ECLI:NL:RBAMS:2019:9127

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
13/751245-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing schadevergoeding overleveringsdetentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot schadevergoeding van een opgeëiste persoon, die in Nederland was gedetineerd in het kader van een Europees aanhoudingsbevel. De verzoeker, geboren in Joegoslavië, had op 13 september 2018 een verzoek ingediend voor schadevergoeding wegens de vrijheidsbeneming die hij had ondergaan tijdens de overleveringsprocedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering op 28 juni 2018 was geweigerd door de Internationale Rechtshulpkamer, wat de basis vormde voor het verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft de officier van justitie, mr. R. Vorrink, gehoord, maar de verzoeker en zijn raadsvrouw waren niet aanwezig. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeken ontvankelijk zijn en heeft de schadevergoeding toegewezen. De totale schadevergoeding bedraagt € 8.595,-, bestaande uit € 8.315,- voor de vrijheidsbeneming en € 280,- voor de kosten van rechtsbijstand. De beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter, mr. C. Klomp, en de rechters N.M. van Waterschoot en M.T.C. de Vries. Tegen deze beslissing staat voor de verzoeker hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/751245-18
RK nummers: 18/6225 en 18/6226
BESCHIKKING
Op de verzoeken tot schadevergoeding en de daarmee samenhangende vergoeding van kosten van rechtsbijstand ex artikel 67 van de Overleveringswet (hierna: OLW) in samenhang met artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [geboortedag] 1982,
zonder vast woon-of verblijfplaats in Nederland,
te dezen domicilie kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw,
mr. B.A.A. Postma, [adres] ,
hierna te noemen: verzoeker.

1.Procesgang

Bij schriftelijke verzoeken, bij de rechtbank ingediend op 13 september 2018, heeft verzoeker vergoeding verzocht van de schade geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming en van de kosten van rechtsbijstand in de overleveringsprocedure, die is geëindigd met de beslissing van de Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank te Amsterdam (hierna: IRK) van 28 juni 2018 tot weigering van de overlevering van verzoeker.
De rechtbank heeft op 14 november 2019 de officier van justitie, mr. R. Vorrink, in openbare raadkamer gehoord.
De verzoeker en zijn raadsvrouw waren niet in openbare raadkamer aanwezig.
De verzoeken zijn tijdig ingediend en (mede daarom) ontvankelijk.

2.Voorgeschiedenis

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
- Bij vonnis van 15 februari 2016 van
the Municipal Court in Varaždin, Kroatië, met zaaknummer K-597/15-5 en een vonnis van 19 mei 2016 van
the County Court in Split(Kroatië) met zaaknummer Kž-262/16 is verzoeker veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor de duur van 10 maanden;
- Op 24 januari 2018 is door
the Republic of Croatia, Ministry of Justice, Varaždin County Court(Kroatië), een Europees aanhoudingsbevel (hierna: EAB) uitgevaardigd, strekkende tot de aanhouding en overlevering van verzoeker naar Kroatië, in verband met de tenuitvoerlegging van voornoemde straf;
- Op 17 maart 2018 is verzoeker in Nederland in verzekering gesteld en gedetineerd op grond van de OLW gelet op voormeld EAB;
- Op vordering van de officier van justitie van 4 april 2018 is het overleveringsverzoek behandeld op de zitting van 29 mei 2018;
- Bij uitspraak van deze rechtbank en kamer van 28 juni 2018 is de overlevering geweigerd op basis van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW. Daarbij is de overleveringsdetentie opgeheven.

3.Verzoeken

De verzoeken strekken tot het toekennen van een vergoeding door de Nederlandse Staat van
- € 8.315,-
€ 8.315,-voor de ondergane vrijheidsbeneming van verzoeker in Nederland in de overleveringsprocedure, nader gespecificeerd:
3 dagen politiebureau: 3 x € 105,- = € 315,00
100 dagen Huis van Bewaring 100 x € 80,- = € 8.000,-
- € 280,-
€ 280,-voor de kosten die in verband met het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
In het verzoekschrift is aangevoerd dat verzoeker schadevergoeding ex artikel 67 van de OLW toekomt, omdat zijn overlevering is geweigerd.

4.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen de toewijzing van het verzochte bedrag.

5.Toetsingskader

Artikel 67 OLW correspondeert met artikel 59 Uitleveringswet (UW). Artikel 67, eerste lid, OLW bepaalt dat de rechtbank op verzoek van de opgeëiste persoon hem een vergoeding ten laste van de Staat kan toekennen voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming bevolen krachtens de OLW. Daarvoor is vereist dat zijn overlevering is geweigerd. Artikel 89, derde, vierde en zesde lid en de artikelen 90, 91 en 93 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.
In de gevallen als bedoeld in artikel 67, eerste lid, OLW zijn de artikelen 591 en 591a Sv van overeenkomstige toepassing op vergoeding van kosten voor rechtsbijstand, zo bepaalt artikel 67, tweede lid, OLW.
Op grond van artikel 90, eerste lid, Sv kent de rechtbank een vergoeding voor schade, geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming en rechtsbijstand, toe, indien daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn. Daarbij moeten alle feiten en omstandigheden in aanmerking worden genomen.

6.Oordeel van de rechtbank

Gelet op voormeld toetsingskader is toekenning van schadevergoeding, zoals verzocht door verzoeker mogelijk, omdat de verzochte overlevering is geweigerd.
Nu verder de officier van justitie zich niet tegen het verzochte bedrag heeft verzet, zal de rechtbank de verzochte € 8.315,- toewijzen voor de ondergane overleveringsdetentie en
€ 280,- toewijzen voor de proceskosten.

7.Beslissing

De rechtbank
WIJST TOEde verzoeken tot schadevergoeding en vergoeding van kosten van rechtsbijstand ten bedrage van:
  • € 8.315,-vanwege vrijheidsbeneming van verzoeker in Nederland in de overleveringsprocedure en
  • € 280,-voor de kosten die in verband met het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
Deze beslissing is gegeven op 28 november 2019 en in het openbaar uitgesproken door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. N.M. van Waterschoot en M.T.C. de Vries, rechters
in tegenwoordigheid van mr. S. Drent, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.
De rechtbank Amsterdam, Internationale rechtshulpkamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 8.595,- (achtduizend vijfhonderdvijfennegentig euro) op
Rekeningnummer [rekeningnummer]ten name van
Stichting Derdengelden Peters advocaten,onder vermelding van
vergoeding 67 OLW, 89 en 591a Sv, inzake:
[opgeëiste persoon].
Aldus gedaan op 28 november 2019
door mr. C. Klomp, voorzitter.