In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 6 december 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige schilder, die beschuldigd werd van de moord op zijn opdrachtgever. De verdachte heeft in september 2018 zijn opdrachtgever met 30 messteken om het leven gebracht. Tijdens de rechtszitting op 22 november 2019 heeft de verdachte verklaard dat hij handelde uit zelfverdediging, omdat het slachtoffer hem met een mes had bedreigd en seksueel had belaagd. De officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, heeft betoogd dat er geen bewijs is voor voorbedachte rade en heeft vrijspraak van moord bepleit, maar doodslag als bewezen verklaard. De verdediging heeft eveneens vrijspraak van moord bepleit en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over doodslag.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een ernstig incident waarbij het slachtoffer met 30 steekwonden is overleden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet met voorbedachte rade heeft gehandeld, maar dat er wel sprake was van doodslag. De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte over de omstandigheden van de aanranding als aannemelijk geacht, maar oordeelde dat de reactie van de verdachte, die leidde tot de dood van het slachtoffer, excessief was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is, omdat hij handelde uit noodweerexces, en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging.
De benadeelde partijen, waaronder de echtgenote van het slachtoffer, hebben schadevergoeding gevorderd, maar zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte is opgelegd. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, met mr. R.A. Overbosch als voorzitter.