ECLI:NL:RBAMS:2019:9225

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
11 december 2019
Zaaknummer
13/203016-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bezit van heroïne en voorbereidingshandelingen voor cocaïne door gebrek aan bewijs

Op 4 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van het bezit van 568 gram heroïne en voorbereidingshandelingen voor het bewerken van cocaïne. De zaak kwam voort uit een rechtshulpverzoek uit Zwitserland in verband met internationale cocaïnehandel, waarbij de politie op 22 augustus 2019 een woning in Amsterdam doorzocht. In de woning werden de verdachte en een medeverdachte aangetroffen, evenals verschillende hoeveelheden heroïne en versnijdingsmiddelen. De officier van justitie eiste een veroordeling, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van de drugs en dat deze niet in zijn machtssfeer lagen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank concludeerde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd vrijgesproken van zowel het bezit van heroïne als de voorbereidingshandelingen voor cocaïne.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT
VONNIS
Parketnummer: 13/203016-19
Datum uitspraak: 4 december 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte]
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] )
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

1.Onderzoek op de zitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 20 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F.R. Bons, en van wat de raadsvrouw van verdachte, mr. E.M. Fortuin, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort samengevat - ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
1. het medeplegen van binnen/buiten Nederland brengen/vervoeren/aanwezig hebben van 568 gram heroïne in de periode van 1 augustus tot en met 22 augustus 2019;
2. het medeplegen van de voorbereiding van het opzettelijk bewerken/verwerken/verkopen/ afleveren/verstrekken/vervoeren en binnen/buiten Nederland brengen van cocaïne door het voorhanden hebben van telefoons en versnijdingsmiddelen.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Naar aanleiding van een rechtshulpverzoek uit Zwitserland in verband met internationale cocaïnehandel, viel de politie op 22 augustus 2019 een woning aan het [adres] in Amsterdam binnen. In de woning werden verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte] ) aangetroffen. [naam medeverdachte] bevond zich in de eerste slaapkamer. In deze slaapkamer werd in de linker jaszak van een spijkerjasje een blauwe zak aangetroffen. Op deze zak werd een dactyloscopisch spoor aangetroffen van [naam medeverdachte] . Uit onderzoek bleek dat in de blauwe zak een zakje met coffeïne en paracetamol zat, alsmede een zakje met verschillende slikkersbollen met 46,2 gram materiaal met heroïne. In een schoenendoos en verspreid in de eerste slaapkamer werden verschillende zakken aangetroffen met een witte substantie. De witte substantie in deze zakken bleek na onderzoek fenacetine te zijn, een middel dat wordt gebruikt als versnijdingsmiddel om voornamelijk cocaïne te bewerken. Daarnaast lag er een bruine portemonnee op tafel. In deze portemonnee zat een handgeschreven briefje, waarop kilo’s werden genoemd en de termen ‘puur’ en ‘gekookt’. Verdachte werd in een andere slaapkamer aangetroffen. In de hal nabij de badkamer van de woning stond een wasmand. Onderin de wasmand lag een dichtgeknoopte transparante zak met 49 slikkersbollen en 1 bol. Uit onderzoek bleek dat deze bollen 552,68 gram materiaal met heroïne bevatten. Verder werden in de woning verschillende telefoons gevonden.
Verdachte heeft verklaard dat hij via de kerk gratis kon verblijven in deze woning en dat hij er nog maar een paar dagen verbleef. Hij wist niks over de aangetroffen slikkersbollen in de wasmand, de versnijdingsmiddelen of de bruine portemonnee met aantekeningen.
3.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten bewezen. Hij voert daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
In de woning zijn versnijdingsmiddelen en drugs aantroffen. De verklaring van verdachte over het gratis verblijf in de woning is ongeloofwaardig. Door op deze wijze met andere Nigerianen in de woning te gaan wonen heeft hij de aanmerkelijke kans aanvaard dat er drugs in de woning aanwezig was. Verdachte heeft voorwaardelijke opzet gehad op het voorhanden hebben van de drugs in de wasmand. Verdachte maakte gebruik van de badkamer. De slikkersbollen lagen niet verstopt, waardoor de bollen in de wasmand zich in zijn machtssfeer bevonden.
Verdachte had geen wetenschap van of beschikkingsmacht over de slikkersbollen en de versnijdingsmiddelen die in de slaapkamer van [naam medeverdachte] zijn aangetroffen. Hiervan dient verdachte ook partieel te worden vrijgesproken.
Ook is er te weinig bewijs voor de verlengde uitvoer van de slikkersbollen. Verdachte dient daarvan partieel te worden vrijgesproken.
3.3
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken voor de ten laste gelegde feiten. Zij voert daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
De slikkersbollen met heroïne lagen niet open en bloot in de wasmand, maar waren afgedekt. Deze bollen waren niet in de machtssfeer van verdachte. Verdachte heeft ook niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er bollen met heroïne in de wasmand lagen. Er zijn geen drugsgerelateerde goederen aangetroffen in de slaapkamer van verdachte. Verdachte verbleef in de woning, maar dat betekent niet dat hij deel uitmaakte van een Nigeriaans cocaïnenetwerk.
3.4
Oordeel van de rechtbank
3.4.1
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Zij zal uitleggen waarom.
Feit 1 – medeplegen van de in- en/of uitvoer van heroïne dan wel het voorhanden hebben van heroïne
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank allereerst van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in- dan wel uitvoer van heroïne naar/vanuit Nederland.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat er ook onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is voor de conclusie dat verdachte wetenschap had van de bollen met heroïne die werd aangetroffen in de wasmand nabij de badkamer. Verdachte verbleef pas korte tijd in de woning en hij had geen sleutel. Hij kan niet in verband worden gebracht met de andere slaapkamer, waar een zakje met heroïne in de jaszak van [naam medeverdachte] is aangetroffen. Verder staat er in het verslag van de doorzoeking van de woning dat de slikkersbollen onderin de wasmand werden aangetroffen. Bij dat verslag zit een foto in het dossier van de wasmand met onderin de slikkersbollen. Over de rand van de wasmand ligt kleding. Niet duidelijk is geworden of dit de situatie in de wasmand was die de verbalisanten hebben aangetroffen of dat de verbalisanten de kleding onderuit de wasmand hebben gehaald om de slikkerbollen te kunnen fotograferen. Onder deze omstandigheden is dan ook niet uit te sluiten dat de zak met de slikkersbollen in de wasmand met kleding bedekt was en dus niet open en bloot in het zicht lag. Daarnaast zijn er geen sporen van verdachte op de slikkersbollen aangetroffen.
Uit deze feiten en omstandigheden kan onvoldoende worden afgeleid dat verdachte wetenschap had van de hoeveelheid heroïne in de wasmand, noch dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er slikkersbollen met heroïne in de wasmand zouden liggen.
Dat maakt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Feit 2 – voorbereidingshandelingen om cocaïne en/of heroïne te bewerken
In de slaapkamer van verdachte zijn geen versnijdingsmiddelen of heroïne aangetroffen. Verdachte verbleef ten tijde van de doorzoeking nog maar kort in de woning. Uit het dossier blijkt verder niet dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van versnijdingsmiddelen in de slaapkamer van [naam medeverdachte] . Gelet op het feit dat het versnijdingsmiddel in een andere slaapkamer is aangetroffen, kan ook niet de conclusie worden getrokken dat verdachte beschikkingsmacht had over deze versnijdingsmiddelen.
Dat maakt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 4 december 2019.
[...]