Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Waardering van het bewijs
4.Beslag
5.Beslissing
de teruggave aan verdachtevan:
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
Rechtbank Amsterdam
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 december 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 22-jarige man, die werd verdacht van een straatroof op 6 februari 2019 bij het Apollohotel in Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van het in vereniging beroven van een exclusief horloge, ter waarde van 110.000 euro, van een slachtoffer. Tijdens de zitting op 5 december 2019 heeft de officier van justitie, mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, bewijs gepresenteerd dat de verdachte betrokken zou zijn geweest bij de straatroof, onder andere door het gebruik van afgeluisterde gesprekken en historische telefoongegevens. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. R. Pothast, betoogde echter dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken en geconcludeerd dat, hoewel er aanwijzingen waren dat de verdachte betrokken was bij de straatroof, deze niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen direct bewijs was dat de verdachte de vluchtauto had bestuurd of dat hij daadwerkelijk betrokken was bij de diefstal. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daarnaast werd besloten over de inbeslaggenomen goederen, waarbij enkele aan de verdachte werden teruggegeven en andere werden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.