ECLI:NL:RBAMS:2019:9302

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
13-650331-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van cocaïne en voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs

Op 28 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van 1.090 gram cocaïne en het plegen van voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 16 april tot en met 27 april 2018 in Nederland opzettelijk cocaïne heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad. De verdachte had de cocaïne verstopt in een verborgen ruimte van een bus die hij had geleend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs in de bus, gezien zijn eerdere verklaringen en de omstandigheden rondom de diefstal van de bus. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de grootschalige handel in harddrugs, onder andere door het verkrijgen van informatie over chemische stoffen die gebruikt kunnen worden voor het terugwinnen van cocaïne. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden gericht op stabilisatie van het leven van de verdachte. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van de drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/650331-18 (Promis)
Datum uitspraak: 28 november 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [Land van herkomst] ) op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres]
, gedetineerd in [detentieadres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.A. Bosman en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. K.K. Hansen-Löve naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is na een nadere omschrijving op de zitting van 14 november 2019 – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. het bezit van 1.090 gram cocaïne in de periode van 1 april tot en met 1 mei 2018 in Amsterdam/Den Haag/Lelystad;
2. het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van en handel in harddrugs in de periode van 7 april 2018 tot en met 21 mei 2019 in Amsterdam/Den Haag/Lelystad.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht beide feiten bewezen. Zij heeft in verband daarmee verwezen naar de relevante bewijsmiddelen in het dossier.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat niet is vast te stellen of de aangetroffen cocaïne al in de bus lag toen verdachte erin rondreed. Zij heeft zich evenwel ten aanzien van feit 1, kort gezegd het bezit van cocaïne, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank (voor zover dat ziet op een maximale hoeveelheid van 1090 gram cocaïne). Zij heeft vrijspraak bepleit voor het deel van de tenlastelegging dat ziet op een ‘grote hoeveelheid’ cocaïne.
Ten aanzien van feit 2, de voorbereidingshandelingen, heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit, omdat verdachte niet in verband kan worden gebracht met de containers. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat enkel het bezit van de [automerk 1] -bus kan worden bewezen, wat, gelet op een eventuele bewezenverklaring van feit 1, daarmee eendaadse samenloop zou opleveren.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht feit 1 bewezen. Op 28 april 2018 heeft [persoon 1] aangifte gedaan van diefstal van de [automerk 1] met [kentekennummer 1] (hierna: de bus, of de [automerk 1] -bus). [2] Tot dat moment maakte verdachte, met toestemming van [persoon 1] , meer dan incidenteel gebruik van deze bus, waaronder ook op de ochtend van 27 april 2018. [3] Uit een analyse van de scan-momenten en -locaties (via ANPR) van de [automerk 1] -bus en de historische gegevens van de telefoon van [naam verdachte] volgt dat de telefoon van [naam verdachte] in de periode van 16 april tot en met 27 april 2018 de bewegingen van de [automerk 1] -bus volgt (vrijwel dagelijkse ritten van Amsterdam naar Den Haag). [4] Daaruit lijdt de rechtbank af dat [naam verdachte] de [automerk 1] -bus in die periode in gebruik had.
Enkele dagen later, op 2 mei 2018, werd de bus onder tragische omstandigheden, waarover later meer, aangetroffen op de [straatnaam 1] in Amsterdam. [5] Na onderzoek door een specialistisch team van de politie werd een (professioneel aangebrachte) verborgen ruimte aangetroffen en daarin een blok cocaïne met een gewicht van 1.090 gram. In dit blok waren de letters ‘ [letters] ’ geperst. [6]
Kijkend naar het korte tijdsbestek tussen de diefstal (op 27 of 28 april 2018, toen verdachte de bus in gebruik had) en het aantreffen van de bus (met het blok cocaïne), in combinatie met de professionele wijze waarop de verborgen ruimte was aangebracht, is de rechtbank van oordeel dat de verborgen ruimte mét het blok cocaïne in de bus aanwezig moet zijn geweest op het moment dat verdachte in de bus reed. Over de vraag of verdachte ook wetenschap had van dit gegeven overweegt de rechtbank als volgt.
Iets meer dan een jaar later, op 14 mei 2019, vertelt verdachte in een heimelijk opgenomen gesprek over verschillende soorten drugs en over een incident dat ongeveer anderhalf jaar geleden zou hebben plaatsgevonden. Verdachte reed samen met een ander in een bus met een ‘stash’ (een verborgen ruimte). Zij werden vervolgens aangehouden door Joegoslaven die zich voordeden als de ‘skotoe’ (politie), waarna de complete bus werd ‘genakt’ (gestolen). [7]
Verdachte heeft niet willen verklaren waarover dit gesprek ging. Hij heeft echter ook niet verklaard dat dit gesprek over een heel andere bus met stash ging, die zou zijn genakt. De rechtbank is dan ook genoodzaakt de feiten en omstandigheden zelf te interpreteren.
Feit is dat eind april 2018 de [automerk 1] met daarin een verborgen ruimte is gestolen, in een periode dat verdachte over de bus beschikte. Tevens spreekt verdachte in een heimelijk opgenomen gesprek over drugs en een bus met een verborgen ruimte die onder hem zouden zijn gestolen. De overeenkomsten tussen de feiten en het opgenomen gesprek zijn dan ook zó opvallend, dat de rechtbank van oordeel is dat dit over een en hetzelfde incident moet gaan.
Dit alles leidt tot de conclusie dat verdachte in de bus heeft gereden, terwijl daar, in een verborgen ruimte, een blok cocaïne van 1.090 gram in zat verstopt. Feit 1 is in zoverre bewezen.
De tragische nasleep
Verdachte heeft verklaard op 2 mei 2018 de (kort daarvoor gestolen) bus te hebben zien rijden. Hij wilde de bus per se terug hebben en belde twee personen, die vervolgens naar verdachte toekwamen. Zijn plan was ‘de bestuurder uit de bus te trekken, misschien wat meppen te geven en vervolgens weg te wezen’. Nadat verdachte de bus even uit het oog was verloren, zag hij één van de door hem gebelde personen wegrijden vanaf de plek waar even later de bus zou worden aangetroffen.
Als de politie ter plaatse komt, zit [persoon 2] achter het stuur van de bus. Hij is neergeschoten. Ondanks dat de politie direct start met reanimeren, kan zijn leven niet worden gered. Ook [persoon 3] , zittend in een witte [automerk 2] achter de geparkeerde [automerk 1] -bus is neergeschoten, maar hij overleeft de schietpartij ondanks zware verwondingen.
Uit onderzoek komt het beeld naar voren dat [persoon 2] de bus kort daarvoor, maar nadat de bus onder verdachte was gestolen, van een parkeerterrein had weggenomen en gebruikte als onderkomen. Hij was immers dakloos. Het lijkt er dan ook op dat verdachte was ‘geript’ (bestolen) door personen die het voorzien hadden op de in de bus aanwezige drugs. Verdachte wilde vervolgens de bus terug hebben en heeft de bestuurder ( [persoon 2] ) vermoedelijk aangezien voor degene die hem had geript. Om die reden belde hij twee personen om hem te helpen de bus terug te krijgen, wat uitmondde in een schietpartij, waarbij [persoon 2] om het leven kwam.
Ten aanzien van feit 2
In het opvolgende onderzoek is ook een verdenking gerezen tegen verdachte in het kader van de grootschalige handel in harddrugs, meer specifiek: cocaïne. Zo zijn gesprekken van verdachte opgenomen, waarin hij lijkt te spreken over drugs, zijn twee zeecontainers aangetroffen, met daarin (onder andere) een volledige cocaïnewasserij, en is op de telefoon van verdachte een lijstje aangetroffen met ‘ingrediënten’ voor het wassen (en terugwinnen) van cocaïne. Aan verdachte is dan ook onder 2 ten laste gelegd dat hij voorbereidingshandelingen heeft gepleegd ten behoeve van de grootschalige drugshandel.
Ten aanzien van deze voorbereidingshandelingen en de vraag in hoeverre deze kunnen bijdragen aan het bewijs overweegt de rechtbank als volgt.
De communicatie van verdachte
Verdachte heeft verschillende gesprekken gevoerd met ene ‘ [persoon 4] ’, waaruit de rechtbank op zou kunnen maken dat verdachte als drugsdealer optreedt. Zo wordt meerdere keren gesproken over prijzen en hoeveelheden die steeds overeenkomen met het dealen van enkele grammen cocaïne. Het dealen van harddrugs is echter niet aan verdachte ten laste gelegd.
De zeecontainers
De inhoud van de zeecontainers is daarentegen bij uitstek geschikt om voorbereidingshandelingen mee te plegen. In deze zeecontainers is immers een (nagenoeg) volledige cocaïnewasserij aangetroffen, waarbij cocaïne, die was opgelost in fruitpulp, middels chemische processen kon worden teruggewonnen. Zo zijn grote hoeveelheden chemische stoffen, meerdere 200-litervaten, tientallen jerrycans en maatbekers aangetroffen. Ook is op verschillende plaatsen een concentratie cocaïne aangetroffen, net als verschillende persmallen met daarin de indruk ‘ [letters] ’.
Deze containers werden aangetroffen op een bedrijventerrein en stonden op naam van [persoon 5] . Van deze persoon is ook huisraad in één van de twee containers aangetroffen, net als een vuurwapen met zijn DNA erop. Er is echter niets dat verdachte in directe zin verbindt aan deze twee containers. Hij had weliswaar contact met deze [persoon 5] , waarbij ook gesproken is over verdovende middelen, en hij is mogelijk, zoals de officier van justitie ter zitting heeft betoogd, in april 2018 op de hoogte geweest van de aanwezigheid van één van de containers in Den Haag. Maar uit het dossier blijkt niet dat die container in april 2018 dezelfde inhoud had als in mei 2019, dat verdachte op enig moment in (een van) de containers is geweestof van de aanwezigheid van de containers aan [adres 1] in Lelystad op de hoogte is geweest, laat staan van de toenmalige inhoud daarvan. In de containers zijn weliswaar persmallen aangetroffen met een soortgelijke indruk als het blok cocaïne dat in de [automerk 1] -bus werd aangetroffen (‘ [letters] ’), maar dit maakt niet dat verdachte ook op de hoogte was van de wijze waarop en de locatie waar dit blok zou zijn geproduceerd. Nu verdachte niet in verband kan worden gebracht met de zeecontainers en evenmin kan worden vastgesteld dat hij weet had van de inhoud ervan, kan ook dit element van de tenlastelegging niet bijdragen aan het plegen van voorbereidingshandelingen die verdachte kunnen worden verweten.
Het ‘boodschappenlijstje’
Tussen 27 juni en 12 juli 2018 heeft verdachte via WhatsApp contact met een onbekend gebleven persoon. Verdachte wil met deze persoon afspreken en vermoedelijk hebben zij elkaar op 4 juli 2018 ook daadwerkelijk ontmoet. Op 7 juli 2018 stuurt verdachte een foto met daarop een handgeschreven lijstje. [8] Op dit lijstje staan de volgende stoffen en hoeveelheden vermeld:
Hexaan 95% 600 liter
Mek 300 liter
Ethyl acetaat 1500 liter
Ipa alhcol 100 liter
Zoutzuur 37% 100 liter
Caustic soda 250 kg
Calcium chloride 250 kg
Deze stoffen en hoeveelheden passen bij het terugwinnen van een grote hoeveelheid cocaïne uit een dragermateriaal. [9]
Op 12 juli 2018 krijgt verdachte van zijn contactpersoon te horen dat hij nog geen antwoord heeft ‘omdat hij zijn maat nog niet heeft bereikt’, waarop verdachte hem nog een keer aanspoort. [10]
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte bezig is geweest informatie over grote hoeveelheden chemische stoffen te verkrijgen. Verdachte heeft echter niet willen vertellen waar hij dit lijstje en de daarop vermelde ‘ingrediënten’ voor nodig had en waarvoor deze zouden worden gebruikt. De rechtbank moet dit dan ook zelf invullen aan de hand van de beschikbare feiten en omstandigheden. Gelet op de combinatie van en de grote hoeveelheden aan chemische stoffen, is de rechtbank van oordeel dat deze stoffen geen andere toepassing kunnen hebben dan het terugwinnen van cocaïne en dat verdachte zich hierover trachtte te informeren dan wel deze stoffen wilde bestellen. Dat hij dit feit met anderen heeft gepleegd blijkt uit zijn ter zitting afgelegde verklaring dat hij de lijst van een persoon had gekregen en naar een ander had doorgestuurd. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een voorbereidingshandeling ten behoeve van de handel in harddrugs, meer specifiek: cocaïne.
De [automerk 1] -bus met de verborgen ruimte
Eerder is komen vast te staan dat verdachte de [automerk 1] -bus met verborgen ruimte voorhanden heeft gehad. Dat kan ook worden gekwalificeerd als een voorbereidingshandeling met betrekking tot de handel in harddrugs. Bovendien is gebleken dat in deze verborgen ruimte honderden kilo’s harddrugs verborgen konden worden [11] , waardoor ook sprake is van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de grootschalige handel in harddrugs.
Feit 2 is dan ook in zoverre bewezen, dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de grootschalige handel in harddrugs, door te communiceren over een combinatie en hoeveelheid van chemische stoffen en door een bus met een grote verborgen ruimte voorhanden te hebben.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde:
in de periode van 16 april 2018 tot en met 27 april 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk 1090 gram cocaïne heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
op tijdstippen in de periode van 16 april 2018 tot en met 12 juli 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken en vervoeren van een onbekend gebleven grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen:
-
zich inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, immers heeft hij, verdachte, op tijdstippen in voornoemde pleegperiode en in voornoemde pleegplaats, telefonisch contacten gelegd en onderhouden met een persoon inzake de afname van grondstoffen voor het terugwinproces van harddrugs (cocaïne) en daartoe een lijst, met daarop onder meer vermeld 600 liter hexaan en 300 liter MEK en 1500 liter ethylacetaat en 250 kilo calcium chloride, voorhanden gehad,
en
-
een vervoermiddel, een auto ( [automerk 1] ) voorzien van een verborgen ruimte, voorhanden heeft gehad, waarvan hij verdachte en zijn mededaders wisten dat deze bestemd was tot het plegen van dat delict.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Ook verdachte is strafbaar, omdat er geen omstandigheid is die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.Motivering van de straf en maatregel

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1. en 2. zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Als bijzondere voorwaarden moet verdachte meewerken aan begeleid wonen, schuldhulpverlening, het vinden en behouden van dagbesteding en zich houden aan alle door de reclassering te geven aanwijzingen, ook als deze zien op een behandeling in het kader van een gedragsverandering. Tevens heeft de officier van justitie de gevangenneming gevorderd ten aanzien van feit 2.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte hooguit een gevangenisstraf van de duur van het voorarrest kan worden opgelegd. De voorlopige hechtenis moet dan ook worden opgeheven.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 16 oktober 2019. Hieruit blijkt dat verdachte weliswaar eerder is veroordeeld, maar dit is lang geleden en voor andersoortige feiten dan die in deze zaak.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het advies van Reclassering Nederland van 2 september 2019. Hieruit blijkt dat geen sprake is van een delictpatroon. Wel heeft verdachte schulden en ontbreekt het aan een zinvolle dagbesteding. Met betrekking tot de schulden lijkt hij wel zijn verantwoordelijkheid te nemen en heeft hij een bewindvoerder die hem helpt bij zijn schuldenlast. Het recidiverisico kan niet worden ingeschat en de reclassering kan dan ook geen bijzondere voorwaarden formuleren om dit risico terug te dringen. Wel kunnen bijzondere voorwaarden worden geadviseerd die zijn gericht op het verkrijgen en behouden van stabiliteit in het leven van verdachte, namelijk:
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • een contactverbod met de medeverdachte(n);
  • meewerken aan schuldhulpverlening;
  • het vinden en behouden van dagbesteding.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft voorbereidingshandelingen gepleegd ten behoeve van de grootschalige handel in harddrugs. Ook heeft hij ruim één kilogram cocaïne in zijn bezit gehad. Harddrugs, waaronder cocaïne, zijn niet voor niets verboden. Het is een zeer verslavend middel dat bij regelmatig gebruik in de regel negatieve fysieke, mentale en sociale gevolgen met zich brengt. Daarnaast worden met de handel in deze verboden middelen grote winsten gemaakt, waardoor grote sommen (zwart) geld uiteindelijk terechtkomen in het regulier betalingsverkeer, wat een ontwrichtende werking kan hebben.
Ten slotte is de handel in harddrugs een hardnekkige voedingsbodem voor allerlei (gewelddadige) criminaliteit. Juist verdachte had beter moeten weten. Hij was bestolen van de bus, wat op zichzelf al te maken had met de verdovende middelen, maar uiteindelijk heeft een volstrekt onschuldig persoon dat met zijn leven moeten bekopen. Verdachte was van de tragische dood van [persoon 2] en de ernstige verwonding van [persoon 3] in mei 2018 op de hoogte, maar is desalniettemin doorgegaan met het voorbereiden van de grootschalige drugshandel. Zelfs de dood en de ernstige verwonding van onschuldigen hebben hem niet tot het inzicht gebracht zijn criminele leven vaarwel te zeggen en zich niet langer in te laten met (de handel in) harddrugs. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. De rechtbank ziet echter ook aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd, omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk en met oplegging van bijzondere voorwaarden.
Verdachte krijgt, met behulp van de op te leggen bijzondere voorwaarden, de kans om zijn leven te stabiliseren, structureren en delictvrij door het leven te gaan. Tot nu toe had hij weliswaar een nagenoeg blanco strafblad, maar dat is met deze veroordeling niet langer het geval. Mocht hij opnieuw de fout ingaan, dan hangt hem niet alleen het voorwaardelijk strafdeel boven zijn hoofd, maar is het bovendien nog maar zeer de vraag of hij bij een volgende veroordeling nog wel in aanmerking zal komen voor een (deels) voorwaardelijke straf (en eventuele bijzondere voorwaarden). De rechtbank spoort verdachte dan ook aan deze kans met beide handen aan te grijpen.

7.Beslag

Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis.
Verbeurdverklaring
De telefoon met goednummer 5753821 (item 4) behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het onder 2. bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Retour aan verdachte
De overige inbeslaggenomen goederen (items 1 tot en met 3 en 5 tot en met 9) behoren aan verdachte toe. Nu geen verband kan worden vastgesteld met één van de door verdachte begane misdrijven, terwijl het bezit van deze voorwerpen op zichzelf niet verboden is, zullen zij worden teruggegeven aan verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 lid 4 van de Opiumwet;
Ten aanzien van feit 2:
Om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen,
zich inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen
en
een vervoermiddel voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het bestemd is tot het plegen van dat feit
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd voor de duur van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Verdachte wordt begeleid door Stichting Volksbond of een andere instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Verdachte werkt (verder) mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Dagbesteding
Verdachte zet zich actief in voor het krijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding en laat zich hierbij begeleiden indien de reclassering dit wenselijk acht.
Meewerken aan reclasseringstoezicht
Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt dat hij zich moet laten behandelen ten behoeve van een gedragsverandering.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft opdrachtaan
Reclassering Nederlandom toezicht te houden op naleving van de voorwaarden en de veroordeelde daarbij te begeleiden.
Verklaart verbeurd:
1.00 STK Zaktelefoon Kl: Wit
APPLE Iphone
5753821 met zwarte hoes
Gelast de teruggaveaan
[naam verdachte]van:
1.00 STK Personenauto [kentekennummer 2] 2000.00
[automerk 3] Kl: Grijs 5625971
1.00 STK Zaktelefoon Kl: Blauw
NOKIA Rm-908
5753810
1.00 STK Zaktelefoon Kl: Zwart
NOKIA R-1134
5753823
1.00 STK Zaktelefoon Kl: Roze
APPLE Iphone
5753932 met zwarte hoes
1.00 STK Zaktelefoon Kl: Zwart
NOKIA
5753934
1.00 STK Computer Kl: Zilver
ACER Switch
5753914
1.00 STK Computer Kl: Zwart
ACER Zr7c
5753918
1.00 STK USB-stick (memorykaart) Kl: Zwart
ALBERT HEIJN
5753920
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.J. Fehmers, voorzitter,
mrs. M.E.M. Pater en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 november 2019.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Aanvullend verhoor aangever, HD B01 04 06-8
3.Bevindingen uitlezen camerabeelden, HD A01 092-098 en C01 034
4.Proces-verbaal analyse historische verkeersgegevens icm ANPR gegevens, HD E 01 003-012
5.Bevindingen, HD A 01 02
6.Sporenonderzoek, ZD Verdovende middelen C01 002, en Sporenonderzoek, ZD Verdovende middelen C01 008
7.Bijlage bij bevindingen, ZD Verdovende middelen, A01 141-142
8.Proces-verbaal bevindingen, ZD Verdovende middelen, E02 52
9.Bevindingen, ZD Verdovende middelen, C01 157-158
10.Bevindingen, ZD Verdovende middelen, E02 53
11.Forensisch onderzoek plaats delict () [straatnaam 2] Amsterdam), ZD Verdovende middelen, C01 54