ECLI:NL:RBAMS:2019:9304

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
13-144337-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal met geweld en veroordeling voor openlijke geweldpleging met toepassing van adolescentenstrafrecht

Op 11 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 15 juni 2019 in Amsterdam, waarbij de verdachte en medeverdachten betrokken waren bij een vechtpartij op de openbare weg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet betrokken was bij de diefstal van een telefoon, maar wel schuldig aan openlijke geweldpleging. De officier van justitie had vrijspraak voor de diefstal met geweld geëist, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, openlijk geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen bij de strafoplegging. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 150 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft het adolescentenstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd en omstandigheden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke impact van openlijke geweldpleging en de noodzaak van begeleiding en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/144337-19 (Promis)
Datum uitspraak: 11 december 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. de Graaf en van wat verdachte en zijn raadsman mr. I de Vos naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 15 juni 2019 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
diefstal met geweld van een telefoon van [ slachtoffer 1]
en/of
het plegen van openlijk geweld in vereniging tegen [ slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de diefstal met geweld moet worden vrijgesproken. De openlijke geweldpleging kan wel worden bewezen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de officier van justitie verwezen naar de inhoud van het dossier en de camerabeelden die ter terechtzitting zijn bekeken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Zo zou het proces-verbaal dat is opgemaakt over de camerabeelden moeten worden uitgesloten van het bewijs, omdat de verbalisant niet heeft opgeschreven waar en wanneer hij de beelden heeft bekeken. Verder kan niet worden vastgesteld dat verdachte op de beelden staat, daarvoor zijn de camerabeelden van een te slechte kwaliteit. Subsidiair kan niet worden vastgesteld dat verdachte een geweldshandeling verricht. De raadsman ziet dat verdachte slechts over een steen struikelt, maar dat is nog geen geweldshandeling.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen enkele reden het proces-verbaal waarin de camerabeelden worden beschreven uit te sluiten van het bewijs. Ten eerste kan het enkele feit dat de verbalisant niet heeft opgeschreven waar en wanneer hij de beelden heeft bekeken niet zelfstandig tot de conclusie leiden dat het proces-verbaal onjuist of onbetrouwbaar is. De raadsman heeft dit ook niet nader onderbouwd. Ten tweede had de raadsman om te beginnen de camerabeelden zelf kunnen bekijken om een en ander te toetsen, iets wat hij niet heeft gedaan. Ten derde had het op de weg van de verdediging gelegen om, bij twijfel, te verzoeken om de desbetreffende verbalisant hierover te horen, wat ook al niet is gebeurd. Ten vierde zijn de camerabeelden ter terechtzitting getoond en heeft de raadsman alle ruimte gekregen opmerkingen te plaatsen bij het daarover opgemaakte proces-verbaal. Het verweer wordt dan ook verworpen.
De rechtbank heeft op de zitting de camerabeelden van het incident bekeken. Uit het dossier, en met name voornoemde camerabeelden, leidt de rechtbank het volgende af.
Aanleiding van het incident
In de avond van 14 juni 2019, om 23:58:13 uur, loopt verdachte [medeverdachte 1] , met zijn medeverdachten [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , over het Rembrandtplein, in de richting van de Reguliersbreestraat.
Rond datzelfde tijdstip, om 23:57:50 uur, worden aangeefster [ slachtoffer 1] , getuige [slachtoffer 2] en een onbekende derde gezien op de ’s-Gravelandseveer, slechts enkele minuten lopen vanaf het Rembrandtplein. Terwijl [ slachtoffer 1] gaat wildplassen, worden [slachtoffer 2] en zijn metgezel aangesproken door twee mannen, waarbij enige tijd met elkaar wordt gesproken. Om 0:04 uur ontstaat er kennelijk een geschil, waarbij de twee mannen meerdere keren weglopen bij het drietal, maar ook weer terugkeren. Om 0:04:53 lijkt [ slachtoffer 1] te spugen naar de twee mannen, terwijl zij weglopen, waarna een van de twee mannen een trappende beweging maakt richting het drietal. Vervolgens ontstaat er een vechtpartij tussen de twee groepen, waarbij over en weer wordt geschopt en geslagen. Bij dit alles zijn geen van de verdachten nog in beeld. Dat verandert echter enkele seconden later.
Om 0:05:15 uur komen vijf personen aanrennen. Een aantal van hen mengt zich in het gevecht, dat begint met een ‘vliegende trap’ tegen [slachtoffer 2] .
De herkenning van de vijf personen als de verdachten
Verschillende raadslieden hebben zich op het standpunt gesteld dat hun cliënt niet kan worden herkend op de camerabeelden. De rechtbank ziet dat anders. Alhoewel de camerabeelden te onduidelijk zijn voor een gezichtsherkenning, is de kleding van de vijf personen wel goed zichtbaar. Dat een en ander in grijstinten is gefilmd, maakt een herkenning niet eenvoudiger, maar ook bepaald niet onmogelijk. De rechtbank stelt ten aanzien van de herkenning van de verschillende verdachten het volgende vast.
Verdachte [medeverdachte 1] is herkenbaar aan zijn donkere kleding met logo’s op zowel zijn broek als bovenkleding en zijn witte schoenen. Bovendien springen zijn kenmerkende dreadlocks in het oog.
Verdachte [medeverdachte 2] valt op door zijn bij elkaar horende broek en vest met capuchon, met daarop kenmerkende logo’s (op borst en onderbeen), en het feit dat hij een petje draagt.
Verdachte [verdachte] kan worden herkend aan het feit dat hij een donkere broek en schoenen, met een wit vest en daaroverheen een donkere jas draagt. Bovendien draagt hij een pet met een opvallend logo op de voorkant en heeft hij een logo op de linkermouw. Ook voor hem geldt dat hij op de politiefoto gemaakt na de aanhouding dezelfde kleding aan had.
Verdachte [medeverdachte 3] draagt een bijpassend set sportkleding, waarbij de band op de broek en het logo op de borst opvallen.
Verdachte [medeverdachte 4] valt met name op door de tas die hij draagt, in combinatie met zijn donkere kleding met logo op de borst en zijn witte schoenen.
Bij de herkenning van de vijf verdachten weegt de rechtbank mee dat alle vijf verdachten zich met elkaar enkele minuten voorafgaand aan de vechtpartij de in de buurt van de ’s-Gravelandseveer bevonden, namelijk op het Rembrandtplein. Bovendien zijn kort na het incident vier verdachten ( [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] ) in elkaars aanwezigheid aangehouden, terwijl [medeverdachte 1] daar eveneens vlakbij werd aangehouden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vijf personen die op de beelden komen aanrennen waarvan een aantal zich mengt in het incident, kunnen worden herkend als de vijf verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] .
Het vervolg van het incident
Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 1] met een voorwaartse trap tegen [slachtoffer 2] opspringt. [medeverdachte 1] heeft ter zitting bevestigd dat hij de persoon is die op de beelden te zien is. Vervolgens geeft hij een tweede trap tegen [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] raakt vervolgens in gevecht met een van de twee mannen met wie hij eerder nog in gesprek was. [medeverdachte 2] , die schuin achter [medeverdachte 1] staat, geeft een voorwaartse trap tegen de maag van [ slachtoffer 1] , waardoor zij naar achteren deinst, met haar rug tegen een auto aan. Zij laat daarbij haar telefoon uit haar handen vallen. Even later ziet [medeverdachte 1] deze telefoon op de grond liggen, waarop hij deze opraapt en wegloopt. Zij probeert hem nog tegen te houden, waarbij [medeverdachte 2] haar probeert te schoppen. [medeverdachte 1] weert haar af met een slaande beweging, waarbij hij haar op de schouder raakt. Ten slotte geeft [verdachte] [slachtoffer 2] een zijwaartse trap tegen het lichaam, waardoor [slachtoffer 2] op de grond valt. Vervolgens rennen alle verdachten weg.
Van de zijde van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zijn geen geweldshandelingen waargenomen.
De aanhouding
De politie is snel ter plaatse en ziet vijf in het donker geklede mannen rennen. Op camerabeelden worden alle vijf de verdachten rennend gezien, waarbij [medeverdachte 1] een iets andere route kiest dan zijn medeverdachten. De politie heeft de vijf verdachten tijdens de achtervolging vrijwel de gehele tijd in het zicht en gedurende een zeer korte tijd dat dit niet zo is, is niet gebleken van andere personen die voldoen aan het signalement van de vijf verdachten. Na een korte achtervolging worden de verdachten [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] om 0:15 uur samen aangehouden. Vlakbij wordt ook verdachte [medeverdachte 1] aangehouden, van wie gezien is dat hij vlak voor zijn aanhouding iets neerlegde in een bosschage. Dit blijkt later de telefoon van aangeefster [ slachtoffer 1] te zijn.
Ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal met geweld
De telefoon is door medeverdachte [medeverdachte 1] meegenomen en uit de camerabeelden blijkt niet dat verdachte hier iets mee van doen had. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte voor dit feit moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de openlijke geweldpleging
Zoals zojuist al is benoemd, hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] geen geweldshandelingen gepleegd. Hun enkele aanwezigheid is verder van onvoldoende gewicht om van een wezenlijke bijdrage aan de openlijke geweldpleging te kunnen spreken. Zij zullen dan ook worden vrijgesproken.
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] hebben daarentegen wel geweldshandelingen verricht. Het incident vond plaats op de openbare weg, te weten op de ’s-Gravelandseveer, midden in het centrum van Amsterdam en vlakbij een druk uitgaansgebied. Dit maakt dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan openlijke geweldpleging. Omdat zij als groep hebben opgetreden, hebben zij het feit ook gezamenlijk gepleegd. Dit maakt dat elke verdachte niet alleen verantwoordelijk is voor het door hem gepleegde geweld, maar ook voor het geweld van zijn mededaders. De openlijke geweldpleging in vereniging is dan ook bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 15 juni 2019 te Amsterdam openlijk, te weten op de ’s-Gravelandseveer, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [ slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door
  • voornoemde [ slachtoffer 1] tegen de maag te trappen, en
  • voornoemde [slachtoffer 2] tegen het hoofd te slaan en tegen het lichaam te schoppen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] ten val is gekomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Ook verdachte is strafbaar, omdat er geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

6.Motivering van de straffen en maatregelen

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier dagen, met aftrek van voorarrest en een taakstraf van tachtig uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van veertig dagen, waarvan veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde een meldplicht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich, samen met zijn medeverdachten, schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Dit is een ernstig feit, niet alleen door het gebruik van geweld jegens het slachtoffer, maar ook omdat het voor het oog van willekeurige omstanders en voorbijgangers wordt toegepast. Hierdoor worden gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij gecreëerd en vergroot en daar is verdachte mede schuldig aan.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 4 november 2019. Hieruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van een reclasseringsadvies van Inforsa Reclassering van 19 juni 2019 ten behoeve van de voorgeleiding aan de rechter-commissaris. Hieruit blijkt dat de algehele kans op recidive gemiddeld is. De kans op recidive en letselschade kan niet worden ingeschat en de kans op onttrekking wordt ingeschat op laag. Ondanks dat er op dit moment geen sprake is van een zinvolle dagbesteding, is de verwachting dat betrokkene in september weer een opleiding begint. Er lijken geen problemen te spelen op de overige leefgebieden.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van een rapport van Reclassering Nederland van 15 augustus 2019. Hieruit blijkt dat de reclassering adviseert de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, omdat verdachte zijn meldplicht niet goed nakomt.
Adolescentenstrafrecht (ASR)
De rechtbank ziet aanleiding het ASR toe te passen. Verdachte woont bij zijn ouders, gaat naar school en lijkt pedagogisch beïnvloedbaar te zijn. Dit zijn allemaal indicaties voor toepassing van het ASR en de rechtbank zal dat dan ook doen.
Als uitgangspunt voor een openlijke geweldpleging waarbij het slachtoffer enig letsel heeft opgelopen, hanteert de rechtbank, conform de oriëntatiepunten van het LOVS, een taakstraf van 150 uur. De rechtbank ziet ten aanzien van verdachte in beginsel geen aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken. Wel zal de rechtbank een gedeelte van de op te leggen werkstraf in voorwaardelijke zin opleggen en aan dit voorwaardelijk strafdeel enkele bijzondere voorwaarden verbinden. De rechtbank is namelijk van oordeel dat de verdachte enige hulp en ondersteuning vanuit de reclassering wel kan gebruiken. Hierbij geeft de rechtbank verdachte mee dat hij zich beter moet opstellen dan tijdens zijn schorsingsperiode. Als hij nog een keer niet goed meewerkt, loopt hij immers het risico dat hij extra uren zal moeten gaan werken.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 63, 77c, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

8.Beslissing

Verklaart het eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde (de diefstal met geweld) niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde (de openlijke geweldpleging) heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
werkstrafvan
150 (honderdvijftig) uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 75 (vijfenzeventig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Beveelt dat een
gedeeltevan deze straf, groot
50 (vijftig) uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de werkstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 25 (vijfentwintig) dagen.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland aan de [adres] als hij wordt opgeroepen voor een gesprek. Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
Dagbesteding
Verdachte wordt verplicht om mee te werken aan een traject dat hem leidt naar structurele dagbesteding, zoals het volgen van een opleiding en/of werktraject, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Begeleidbaar opstellen
Veroordeelde stelt zich begeleidbaar op en houdt zich aan alle aanwijzingen die Reclassering Nederland hem geeft
Geeft opdrachtaan Reclassering Nederland, of nader te bepalen instelling, toezicht te houden op nakoming van de bijzondere voorwaarden en veroordeelde daarbij te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Heft ophet – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.J. Koene, voorzitter,
mrs. W.H. van Benthem en R.H.G. Odink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 december 2019.