ECLI:NL:RBAMS:2019:9297

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
<7446857 \ CV EXPL 19-347>
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en waarschuwingsplicht in het kader van rioolwerkzaamheden

In deze zaak, uitgesproken op 20 december 2019 door de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap DE RIOOLMEESTER B.V. en twee gedaagden, die beiden lid zijn van de Vereniging van Eigenaars (VvE) van een pand. De eiser, DE RIOOLMEESTER B.V., heeft werkzaamheden verricht aan het riool van het pand, waarvoor zij een factuur van € 10.064,78 heeft gestuurd. De gedaagden hebben deze factuur niet betaald en stellen dat de werkzaamheden gebrekkig zijn uitgevoerd, wat heeft geleid tot schade aan het pand. De gedaagden vorderen in reconventie een schadevergoeding van € 5.732,62, die voortvloeit uit de gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden door DE RIOOLMEESTER B.V.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat DE RIOOLMEESTER B.V. tekort is geschoten in haar waarschuwingsplicht, zoals vastgelegd in artikel 7:754 van het Burgerlijk Wetboek. De rechter oordeelt dat DE RIOOLMEESTER B.V. de gedaagden had moeten waarschuwen voor de risico's die verbonden waren aan de werkzaamheden, aangezien zij op de hoogte was van de staat van de leidingen. De rechter heeft de vordering van DE RIOOLMEESTER B.V. in conventie toegewezen, maar ook de reconventionele vordering van de gedaagden gedeeltelijk toegewezen, waarbij DE RIOOLMEESTER B.V. werd veroordeeld tot betaling van € 4.190,01 aan de gedaagden.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van aannemers bij het uitvoeren van werkzaamheden en de noodzaak om opdrachtgevers te informeren over mogelijke risico's. De kantonrechter heeft de proceskosten aan beide partijen toegewezen, waarbij de gedaagden in conventie als in het ongelijk gestelde partij zijn aangemerkt, en DE RIOOLMEESTER B.V. in reconventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer \ rolnummer: 7446857 CV EXPL 19-347
Uitspraak: 20 december 2019
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE RIOOLMEESTER B.V.,
gevestigd te Warmenhuizen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde T.F. Feenstra,
t e g e n

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde P.I. Janovitz.
Partijen zullen hierna de Rioolmeester en [gedaagden] (vrouwelijk enkelvoud) worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 augustus 2019, met de daarin genoemde processtukken,
- het proces-verbaal van comparitie van 8 november 2019, met de daarin genoemde processtukken en proceshandelingen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in conventie en in reconventie

2.1.
Halverwege 2018 waren zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] lid van de Vereniging van Eigenaars [adres] te [plaats] (hierna: de VvE).
2.2.
Op 26 juni 2018 heeft de Rioolmeester per e-mail een offerte voor te verrichten rioolwerkzaamheden gestuurd naar de heer [naam] , een ander lid van de VvE. Een dag later heeft [gedaagde sub 2] een reactie op deze offerte aan de Rioolmeester teruggestuurd. Zijn reactie houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“(…) Ik ben 1 van de VVE leden van de [adres] . Ik heb deze email doorgestuurd gekregen van [naam][kantonrechter: [naam] ]
. Ik zou graag akkoord willen geven op deze kosten en graag een afspraak willen maken. (…)”
2.3.
De Rioolmeester heeft vervolgens rioolwerkzaamheden verricht aan het pand op de [adres] (hierna: het pand). De werkzaamheden zijn op 20 juli 2018 afgerond.
2.4.
Diezelfde dag nog is een lekkage ontstaan in het pand. [gedaagden] heeft hierop direct met de Rioolmeester gebeld, waarop de Rioolmeester een storingsmonteur naar het pand heeft gestuurd. Deze noodmonteur heeft de ontstane problemen niet kunnen oplossen.
2.5.
Een dag later, op 21 juli 2018, is er telefonisch contact geweest tussen [gedaagde sub 2] en de Rioolmeester, waarbij is gesproken over eventuele herstelwerkzaamheden en de daarbij komende kosten. Partijen zijn tijdens dit telefoongesprek niet tot een afspraak gekomen. [gedaagden] heeft vervolgens loodgietersbedrijf SOS Loodgieters het riool van het pand laten inspecteren.
2.6.
De Rioolmeester heeft op 23 juli 2018 een factuur met een totaalbedrag van € 10.064,78 aan [gedaagde sub 2] gestuurd voor de verrichte werkzaamheden.
2.7.
In het procesdossier bevindt zich een verklaring van de heer [naam] omtrent de verrichte werkzaamheden. Deze verklaring houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“(…) Noodmonteur is er 1,5 uur later (…). We doen wat testen en ook hij constateert dat de standleiding is verzakt. Het lekt vanaf 2e etage langs de standleiding. (…)
De man van SOS Loodgieters bekijkt de situatie (…). We openen de koof van de standleiding tussen verdieping 1 en 2 en zien idd dat het gietijzer uit zijn manchet is geschoven en door het harde rammen tijden het plaatsen van de nieuwe PVC pijp onderin, zelfs een stuk is afgebroken. (…) Meneer controleert ook de uitgevoerde werkzaamheden onder de grond en werkelijk alles verkeerd is gegaan.
- T-stuk die geplaatst is, is een recht T-stuk (dit is de verkeerde T-stuk) (…).
- Standleiding met T-stuk op horizontaal riool niet onder ondersteund of gebeugeld. (…)”
2.8.
[gedaagden] heeft het onder 2.6 genoemde gefactureerde bedrag niet betaald. De lekkage en de daardoor ontstane schade heeft zij door derden laten verhelpen.

3.Het geschil

In conventie

3.1.
De Rioolmeester vordert dat [gedaagden] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van € 10.064,78, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten.
3.2.
De Rioolmeester stelt daartoe - kort gezegd - dat zij in opdracht van [gedaagden] werkzaamheden heeft verricht aan het riool van het pand, waarvoor [gedaagden] haar nog een bedrag van € 10.064,78 is verschuldigd.
3.3.
[gedaagden] voert verweer.
In reconventie
3.4.
[gedaagden] vordert dat de Rioolmeester bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van € 5.732,62, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en kosten.
3.5.
[gedaagden] voert daartoe aan dat de Rioolmeester de rioleringswerkzaamheden gebrekkig heeft verricht, waardoor de VvE voor een totaalbedrag van € 8.232,62 schade heeft geleden. De VvE heeft deze vordering tot schadevergoeding aan [gedaagden] gecedeerd, waardoor [gedaagden] is gerechtigd om onderhavige reconventionele vordering in te stellen. Bij toewijzing van de reconventionele vordering is [gedaagden] bereid een vergoeding van € 2.500,- te betalen voor de door de Rioolmeester verrichte werkzaamheden, wat betekent dat de Rioolmeester nog een bedrag van € 5.732,62 aan [gedaagden] is verschuldigd, aldus [gedaagden]
3.6.
De Rioolmeester voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie

4.1.
[gedaagden] heeft allereerst aangevoerd dat de Rioolmeester de verkeerde partijen heeft gedagvaard, zodat de Rioolmeester niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. [gedaagden] heeft ter onderbouwing van dit standpunt gesteld dat de rioleringswerkzaamheden zijn verricht aan een gezamenlijk eigendom van de VvE, waardoor niet [gedaagden] , maar de VvE contractspartij is van de Rioolmeester. [gedaagde sub 2] heeft slechts namens de VvE opdracht gegeven voor de werkzaamheden, aldus [gedaagden]
4.2.
Vast kan worden gesteld dat [gedaagde sub 2] in zijn onder 2.2 genoemde e-mail weliswaar heeft genoemd dat hij lid was de VvE, maar dat hij daarin niet heeft gemeld dat hij de opdracht námens de VvE gaf. Daarnaast is nimmer geprotesteerd tegen zijn tenaamstelling op de facturen en is vrijwel alle correspondentie met de Rioolmeester via [gedaagde sub 2] gelopen. Gelet op die omstandigheden kan de hierboven genoemde stelling van [gedaagden] dat de Rioolmeester de verkeerde partijen heeft gedagvaard niet zonder meer worden gevolgd. Zoals door [gedaagden] ook is gesteld, zou een geslaagd beroep op deze stelling leiden tot de conclusie dat de Rioolmeester niet ontvankelijk is in haar vordering, waardoor ook de door [gedaagden] ingestelde vordering in reconventie niet zou kunnen worden behandeld. Zowel de Rioolmeester als [gedaagden] hebben ter zitting te kennen gegeven de gehele zaak graag inhoudelijk behandeld te zien. Nu ter zitting ook is gebleken dat [gedaagde sub 1] nog steeds lid is van de VvE, gaat de kantonrechter daarom voorbij aan de door [gedaagden] ingenomen stelling dat de verkeerde partijen zouden zijn gedagvaard en gaat er van uit dat, voor zover een en ander met de VvE verrekend moet worden, [gedaagden] dit onderling en in gezamenlijk overleg met de VvE zal afstemmen.
4.3.
Voor de inhoudelijke beoordeling van dit geschil is het allereerst van belang om vast te stellen wat partijen precies zijn overeengekomen. Ter zitting is vast komen te staan dat de Rioolmeester opdracht heeft gekregen het horizontale gedeelte van het riool van het pand te vernieuwen. Onbetwist is dat de Rioolmeester op grond van deze door [gedaagden] gegeven opdracht de bedoelde werkzaamheden heeft verricht en de oude gietijzeren horizontale leidingen van het pand heeft vervangen door leidingen van PVC.
4.4.
Met betrekking tot de door de Rioolmeester verstuurde factuur heeft [gedaagden] aangevoerd dat de Rioolmeester een te hoog bedrag heeft gerekend voor de huur van de zuigwagen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan dat echter niet worden vastgesteld. Door [gedaagden] is verder niet betwist dat de door de Rioolmeester gevorderde hoofdsom betrekking heeft op de daadwerkelijk door de Rioolmeester verrichte werkzaamheden. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat de Rioolmeester in opdracht van [gedaagden] voor een totaalbedrag van € 10.064,78 werkzaamheden aan het horizontale gedeelte van het riool heeft verricht. De vordering van de Rioolmeester in conventie ligt dan ook voor toewijzing gereed.
4.5.
De door de Rioolmeester gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is door [gedaagden] niet betwist, zodat deze wettelijke zal worden toegewezen zoals gevorderd.
4.6.
De Rioolmeester heeft tevens een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat in de aanmaning aan [gedaagden] een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
4.7.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van de Rioolmeester tot op heden begroot op:
87,18
aan explootkosten
486,00
aan griffierecht
1.080,00
aan salaris gemachtigde (3 punten x tarief € 360,- )
1.653,18
totaal
De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze als in de beslissing vermeld.
In reconventie
4.8.
In reconventie komt de vraag aan de orde of de door [gedaagden] gestelde schade als gevolg van de door de Rioolmeester uitgevoerde werkzaamheden voor vergoeding in aanmerking komt.
4.9.
Met betrekking tot de door [gedaagden] gestelde cessie van de vordering in reconventie, oordeelt de kantonrechter als volgt. [gedaagden] heeft gesteld dat de VvE vanwege proceseconomische redenen de vordering tot schadevergoeding aan [gedaagden] heeft gecedeerd, zodat deze vordering in de onderhavige procedure mee kan worden genomen. De Rioolmeester heeft [gedaagden] gedurende deze procedure verzocht een gewaarmerkt uittreksel van de akte van cessie ter hand te stellen. [gedaagden] heeft niet aan dit verzoek voldaan. Gelet op hetgeen reeds hierboven in 4.2 is genoemd, gaat de kantonrechter er van uit dat de door [gedaagden] gestelde cessie niet langer door de Rioolmeester wordt betwist, zodat ook de vordering in reconventie inhoudelijk kan worden beoordeeld.
4.10.
Met het oog op artikel 7:754 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) was de Rioolmeester verplicht [gedaagden] te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover zij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Ter zitting heeft de directeur van de Rioolmeester verklaard: “
De gehele riolering van het pand was oud. (…) Ook als er wel gestut was, had de verticale standleiding het niet gehouden. Een loodzware gietijzeren standleiding kan niet rusten op een PVC leiding”. De Rioolmeester wist dus dat alle leidingen, zowel horizontaal als verticaal, oude, van gietijzer vervaardigde leidingen waren. Evenwel heeft de Rioolmeester slechts de horizontale leidingen vervangen en deze, zonder verdere maatregelen, weer aangesloten op de (verticale) standleiding. Niet is gebleken dat de Rioolmeester op enig moment [gedaagden] heeft gewaarschuwd voor de daarmee verbonden risico’s. [gedaagden] heeft hierdoor geen maatregelen kunnen treffen ter voorkoming van schadelijke gevolgen. Naar het oordeel van de kantonrechter is de Rioolmeester daarmee tekort geschoten in haar waarschuwingsplicht.
4.11.
De Rioolmeester heeft nog betwist dat de lekkage en de daaruit voortgekomen schade aan de standleiding zou zijn ontstaan door aan de horizontale leiding verrichte werkzaamheden, omdat de Rioolmeester geen werkzaamheden heeft verricht aan de standleiding. Dit standpunt wordt niet gevolgd. Wanneer een horizontale en een verticale leiding middels een T-stuk aan elkaar zijn bevestigd en er werkzaamheden worden verricht aan de horizontale leiding, inclusief het T-stuk, is het logisch dat deze werkzaamheden effect kunnen hebben op de deugdelijkheid van de verticale leiding.
4.12.
De onder 2.7 genoemde, door [naam] gegeven verklaring is inhoudelijk niet door de Rioolmeester betwist. Uit deze verklaring blijkt dat - naast de werkzaamheden aan de horizontale leidingen - ook werkzaamheden zijn verricht aan het T-stuk van het riool. Verder blijkt uit het verslag dat de storingsmonteur heeft geconstateerd dat de standleiding is verzakt en dat de loodgieter van SOS Loodgieters heeft waargenomen dat de gietijzeren standleiding uit zijn manchet is geschoven en dat de werkzaamheden er in hebben geresulteerd dat een stuk van de leiding is afgebroken. Gelet op hetgeen reeds in 4.11 is geoordeeld, tezamen met de hierboven genoemde omstandigheden heeft [gedaagden] daarmee naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gemotiveerd gesteld dat de ontstane schade het gevolg is geweest van de door de Rioolmeester verrichte werkzaamheden. De enkele blote betwisting van de causaliteit aan de zijde van de Rioolmeester is niet voldoende om tot een ander oordeel te komen. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat de ontstane schade is veroorzaakt door de door de Rioolmeester verrichte werkzaamheden.
4.13.
Nu vast is komen te staan dat de Rioolmeester tekort is geschoten in haar waarschuwingsplicht en dat schade in het pand is ontstaan als gevolg van de werkzaamheden, is de Rioolmeester aansprakelijk voor deze schade. Aan de vraag of sprake is geweest van een oplevering in de zin van artikel 7:758 BW en of [gedaagden] aan de Rioolmeester voldoende gelegenheid heeft gegeven tot herstelwerkzaamheden, komt de kantonrechter zodoende niet toe.
4.14.
[gedaagden] heeft het gevorderde schadebedrag begroot op een totaalbedrag van € 8.232,62. Deze schade is als volgt opgebouwd:
a.
SOS Snelservice weekend oplossing
217,80
b.
SOS Snelservice standleiding vervangen
1.790,80
c.
Konrad bouw (vervanging/reparatie vloer douche)
128,30
d.
MDK Electro (vervanging meterkast)
647,35
e.
Conscious hotel (huis niet bewoonbaar)
254,62
f.
Root Lootgieters (alle fouten herstellen)
1.949,31
g.
Structure (schadeherstel en rioolontluchting)
1.360,66
h.
Structure (waterschadeherstel en rioolontluchting)
1.581,28
i.
Kosten juridisch advies
302,50
De Rioolmeester heeft erkend de kosten van het tegelvloertje ad € 128,30 aan [gedaagden] verschuldigd te zijn, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
De gevorderde kosten van SOS Snelservice ad € 1.790,80 komen niet voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten kunnen niet in de schade worden meegenomen, omdat ze betrekking hebben op de totale vervanging van de standpijp en niet op noodzakelijk schade-herstel van de door de Rioolmeester verrichte werkzaamheden. Ook de gevorderde kosten onder f. komen niet voor vergoeding in aanmerking, aangezien niet duidelijk is geworden waar deze kosten betrekking op hebben. De kosten voor juridisch advies komen niet voor vergoeding in aanmerking buiten de gebruikelijke proceskostenveroordeling. De overige door [gedaagden] gevorderde schadebedragen zullen worden toegewezen. De Rioolmeester zal dientengevolge worden veroordeeld tot betaling van € 4.190,01.
4.15.
De door [gedaagden] gevorderde wettelijke handelsrente over het toe te wijzen bedrag is door de Rioolmeester niet betwist. Echter betreft het geen handelsvordering, zodat slechts de wettelijke rente voor vergoeding in aanmerking komt.
4.16.
De Rioolmeester zal in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 360,- (3 punten x tarief € 240,- x factor 0.5). De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze als in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden] aan de Rioolmeester een bedrag te betalen van € 10.064,78, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 24 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van de Rioolmeester tot op heden begroot op € 1.653,18, te voldoen binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] in de na dit vonnis aan de zijde van de Rioolmeester ontstane nakosten, begroot op € 120,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [gedaagden] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,00 aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de bedoelde aanschrijving tot de dag der algehele voldoening,
In reconventie
5.4.
veroordeelt de Rioolmeester aan [gedaagden] een bedrag te betalen van € 4.190,01, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 27 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.5.
veroordeelt de Rioolmeester in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 360,-
5.6.
veroordeelt de Rioolmeester in de na dit vonnis aan de zijde van [gedaagden] ontstane nakosten, begroot op € 120,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de Rioolmeester niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,00 aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de bedoelde aanschrijving tot de dag der algehele voldoening,
In conventie en in reconventie
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, kantonrechter, bijgestaan door mr. L. Goris, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2019.
De griffier De kantonrechter