ECLI:NL:RBAMS:2019:9457

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
13/728179-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan het vervoeren van cocaïne na onvoldoende bewijs

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 december 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan het vervoeren van cocaïne. De zaak kwam voort uit een observatie op 18 juni 2019, waarbij het Openbaar Ministerie informatie ontving dat er vermoedelijk verdovende middelen in een Mercedes-Benz Citan aanwezig waren. Tijdens de observatie werd gezien dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] contact hadden bij een tankstation en later bij een woning, waar dozen uit de Mercedes werden gehaald. De medeverdachte [medeverdachte 2] werd later aangehouden met cocaïne in zijn fietstas, wat leidde tot de aanhouding van de verdachte en [medeverdachte 1].

De officier van justitie stelde dat de verdachte medeplichtig was aan het vervoeren van cocaïne, verwijzend naar de observaties en het telefoonverkeer tussen de verdachte en [medeverdachte 1]. De verdediging betwistte dit en stelde dat de verdachte dacht dat hij pacemakers vervoerde en dat er onvoldoende bewijs was voor medeplichtigheid.

De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden. Er was onvoldoende bewijs om te concluderen dat de aangetroffen cocaïne afkomstig was uit de dozen die uit de Mercedes waren gehaald. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van medeplichtigheid aan het vervoeren van cocaïne, omdat de vrijspraak van medeverdachte [medeverdachte 1] ook de vrijspraak van de verdachte met zich meebracht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet op de hoogte kon zijn van het vervoer van cocaïne en dat er geen bewijs was voor zijn betrokkenheid.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728179-19
Datum uitspraak: 11 december 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.J. Cnossen, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.M. Oldenburg, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 18 juni 2019 te [plaats] en/of de rijksweg A2 en/of de rijksweg A15, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben vervoerd en of afgeleverd, althans aanwezig heeft/hebben gehad (ongeveer) 8 kilogram en 720 gram, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 18 juni 2019 te [plaats] en/of de rijksweg A2 en/of de rijksweg A15, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (met bovenomschreven feit als doel):
  • Het transport van een bus (met kenteken [kenteken] ) met daarin de cocaïne op 18 juni 2019 te begeleiden en te observeren, door met een auto in de nabijheid van de bus te rijden;
  • Na aankomst van deze bus op het adres [adres 2] te [plaats] op 18 juni 2019 vlakbij te blijven wachten;
  • Na de aflevering van de cocaïne op 18 juni 2019 met de bus mee te rijden.

3.Vrijspraak

3.1
Inleiding
De rechtbank doet gelijktijdig uitspraak in de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Het Openbaar Ministerie heeft op 18 juni 2019 uit een lopend onderzoek informatie verkregen:

In het voertuig van het merk Mercedes-Benz, type Citan en voorzien van het kenteken [kenteken] bevindt zich vermoedelijk een hoeveelheid verdovende middelen. De Mercedes-Benz Citan rijdt op de rijksweg A2 in de richting van Utrecht en komende uit de richting van Maastricht.
Naar aanleiding van deze informatie is op 18 juni 2019 een observatie gestart nabij de rijksweg A2. Er wordt het volgende gezien. Rond 12.30 uur zien observanten dat [medeverdachte 1] en verdachte een gesprek hebben bij een tankstation langs de rijksweg A2. Rond 13.30 uur stoppen [medeverdachte 1] , bestuurder van de Mercedes Citan, en verdachte, bestuurder van een Citroën DS3, bij een woning aan de [adres 2] in [plaats]. Een blanke man maakt vanaf de oprit contact met [medeverdachte 1] en brengt in totaal vier dozen vanuit de laadruimte van de Mercedes naar de woning. [medeverdachte 1] neemt daarna nog kort plaats op de bijrijdersstoel van de Citroën DS3, waarna [medeverdachte 1] (in de Mercedes Citan) en verdachte (in de Citroën DS3) weg rijden.
Ongeveer vier uur later wordt gezien dat [medeverdachte 2] uit de woning komt. Hij zit op een fiets als hij om 17.30 uur wordt aangehouden. In de fietstas van de fiets zat een Albert Heijn-tas met daarin een oranje tas. In die oranje tas waren blokken zichtbaar. Uit het dossier blijkt dat het om blokken cocaïne gaat van in totaal ongeveer 8 kilogram. Na de aanhouding van [medeverdachte 2] zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] ook aangehouden.
3.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard: medeplichtigheid aan het vervoeren van cocaïne. De officier van justitie heeft hierbij verwezen naar de observaties, het uitladen van de dozen uit de Mercedes van [medeverdachte 1] , het aantreffen van de drugs bij [medeverdachte 2] , een screenshot in de telefoon van [medeverdachte 1] over het aanschaffen van een stevige en snelle auto voor de voorrijder, de aanschaf van de Citroën door [medeverdachte 1] kort daarna, en het zaagsel dat zowel in de Mercedes, als in de dozen en in de Albert Heijn tas is aangetroffen. Daarnaast is het telefoonverkeer tussen [medeverdachte 1] en verdachte van belang dat duidelijk wijst op een drugstransport. De verklaring van verdachte dat hij dacht dat [medeverdachte 1] pacemakers vervoerde is ongeloofwaardig. Verdachte had bij [medeverdachte 1] moeten doorvragen over waarom hij met hem mee moest rijden. Dat heeft hij nagelaten. Verdachte wist of had op zijn minst redelijkerwijs moeten vermoeden dat het ging om het vervoer van cocaïne. Verdachte is daaraan daarom medeplichtig.
3.3
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte vrij te spreken, omdat er onvoldoende bewijs is.
Verdachte heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 1] moest meerijden voor het geval dat [medeverdachte 1] zou worden aangehouden voor rijden zonder rijbewijs. [medeverdachte 1] zou in dat geval bij hem in de auto kunnen stappen en verder kunnen rijden. Verdachte dacht dat [medeverdachte 1] pacemakers rondbracht.
Verdachte heeft daarmee 50 euro per dag verdiend. In totaal dus 100 euro en geen 3.000 euro, zoals uit de telefoon van [medeverdachte 1] zou volgen. Verdachte heeft geen opzet gehad op het gronddelict, het aanwezig hebben en vervoeren van cocaïne.
3.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet bewezen, daarom wordt verdachte vrijgesproken.
Op basis van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat medeverdachte [medeverdachte 1] de aangetroffen cocaïne heeft vervoerd. Uit het dossier volgt dat de dozen die uit de laadruimte van [medeverdachte 1] kwamen de woning in [plaats] zijn ingegaan. Wat er in die dozen zat, kan de rechtbank niet vaststellen. Dat [medeverdachte 2] vier uur later het huis uitkomt met cocaïne in zijn fietstas is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat die cocaïne dus uit die dozen en daarmee uit de Mercedes van [medeverdachte 1] kwam. Ook niet bezien in het licht van de verborgen ruimte in de Mercedes en de bevindingen uit de telefoon van [medeverdachte 1] . Daaruit kan mogelijk worden afgeleid dat hij zich bezig hield met transport van illegale goederen waar grote geldbedragen en ‘voorrijders’ mee gemoeid waren. Daarmee is echter niet gezegd dat de klus op de dag van de aanhouding om harddrugs en dan nog deze specifieke lading cocaïne ging. Het enige spoor in dit dossier dat mogelijk de lading uit de Mercedes van [medeverdachte 1] aan de aangetroffen cocaïne zou kunnen koppelen is het zaagsel. Het in de Albert Heijn-tas aangetroffen ‘zaagsel’ is alleen zo minimaal (de foto in het proces-verbaal laat drie vermoedelijke snippers zien) dat op basis daarvan nauwelijks vast te stellen is dat het daadwerkelijk om zaagsel gaat. Bovendien is op basis van dit dossier niet vast te stellen dat het om hetzelfde zaagsel gaat als dat in de Mercedes of in de dozen is aangetroffen. [medeverdachte 1] is dus niet te koppelen aan de aangetroffen cocaïne. [medeverdachte 1] wordt bij uitspraak van vandaag dan ook vrijgesproken van het vervoeren van de cocaïne.
Omdat verdachte medeplichtigheid aan het door [medeverdachte 1] vervoeren van cocaïne wordt verweten, betekent de vrijspraak van [medeverdachte 1] dat ook verdachte wordt vrijgesproken; het [medeverdachte 1] behulpzaam zijn bij het vervoeren van de aantroffen partij cocaïne kan niet worden bewezen.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. B.M. Visser en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Struijkenkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 december 2019.