In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een woninginbraak gepleegd op 27 oktober 2018 te Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte de inbraak heeft gepleegd, waarbij diverse waardevolle goederen zijn weggenomen, waaronder schoenen, horloges en geldbedragen. De inbraak vond plaats in de woning van [slachtoffer 1], die aangifte deed na de ontdekking van de inbraak. De rechtbank heeft de camerabeelden en getuigenverklaringen als bewijs gebruikt om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zeven maanden, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij voor de schadevergoeding werd gedeeltelijk toegewezen, maar de rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk voor het deel van de vordering dat betrekking had op de sieraden, omdat de reële waarde daarvan niet kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoeding aan de benadeelde partij te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente.