ECLI:NL:RBAMS:2019:9060

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
AMS 19/3178
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een werknemer in het kader van de WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die in Amsterdam woont, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv, waarin zijn arbeidsongeschiktheid per 12 juli 2018 was vastgesteld op 50,48%. Dit besluit volgde op een herbeoordeling na een melding van de eiser dat zijn klachten waren toegenomen. De rechtbank heeft het procesverloop en de medische rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld en dat de medische grondslag van het bestreden besluit deugdelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen nieuwe medische stukken zijn ingediend door de eiser en dat de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet inconsistent zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beperkingen van de eiser goed zijn vastgesteld en dat hij in staat is om de geduide functies te verrichten. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het Uwv om de arbeidsongeschiktheid op 50,48% vast te stellen, wordt bevestigd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van het griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/3178

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser (hierna: [eiser] ),

en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder (hierna: het Uwv),
(gemachtigde: R.D. van den Heuvel).

Procesverloop

Bij besluit van 10 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van [eiser] per 12 juli 2018 vastgesteld op 50,48%.
Bij besluit van 3 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2019. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn zwager, [naam] . Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1.1.
[eiser] heeft lange tijd gewerkt als magazijnmedewerker voor 38 uur per week en als schoonmaker voor twee uur per dag. Het Uwv heeft [eiser] vanaf 1 augustus 2014 een werkloosheidswetuitkering toegekend.
1.2.
[eiser] heeft zich bij het Uwv ziek gemeld en ontvangt vanaf 31 juli 2015 een ziektewetuitkering. Met ingang van 28 april 2017 heeft het Uwv aan [eiser] een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend. Daarbij is door de arbeidsdeskundige vastgesteld dat [eiser] voor 50,60% arbeidsongeschikt is. De WIA-uitkering van [eiser] is per 29 april 2018 omgezet naar een vervolguitkering naar de klasse van 45-55% arbeidsongeschiktheid.
1.3.
[eiser] heeft op 12 juli 2018 via het formulier ‘Wijzigingen doorgeven over uw gezondheid’ aan het Uwv gemeld dat hij meer klachten heeft. Naar aanleiding van deze melding heeft een herbeoordeling plaatsgevonden.
2.1.
In het primaire besluit heeft het Uwv [eiser] meegedeeld dat hij per 12 juli 2018 meer arbeidsgeschikt is bevonden dan voorheen. [eiser] is nu voor 50,48% arbeidsongeschikt. Aan dit besluit heeft het Uwv de rapportage van de verzekeringsarts van 1 oktober 2018 en de rapportage van de arbeidsdeskundige van 8 oktober 2018 ten grondslag gelegd. Op 1 oktober 2018 is een Functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. De (hoogte van de) vervolguitkering blijft ongewijzigd, omdat [eiser] nog steeds voor 45-55% arbeidsongeschikt is.
2.2.
[eiser] heeft bezwaar gemaakt omdat hij vindt dat hij nog steeds ziek is en dat zijn klachten zijn toegenomen. Hij heeft een brief van 14 november 2018 van Perspectief (Ambulante hulpverlening GZ) meegestuurd. In die brief hebben twee psychologen de (gezondheids)situatie van [eiser] beschreven.
2.3.
In het bestreden besluit heeft het Uwv het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard. De verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv heeft aanleiding gezien om de FML aan te passen. In verband met de gewijzigde FML van 26 april 2019 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vastgesteld dat niet alle door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies geschikt zijn voor [eiser] . Vijf van de zes geduide functies zijn echter wel nog steeds geschikt voor [eiser] . Het arbeidsongeschiktheidspercentage blijft 50,48%.
3. [eiser] is het niet eens met de beslissing op bezwaar omdat zijn ziekte erger is geworden de afgelopen maanden. Hij vindt dat zijn arbeidsongeschiktheid meer is dan 50,48%.
Wat vindt de rechtbank van de zaak?
4. De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of er een zorgvuldig medisch en arbeidskundig onderzoek heeft plaatsgevonden op basis waarvan het Uwv heeft kunnen concluderen dat [eiser] voor 50,48% arbeidsongeschikt is.
Medisch onderzoek
5. Het beoordelingsmoment van de medische toestand van [eiser] is 12 juni 2018 (de datum in geding). Dat betekent in principe dat wijzigingen in de medische situatie op een later tijdstip in deze zaak bij de beoordeling geen rol kunnen spelen.
6. Naar aanleiding van het bezwaar van [eiser] heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 26 april 2019 een rapportage uitgebracht. Uit de rapportage komt naar voren dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep [eiser] op 10 januari 2019 op de hoorzitting heeft gezien en onderzocht. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de dossiergegevens bestudeerd. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep kennis genomen van de door [eiser] ingebrachte informatie van de psychologen van 14 oktober 2018. Als diagnose heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld: posttraumatische stressstoornis (PTSS), sociale angst, matige depressie, (lichte) verstandelijke beperking, diabetes mellitus type II, Vitiligo segmentalis en mogelijk ook een gegeneraliseerde angststoornis. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML aangepast. In de FML zijn beperkingen opgenomen op de aspecten persoonlijk en sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen en werktijden.
7. De rechtbank overweegt dat als uitgangspunt geldt dat het Uwv mag afgaan op de juistheid van de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dit is anders wanneer het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet zorgvuldig of niet volledig is geweest, inconsistenties bevat of andere gebreken vertoont.
8. De rechtbank is van oordeel dat uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat er een zorgvuldig en volledig onderzoek heeft plaatsgevonden. De rechtbank leest in de rapportage dat er uitgebreid onderzoek is gedaan naar en acht is geslagen op de klachten van [eiser] . Alle in het dossier bevindende (medische) stukken zijn betrokken in de oordeelsvorming. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is gemotiveerd ingegaan op de brief van de psychologen en heeft (mede naar aanleiding van die brief) ook nadere beperkingen aan de FML toegevoegd. Verder is niet gebleken dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep inconsistenties bevat of andere gebreken vertoont. [eiser] heeft geen nieuwe (medische) stukken in beroep overgelegd. Er is in dit geval voor de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dat betekent dat de beperkingen van [eiser] goed zijn vastgesteld.
9. Gelet op het voorgaande berust het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag.
Arbeidskundig onderzoek
10. De rechtbank stelt vast dat [eiser] geen specifieke arbeidskundige gronden heeft aangevoerd. Gelet hierop dient de rechtbank de toetsing van het bestreden besluit te beperken tot de medische grondslag en de vraag of de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden voor de conclusie dat [eiser] in medisch opzicht niet in staat is om de geduide functies te verrichten.
11.
Gelet op het voorgaande berust het bestreden besluit op een deugdelijke arbeidskundige grondslag.
Conclusie
12. De conclusie is dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van [eiser] per 12 juli 2018 terecht heeft vastgesteld op 50,48% . Het beroep is ongegrond. [eiser] krijgt dus geen gelijk.
13. De rechtbank kan in deze zaak niet beoordelen of de situatie van [eiser] ná 12 juli 2018 is verslechterd. Op de zitting is besproken dat als [eiser] vindt dat hij ná 12 juli 2018 zieker is geworden, hij het Uwv kan vragen om een herbeoordeling.
14. Voor een vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding. Van proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.T. Kruis, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.