ECLI:NL:RBAMS:2019:9244

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
13/706870-15 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld in vereniging gepleegd door Ajaxsupporter zonder straf of maatregel opgelegd wegens overschrijding redelijke termijn

Op 12 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 27-jarige Ajaxsupporter, die op 4 oktober 2015 openlijk geweld in vereniging heeft gepleegd tegen een toegangshek bij Sportpark De Toekomst in Amsterdam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar legde geen straf of maatregel op. Dit kwam voort uit de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn, die in dit geval meer dan 26 maanden bedroeg. De verdachte was op 4 oktober 2015 in verzekering gesteld, maar de uitspraak vond pas meer dan vier jaar later plaats. De rechtbank constateerde dat de vertraging niet aan de verdachte kon worden toegerekend en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die deze overschrijding rechtvaardigden.

De officier van justitie had een taakstraf van 20 uren geëist, maar de rechtbank besloot om geen straf of maatregel op te leggen, mede vanwege de slechte detentieomstandigheden waaronder de verdachte had moeten verblijven. De rechtbank wees erop dat de verdachte en andere Ajaxsupporters in een groep van 126 personen waren aangehouden en dat zij onder onmenselijke omstandigheden in voorarrest hadden gezeten. Dit alles leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn was overschreden en dat de verdachte niet verder gestraft diende te worden. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan openlijke geweldpleging, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/706870-15 (Promis)
Datum uitspraak: 12 december 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.P. Staal, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.W. Flokstra, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 4 oktober 2015 te Amsterdam en/of Duivendrecht, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de Borchlandweg 18 (Sportpark De Toekomst), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meerdere (toegangs)deur(en) en/of (toegangs)hek(ken), welk geweld bestond uit het éénmaal of meermalen omhoog trekken van een pen en/of het open drukken van een/de deur(en) of hek(ken).

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De raadsman heeft (zeer) kortgezegd, onder verwijzing naar onder meer de gang van zaken rond en na de aanhouding van verdachte, de bejegening tijdens de inverzekeringstelling, het gebrek aan communicatie omtrent het voortduren en de afhandeling van de strafzaak, de daarmee gepaard gaande onzekerheid voor verdachte verzocht om de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging te verklaren.
De officier van justitie heeft kortgezegd erkend dat er sprake is van een lange procedure en uitleg gegeven omtrent de achtergrond daarvan en zich op het standpunt gesteld dat hij wel degelijk ontvankelijk is in de vervolging van verdachte. Er kan in zijn visie voldoende compensatie worden gevonden is zijn gematigde strafvoorstel.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn zeer fors is overschreden. Het feit heeft zich afgespeeld op 4 oktober 2015 en de rechtbank doet nu ruim 4 jaar later uitspraak. De zaak was aangebracht bij de zitting van de politierechter op 13 januari 2016. Doordat medeverdachten, van wie de zaken al op twee eerdere zittingen in december 2015 waren aangebracht, door de rechtbank werden vrijgesproken, heeft het Openbaar Ministerie (hierna: OM) de dagvaarding van verdachte voor de zitting van 13 januari 2016 ingetrokken en de door haar ingestelde hoger beroepen tegen de vrijspraken van medeverdachten afgewacht. Op 30 april 2018 heeft het gerechtshof arrest gewezen. Hierna heeft het OM met betrekking tot het merendeel van de honderd verdachten ten aanzien van wie nog een vervolgingsbeslissing moest worden genomen, besloten dat hun zaak werd geseponeerd, omdat niet kon worden vastgesteld dat die verdachten geweld hadden gepleegd tegen de toegangshek(ken). Van een selecte groep van 15 verdachten, waaronder deze verdachte, is besloten door het OM om de zaak opnieuw op zitting aan te brengen. Op 31 oktober 2019 heeft het OM daartoe verdachte opnieuw gedagvaard. Ditmaal, na overleg met de Verkeerstoren van de rechtbank, voor een meervoudige strafkamer. Dit alles heeft geleid tot een overschrijding van de redelijke termijn die verdachte op geen enkele manier aangerekend kan worden. Deze vertraging is uitzonderlijk, zeker nu het niet gaat om een complexe zaak. De Hoge Raad heeft echter in het standaardarrest van 17 juni 2008 geoordeeld dat overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot niet-ontvankelijkheid, ook niet in uitzonderlijke gevallen. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van die jurisprudentie.
De rechtbank is het met de raadsman eens dat het OM in meerdere fasen van het strafproces steken heeft laten vallen. Zo heeft het OM bijvoorbeeld verdachten onvoldoende op de hoogte gehouden over voornoemde gang van zaken en is ook niet gebleken dat het OM het gerechtshof heeft verzocht het proces te versnellen. De door de raadsman genoemde omstandigheden zijn echter - ook wanneer deze gezamenlijk worden beschouwd - onvoldoende om de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging te verklaren. Wel zal de rechtbank deze omstandigheden bij de strafmaat meewegen. Nu ook geen andere grond aanwezig is om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren, oordeelt de rechtbank dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen. Gezien de standpunten van de officier van justitie en de raadsman behoeft dit oordeel geen verdere motivering.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 4 oktober 2015 te Amsterdam, met anderen, aan de Borchlandweg 18 (Sportpark De Toekomst), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een toegangshek, welk geweld bestond uit het open drukken van hek.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Geen straf of maatregel

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft kortgezegd verzocht om artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Hij heeft samen met anderen geweld gepleegd tegen toegangshekken van het terrein De Toekomst. Door aldus te handelen heeft verdachte gekozen voor het gebruik van geweld als gevolg waarvan schade is ontstaan.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden. Iedere verdachte heeft recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt geldt dat een strafzaak bij de rechtbank dient te zijn afgerond met een vonnis binnen 2 jaar nadat die redelijke termijn is aangevangen. Verdachte is op 4 oktober 2015 in verzekering gesteld. Dit vonnis is gewezen op 12 december 2019, iets meer dan 26 maanden buiten de gestelde termijn. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die deze overschrijding rechtvaardigen.
De rechtbank is door het behandelen van rekesten in raadkamer strekkende tot vergoeding ex artikel 89 en 591 Strafvordering ambtshalve bekend met de omstandigheden waaronder de Ajax supporters zijn aangehouden en in voorarrest zaten. Zo werden zij omdat het een groep van 126 supporters betrof en er onvoldoende handboeien beschikbaar waren bijvoorbeeld geboeid met tie-wraps, konden zij pas in een laat stadium een advocaat raadplegen, zaten zij met (vele) anderen in één ruimte ingesloten, konden zij niet of ontoereikend eten en/of drinken gedurende de inverzekeringstelling en konden zij niet steeds tijdig de buitenwereld informeren over de situatie waarin zij zich bevonden. In meerdere zaken is daarbij, op grond van de omstandigheden zoals die hiervoor zijn genoemd, een verdubbeling van de forfaitaire vergoeding toegekend.
Wegens een forse overschrijding van de redelijke termijn en voornoemde detentie-omstandigheden zal de rechtbank geen straf of maatregel aan verdachte opleggen.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op: o
penlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Bepaalt dat
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. C. Klomp en C.P. Bleeker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 december 2019.