierechter acht bewezen dat verdachte:
1
op 14 september 2016, op de Noordzee, op of nabij de positie 51.38.3 NB - 002.59.9 OL, als kapitein van het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig [naam vissersvaartuig] , opzettelijk, in strijd heeft gehandeld met artikel 73, zevende lid van Verordening (EG) nr. 1224/2009, door er niet op toe te zien een of meer aangewezen met controle belaste waarnemers niet werden gehinderd bij het vervullen van hun opdracht immers heeft hij, verdachte, aan 3 toezichthouders, te weten [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] het ter controle aan boord gaan en betreden van dat vaartuig gehinderd door de snelheid van dat vaartuig te verhogen en niet met dat vaartuig te stoppen;
2
op 14 september 2016, op de Noordzee, op of nabij de positie 51.38.3 NB - 002.59.9 OL, als kapitein van het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig [naam vissersvaartuig] , opzettelijk, in strijd heeft gehandeld met artikel 16 van Verordening (EG) nr. 850/98, door voorzieningen aan de door hem gebruikte netten aan te brengen die de mazen in enig deel van die netten konden versperren en de feitelijke afmetingen daarvan konden verkleinen, immers heeft hij, verdachte, gevist met 2, pulswing sleepnetten (met een maaswijdte van respectievelijk ongeveer 79,0 millimeter en 79,6 millimeter), waarbij in de oorspronkelijke kuilen van die net(ten) (telkens) een binnenkuil, met een maaswijdte van respectievelijk ongeveer 50,2 millimeter en 49,6 millimeter, was aangebracht.

6.Het bewijs

De economische politierechter grondt zijn beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de economische politierechter gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

9.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ten aanzien van de tenlastegelegde feiten een geldboete van EUR 1500,00 en dat de (waarde van) de inbeslaggenomen vis wordt verbeurdverklaard.
9.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de (financiële) gevolgen van deze zaak enorm zijn geweest voor verdachte en heeft daarom verzocht de zaak via artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht af te doen en aan verdachte geen straf of maatregel op te leggen.
De vangst van de visreis is inbeslaggenomen en op de afslag verkocht. De opbrengst daarvan was EUR 39.080,63. Daarnaast heeft verdachte strafpunten ontvangen voor het hinderen van de controle, te weten: 7, en voor het vissen met binnenkuilen, te weten: 4. Het gevolg hiervan is geweest dat de visvergunning voor de duur van twee maanden is geschorst. Voor verdachte heeft dit betekend dat hij gedurende die periode niet op zee heeft kunnen werken. De schade die dit tot gevolg heeft gehad is door een expert begroot op EUR 317.205,- (de waarde van de inbeslaggenomen vis ad. EUR 39.080,63 is in dat bedrag verdisconteerd).
Bovendien kan slechts dat deel van de inbeslaggenomen vis worden verbeurdverklaard die gevist met toepassing van de binnenkuilen. Dat is slechts een klein gedeelte, omdat de [naam vissersvaartuig] pas op het laatste gedeelte van de reis in ondiep water met binnenkuilen is gaan vissen.
Daarnaast dient de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak tot strafvermindering te leiden.
9.3
Het oordeel van de economische politierechter
Het overtreden van de regels die ertoe strekken te voorkomen dat meer of kleinere vissen worden gevangen is een ernstig vergrijp. Die regels beogen de visstand te bewaren. Bovendien wordt daardoor de concurrentie vervalst. Dat daarnaast ook geprobeerd is de ontdekking van die overtreding te verheimelijken door de controle te bemoeilijken maakt de zaak alleen maar nog ernstiger. Dergelijke overtredingen, indien opzettelijk gepleegd, verdienen een financiële sanctie. Aan de andere kant moet de economische politierechter rekening houden met de financiële gevolgen die deze zaak al voor de verdachte heeft gehad.
De vangst met een waarde van ruim € 39.000,00 is in beslag genomen en zal verbeurd worden verklaard. Daarnaast heeft verdachte als gevolg van deze zaak enige tijd niet kunnen vissen, waardoor hij eveneens aanzienlijk financieel nadeel heeft geleden. Verdachte heeft, naar hij heeft verklaard, mede daardoor het vissen opgegeven. In die omstandigheden ziet de economische politierechter geen meerwaarde in het opleggen van een additionele sanctie, naast de verbeurdverklaring.
De economische politierechter stelt vast dat de redelijke termijn met ruim een jaar is overschreden. Nu naast de verbeurdverklaring geen andere straf of maatregel wordt opgelegd volstaat de economische politierechter met die vaststelling.

10.Beslag

10.1
Het beslag
Onder verdachte is de vangst van de visreis inbeslaggenomen, te weten in totaal 8.208 kilogram vis.
10.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen vangst.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert aan dat voor verbeurdverklaring vatbaar zijn voorwerpen die aan de veroordeelde toebehoren of die hij geheel of ten dele te eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middels of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen.
Verdachte heeft verklaard dat zij pas met het vissen met binnenkuilen waren begonnen. Eerst was gevist in diepe wateren, waar het niet nodig was om met die netten te vissen. Onduidelijk is hoeveel vis er nu met behulp van die illegale netvoorziening is gevangen. De verdediging verzoekt om – indien de economische politierechter toekomt aan verbeurdverklaring van het beslag – niet de gehele besomming van de visreis verbeurd te verklaren, maar een naar het oordeel van de economische politierechter redelijk gedeelte daarvan.
10.4
Het oordeel van de economische politierechter
De vangst is vatbaar voor verbeurdverklaring. De vangst is immers doormiddel van het strafbare feit verkregen. Dat, zoals de raadsman heeft aangevoerd, niet de gehele vangst met binnenkuilen zou zijn gevangen doet daar niet aan af. De legale en illegale vangst is vermengd en het is onmogelijk die te onderscheiden. Daarmee is de gehele vangst vatbaar voor verbeurdverklaring.
Aangenomen moet worden dat de vangst niet aan verdachte persoonlijk toebehoort, nu het schip niet door verdachte, maar door [zeevisserijbedrijf] werd geëxploiteerd. Verdachte is echter een van de vennoten van de V.O.F. en bij vonnis van vandaag wordt de V.O.F. eveneens schuldig bevonden aan het vissen met binnenkuilen, met betrekking tot dezelfde visreis. De V.O.F. was daarom bekend met het feit dat de vangst door middel van het strafbare feit was verkregen, als bedoeld in artikel 33a lid 2 sub a Wetboek van Strafrecht.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de volgende artikelen:
33a en 57 Wetboek van Strafrecht
1a, 2 en 6 Wet op de economische delicten
3a Visserijwet 1963
3 Reglement zee- en kustvisserij 1977
53 en 128 Uitvoeringsregeling zeevisserij
16 Verordening (EG) nr. 850/98
73 Verordening (EG) nr. 1224/2009

12.Beslissing

De economische politierechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3a van de Visserijwet 1963, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart verbeurd:
1. 8094 KG Vis
(Omschrijving: Tong 2807kg, Tarbot 341 kg, Griet 173 kg, Tongschar 28 kg
mul 17kg, schol 2748 kg, Schar 518 kg, Bot 4 kg, Kabeljauw 4 kg, Wijting 95kg, Rode poon 48kg, Krab 15kg, Zonnevis 2kg, Pieterman 14 kg, Wulk 32kg, Hondshaai 18kg, Steenwijting 121 kg, Katten 83 kg)
2. 114 KG Vis
(Omschrijving: Rog gevlekt 77kg, Rog stekel 37 kg)
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.H. Marcus, economische politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. I. Struijkenkamp griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 december 2019.