In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 november 2019 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering, gedateerd op 26 september 2019, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 7 augustus 2019 door het Amtsgericht Kleve in Duitsland is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1977 en met de Nederlandse nationaliteit, is verdacht van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, zoals vermeld in het EAB.
De openbare zitting vond plaats op 5 november 2019, waar de identiteit van de opgeëiste persoon werd vastgesteld. De rechtbank heeft de garantie beoordeeld die door de Duitse autoriteiten is gegeven, waarin is verzekerd dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, terug naar Nederland zal worden overgebracht. De rechtbank concludeert dat aan de voorwaarden voor overlevering is voldaan, aangezien het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en er is geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.