ECLI:NL:RBAMS:2019:9059

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
AMS 18/1198
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering na psychiatrische rapportages en deskundigenonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een WIA-uitkering door de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, die eerder werkzaam was als pedagogisch medewerkster, had haar aanvraag om een WIA-uitkering ingediend na een periode van ziekte. De rechtbank werd geconfronteerd met twee tegenstrijdige psychiatrische rapportages en besloot deskundigen in te schakelen om de situatie van eiseres te beoordelen. De deskundige verzekeringsarts concludeerde dat de eerdere rapportages niet voldoende onderbouwd waren en dat de beperkingen van eiseres correct waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van de verzekeringsarts B&B. De deskundige psychiater, die ook was ingeschakeld, oordeelde dat een nieuwe beoordeling niet nodig was. De rechtbank oordeelde dat de deskundige verzekeringsarts zorgvuldig had gehandeld en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts B&B. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak benadrukt het belang van onafhankelijke deskundigen in het bestuursrecht en de waarde van goed onderbouwde medische rapportages.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/1198

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. T.A. Vetter),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: P.A. Haakman).

Procesverloop

Bij besluit van 24 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) afgewezen.
Bij besluit van 11 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verder is verschenen de heer [naam 1] (begeleider van eiseres). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst. De rechtbank heeft aan de deskundige [naam 2] verzekeringsarts bij Ergatis (hierna: de deskundige verzekeringsarts) en aan deskundige [naam 3] psychiater (hierna: de deskundige psychiater) (tezamen aangeduid als: de deskundigen), opdracht gegeven om eiseres te onderzoeken en rapport uit te brengen aan de hand van door de rechtbank opgestelde vragen.
De deskundige verzekeringsarts heeft op 20 december 2018 rapport aan de rechtbank uitgebracht. Voor zover hier relevant heeft de deskundige verzekeringsarts meegedeeld dat de deskundigheid van de deskundige psychiater niet nodig is voor een beoordeling van de zaak. Eiseres heeft hier bij brief van 11 februari 2019 op gereageerd. Verweerder heeft bij brief van 21 januari 2019 gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens bij brief van 21 februari 2019 aan de deskundige psychiater gevraagd of zij van mening is dat een psychiatrische beoordeling van de gezondheidssituatie van eiseres kan bijdragen aan een beoordeling van het geschil. De deskundige psychiater heeft bij brief van 14 juni 2019 meegedeeld dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat een nieuwe psychiatrische beoordeling van de gezondheidssituatie van eiseres kan bijdragen aan een beoordeling van het geschil. Eiseres heeft bij brief van 10 juli 2019 gereageerd. Verweerder heeft bij brief van 22 augustus 2019 gereageerd.
Bij brief van 11 september 2019 heeft de rechtbank aangekondigd dat uitspraak zal worden gedaan zonder nadere zitting, tenzij één van partijen binnen vier weken meedeelt mondeling op een nadere zitting te willen worden gehoord. Geen van partijen heeft laten weten een nadere zitting te willen, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan de procedure
1.1.
Eiseres was tot september 2014 werkzaam als pedagogisch medewerkster voorschoolse kinderopvang voor twintig uur per week. Aan haar is een werkloosheidswetuitkering toegekend, waarna zij zich ziek heeft gemeld. Verweerder heeft eiseres vanaf 25 mei 2015 een ziektewetuitkering toegekend. Daarna heeft eiseres een aanvraag om een WIA-uitkering ingediend.
1.2.
Een verzekeringsgeneeskundige arts (hierna: de arts) heeft eiseres gezien op het spreekuur, een door eiseres ingevulde vragenlijst gelezen en het dossier bestudeerd. In zijn rapportage van 13 januari 2017 overweegt de arts dat de belastbaarheid van eiseres nog niet is vast te stellen en aanvullende informatie van de behandelende sector of een expertise noodzakelijk is. Verweerder heeft Psyon verzocht om onafhankelijke psychiatrische expertise. Psyon heeft op 13 juni 2017 een rapportage uitgebracht. Als diagnose heeft Psyon gesteld ‘Ongespecificeerde aanpassingsstoornis’ en ‘ander probleem verband houdend met werk of werkloosheid’. Vervolgens heeft de arts op 10 augustus 2017 een aanvullende rapportage opgemaakt en een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld.
1.3.
De arbeidsdeskundige heeft op 22 augustus 2017 een rapportage uitgebracht en geconcludeerd tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van 27,53%. Verweerder heeft op basis van de voornoemde rapportages daarom de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering per 20 februari 2017 (datum in geding) afgewezen.
2. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep (hierna: verzekeringsarts B&B) op 8 januari 2018 een rapportage uitgebracht. Verweerder heeft vervolgens het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Procedure bij de rechtbank
3. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit een deugdelijke medische grondslag ontbeert en dat zij meer beperkt is dan aangenomen. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres een psychiatrische expertise laten verrichten door Helder Psychiatrisch Onderzoek, waarvan op 16 mei 2018 een rapport is opgesteld door psychiater [naam 4] . In het rapport van psychiater [naam 4] wordt eiseres op datum in geding gediagnosticeerd met PTSS, depressie en een andere psychotische stoornis. De psychiater noemt verschillende arbeidsbeperkingen. Voor zover de rechtbank het bestreden besluit niet vernietigt verzoekt eiseres de rechtbank om een onafhankelijke deskundige te benoemen, nu er op zijn minst twijfel rijst aan de deugdelijkheid van het medische oordeel door verweerder. Eiseres verzoekt om een vergoeding van de kosten in verband met het deskundigenonderzoek ten bedrage van € 1.627,45.
4. Verweerder stelt zich samengevat op het standpunt dat de contra-expertise van psychiater [naam 4] dusdanig grote gebreken in kwaliteit vertoont dat het onderzoek niet als basis kan dienen voor het vaststellen van de medische situatie en de belastbaarheid van eiseres. Er is gelet op de door eiseres overgelegde stukken en hetgeen zij heeft aangevoerd geen aanleiding om een andere beslissing te nemen.
Het inschakelen van een onafhankelijke deskundige
5. De rechtbank zag zich geconfronteerd met twee uiteenlopende psychiatrische rapportages en afwijkende diagnosen en heeft daarin aanleiding gezien om een opdracht aan een onafhankelijke verzekeringsarts en onafhankelijke psychiater te verstrekken. De rechtbank heeft de deskundigen opdracht gegeven gemotiveerd antwoord te geven op (onder andere) de vragen welke beperkingen eiseres had op 20 februari 2017 en of de deskundigen kunnen instemmen met de door de verzekeringsarts B&B opgestelde FML van 10 augustus 2017.
6. De deskundige verzekeringsarts heeft op 20 december 2018 een rapportage uitgebracht. De deskundige verzekeringsarts heeft dossierstudie verricht en eiseres op 17 december 2018 op het spreekuur gezien en onderzocht. De deskundige verzekeringsarts komt tot de conclusie dat het onderzoek door Psyon als zeer uitgebreid, zorgvuldig en consistent beschouwd kan worden en dat het rapport opgesteld door psychiater [naam 4] de conclusie van het rapport opgesteld door Psyon onvoldoende gemotiveerd kan weerleggen. Uitgaande van de diagnose ongespecificeerde aanpassingsstoornis is de deskundige verzekeringsarts van mening dat in de FML van 10 augustus 2017 voldoende beperkingen zijn opgenomen. Wanneer eiseres werkzaam is in passende arbeid, dat wil zeggen waarbij met haar beperkingen rekening is gehouden, is er noch op energetische noch op preventieve gronden reden daarnaast nog een urenbeperking aan te nemen. Evenmin is er sprake van een substantieel deel van de werkdag niet beschikbaar zijn voor arbeid vanwege een medisch voorgeschreven behandeling.
7. De rechtbank stelt vast dat de deskundige psychiater niet betrokken is geweest bij de (totstandkoming van de) rapportage van 20 december 2018 omdat, naar de mening van de deskundige verzekeringsarts, de deskundige psychiater niet nodig is voor de beoordeling van de zaak. De rechtbank heeft daarom bij brief van 21 februari 2019 aan de deskundige psychiater verzocht om de rechtbank mee te delen of zij, vanuit haar psychiatrische expertise, van mening is dat een psychiatrische beoordeling van de gezondheidssituatie van eiseres kan bijdragen aan een beoordeling van het geschil. De deskundige psychiater heeft op 14 juni 2019 geantwoord dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat een nieuwe psychiatrische beoordeling van de (psychische) gezondheidssituatie van eiseres kan bijdragen aan een beoordeling van het geschil tussen haar en verweerder. De rechtbank heeft er daarom van afgezien om nog een nieuwe psychiatrische beoordeling te laten opstellen.
Het oordeel van de rechtbank
8. Naar vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) [1] wordt het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel gevolgd.
9. De rechtbank oordeelt dat de deskundige verzekeringsarts zorgvuldig en voldoende onderzoek heeft verricht door alle dossiergegevens van eiseres, waaronder de gegevens van de behandelend sector, te bestuderen en eiseres ook zelf te zien op een spreekuur. De rechtbank ziet geen reden om het rapport van de deskundige buiten beschouwing te laten. Het standpunt van eiseres dat het rapport niet inzichtelijk is en summier, wordt niet gevolgd. De rechtbank is van oordeel dat de deskundige verzekeringsarts haar rapport uitvoerig gemotiveerd heeft en dat duidelijk is waarom de conclusies worden getrokken.
10. De rechtbank oordeelt dat de deskundige verzekeringsarts overtuigend heeft beargumenteerd waarom het rapport opgesteld door psychiater [naam 4] de conclusie van het rapport opgesteld door Psyon onvoldoende kan weerleggen. In deze zaak gaat het om de rechtstreekse en objectief medisch vast te stellen gevolgen van een ziekte of gebrek van eiseres. De deskundige verzekeringsarts vindt dat in het rapport van [naam 4] niet wordt ingegaan op de objectiviteit van de klachten van eiseres. De rechtbank is het daarmee eens. Inconsistenties in het verhaal en de mogelijkheid van malingering/simulatie, die naar voren kwam in de verrichte validiteitstesten, komen in het rapport van [naam 4] niet aan de orde. Evenmin heeft [naam 4] informatie opgevraagd over psychotische kenmerken van eiseres. Bij het onderzoek verricht door Psyon is wel informatie bij de behandelaar opgevraagd. De rechtbank is het ook met de deskundige verzekeringsarts eens dat in het rapport van psychiater [naam 4] een weging van de beperkingen ontbreekt en dat zij vooral uitgaat van hetgeen eiseres zelf vertelt. De subjectieve klachten van eiseres worden herhaald en vervolgens zonder toelichting als een beperking gepresenteerd.
11. De rechtbank vindt daarom dat verweerder zich mocht baseren op het psychiatrisch expertiserapport zoals opgesteld door Psyon. Dit onderzoek is niet alleen gedaan door een psychiater, maar ook door een psycholoog en neuropsycholoog. Eveneens is informatie bij de behandelaar opgevraagd en betrokken bij de oordeelsvorming. Psyon maakt duidelijk inzichtelijk waarom de door de behandelaar gehanteerde diagnoses niet bevestigd kunnen worden.
12. De rechtbank oordeelt dat, gelet op het rapport van de deskundige verzekeringsarts, de brief van de deskundige psychiater, de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende verzekeringsgeneeskundige rapportages en het rapport van Psyon maken dat wat eiseres heeft aangevoerd geen reden geeft om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts B&B met betrekking tot de beperkingen die eiseres heeft, zoals vastgelegd in de FML van 10 augustus 2017.
13. Dit betekent dat de rechtbank eiseres geen gelijk geeft. Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 22 september 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BN7969) en 14 september 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BX7452).