ECLI:NL:RBAMS:2019:9116

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
13/654018-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid en afwijzing Tbs-maatregel

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die lijdt aan schizofrenie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de feiten niet in staat was om de realiteit te toetsen, wat resulteerde in een psychotische toestand. De rechtbank heeft de bewezen geachte feiten als niet strafbaar aangemerkt, omdat deze niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Dit is gebaseerd op de Pro Justitia rapportages van psychiater J. Marx en psycholoog M.F. Raven, die de verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwen. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie een Tbs-maatregel met voorwaarden gevorderd, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de huidige GGZ-behandeling adequaat is en dat het recidiverisico laag is, zolang de verdachte zijn medicatie gebruikt en abstinent blijft van middelen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen noodzaak is voor een Tbs-maatregel, gezien de omstandigheden en de positieve ontwikkeling van de verdachte in de zorg.

De rechtbank heeft de beslissing genomen na het horen van de officier van justitie en de verdediging, waarbij de deskundigenadviezen zijn meegewogen. De verdachte is voldoende ingebed in zorg en toont ziektebesef en inzicht, wat bijdraagt aan de afweging om geen Tbs-maatregel op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654018-18
Datum uitspraak: 9 oktober 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres,
[BRP-adres] .

1.Verloop van de procedure

Bij interlocutoir vonnis van 24 december 2019 (verder: het tussenvonnis) heeft de rechtbank de ten laste gelegde feiten bewezen verklaard, op de wijze als in dat vonnis is vermeld. Het tussenvonnis is aan het onderhavige vonnis gehecht en maakt als zodanig hiervan deel uit.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank na de bewezenverklaring onder meer het volgende overwogen. De rechtbank heeft kennisgenomen van Pro Justitia rapportage van psychiater J. Marx van 14 november 2018 en de Pro Justitia rapportage van psycholoog M.F. Raven van 9 november 2018. Volgens de rapporteurs dient verdachte te worden beschouwd als volledig ontoerekeningsvatbaar. De rapporteurs schatten het recidiverisico laag in, zolang verdachte zijn medicatie gebruikt en abstinent blijft van middelen. De huidige GGZ-behandeling is volgens hen adequaat en voldoende om het recidivegevaar te beperken. De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 5 december 2018, waaruit blijkt dat zij bovengenoemde conclusies onderschrijft en een opname in het kader van artikel 37 Sr niet als meerwaarde ziet. Door de reclassering wordt het recidiverisico echter ingeschat als hoog. De deskundige, psycholoog M.F. Raven heeft ter terechtzitting van 10 december 2019 verklaard dat de reclassering het recidiverisico waarschijnlijk heeft ingeschat voor het moment dat verdachte niet wordt behandeld en geen medicatie inneemt.
De rechtbank concludeert in het tussenvonnis dat zij onvoldoende helderheid heeft over hoe het recidiverisico bij verdachte het beste kan worden ingeperkt. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting daarom op 24 december 2019 heropend en geschorst, teneinde de reclassering een maatregelenrapport op te laten maken waarin wordt ingegaan op de volgende vragen:
- op welke manier is verdachte voldoende ingebed in zorg en behandeling, niet alleen op het moment dat het goed gaat met het welzijn van verdachte, maar ook op de momenten dat het minder goed gaat, en welk kader – civiel (BOPZ) of strafrechtelijk – is met het oog hierop het meest wenselijk?
- op welke manier kan er voldoende toezicht worden gehouden op verdachte ter beteugeling van het recidiverisico en op welke manier kan er het meest adequaat worden ingegrepen als toestandsbeeld van verdachte daar aanleiding voor geeft?
- welke voorwaarden zouden passend zijn bij een eventueel op te leggen Tbs-maatregel met voorwaarden?
Het onderhavige vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 10 december 2018 en het vervolgonderzoek op de terechtzitting op 9 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Ang en van wat verdachte en zijn raadsman mr. E.M. Steller naar voren hebben gebracht.

2.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

3.Strafbaarheid van verdachte

De verdachte is niet strafbaar. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende:
In de Pro Justitia rapportage van psychiater J. Marx van 14 november 2018 en de Pro Justitia rapportage van psycholoog M.F. Raven van 9 november 2018 is beschreven dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, namelijk schizofrenie. Ten tijde van het ten laste gelegde was er naar alle waarschijnlijkheid sprake van een psychose. Verdachte dacht dat het einde der tijden nabij was en dat hij zelf de Messias was. Hij vertoonde raar gedrag. Hij droeg zijn T-shirt als tulband om zijn hoofd. Vanuit dit psychotische toestandsbeeld heeft verdachte willekeurige omstanders lastig gevallen en mishandeld. Het psychotische toestandsbeeld heeft ertoe geleid dat verdachtes vermogen om de realiteit te toetsen volledig was verstoord. Hierdoor was zijn oordeels-en kritiekvermogen volledig verstoord. Verdachte was daarom niet in staat om andere gedragskeuzes te maken en beschikte over onvoldoende remmingsmogelijkheden. Beide rapporteurs adviseren om verdachte de ten laste gelegde feiten niet toe te rekenen en verdachte te beschouwen als volledig ontoerekeningsvatbaar.
De rechtbank neemt deze conclusie over en volgt dit advies.
De bewezen geachte feiten kunnen verdachte wegens zijn ziekelijke stoornis niet worden toegerekend. Verdachte dient dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

4.Vordering tot Tbs-maatregel met voorwaarden

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 9 oktober 2019 gevorderd dat aan verdachte de Tbs-maatregel met voorwaarden zal worden opgelegd. Zij acht dit nodig ter bescherming van de samenleving.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen. De psychiater en de psycholoog schatten beide het recidiverisico laag in. Enkel de reclassering schatte in december het recidiverisico nog hoog in, maar is nu ook van oordeel dat het recidiverisico laag is. Geen van de deskundigen is van mening dat er strafrechtelijk dient te worden ingegrepen. Daarbij is de voorwaardelijke rechterlijke machtiging zojuist met een jaar verlengd tot en met 27 augustus 2020.
4.3
Oordeel van de rechtbank
In de hiervoor genoemde Pro Justitia rapportages staat beschreven dat het recidiverisico laag is, zolang verdachte zijn medicatie blijft gebruiken en abstinent blijft van middelen. Voorts dient verdachte te worden begeleid in zijn woonsituatie en het behouden van dagbesteding. Verdachte staat onder behandeling en daarmee is aan deze behandeldoelen voldaan. Verdachte is tevens gemotiveerd voor behandeling en is medicatietrouw. De huidige GGZ-behandeling is adequaat voor het beperken van het recidivegevaar. Een ander kader dan het huidige wordt niet geadviseerd.
Uit het rapport van Reclassering Nederland van 5 april 2019, opgemaakt door J. Sels en het
e-mailbericht van [naam] , casemanager van verdachte, van 8 oktober 2019 komt naar voren dat verdachte twee keer per week contact heeft met zijn casemanager door middel van huisbezoeken en afspraken op de poli. Verdachte krijgt ook wekelijks bezoek van woonbegeleiding. Verdachte toont ziektebesef en inzicht. Zo neemt verdachte zelf initiatief wanneer hij nieuwe recepten nodig heeft voor medicatie. Verdachte heeft tezamen met zijn behandelaar van Fivoor een signaleringsplan opgesteld voor het geval verdachte dreigt af te glijden. Het niet innemen van medicatie, niet nakomen van afspraken en niet toelaten van hulpverlening in zijn woning zijn risicofactoren. Indien verdachte zich niet aan voorwaarden houdt zal een gesloten opname bij Parnassiagroep volgen. De reclassering adviseert geen Tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen.
De rechtbank volgt voornoemde adviezen en zal geen Tbs-maatregel met voorwaarden aan verdachte opleggen. Het bewezen verklaarde heeft een lange aanloop gehad en de delicten die zijn gevolgd hadden weliswaar een geweldscomponent, maar niet de meest ernstige. Verdachte heeft twee personen in het gezicht gestompt. Verdachte nam al langer geen medicatie en raakte steeds verder uit het zicht van de hulpverlening. Nu is er een plan om dat te voorkomen. Verdachte is sindsdien medicatietrouw en toont ziektebesef en inzicht. Verdachte is voldoende ingebed in zorg en de deskundigen schatten het recidiverisico laag in. Voorts loopt de voorwaardelijke rechterlijke machtiging door tot en met 27 augustus 2020. De rechtbank ziet geen noodzaak om de maatschappij te beschermen door middel van een Tbs-maatregel met voorwaarden.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Leijten, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en C. van Eck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Drent, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 oktober 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.