ECLI:NL:RBAMS:2019:9055

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
13/650325-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen de toepassing van vervangende hechtenis na niet onherroepelijke veroordeling

Op 20 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de uitvoering van een taakstraf die was opgelegd aan de veroordeelde. De veroordeelde was niet aanwezig tijdens de zitting. De rechtbank behandelde een bezwaarschrift dat was ingediend tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis toe te passen, terwijl de veroordeling nog niet onherroepelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde op 4 september 2018 een taakstraf van 120 uur was opgelegd, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 60 dagen zou worden toegepast. Het Openbaar Ministerie besloot op 8 maart 2019 om de vervangende hechtenis toe te passen, en de veroordeelde werd op 3 november 2019 in hechtenis genomen. De kennisgeving van deze beslissing werd op 5 november 2019 aan de veroordeelde betekend, en zij werd op 19 november 2019 weer vrijgelaten. Het bezwaarschrift was gericht tegen deze beslissing en stelde dat de veroordeelde nooit een besluit tot omzetting had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de uitvoering van de vervangende hechtenis niet rechtmatig was, aangezien het vonnis waarbij de taakstraf was opgelegd nog niet onherroepelijk was. De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift gegrond en stelde dat de veroordeelde de mogelijkheid moest krijgen om haar taakstraf alsnog te verrichten.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13/650325-15
RK: 19/6242
Uitspraakdatum: 20 november 2019
Beslissing op het bezwaarschrift op grond van artikel 22g, derde lid Wetboek van Strafrecht van:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedag] 1961 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] ,
domicilie kiezende te [adres] (adres advocatenkantoor Haze Advocaten).
hierna te noemen: veroordeelde.

Onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2019. Veroordeelde was hierbij niet aanwezig.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. K. Duker, en van wat de gemachtigd raadsman van veroordeelde,
mr. R. Haze, naar voren heeft gebracht.

Procesgang

De meervoudige kamer in deze rechtbank heeft op 4 september 2018 de veroordeelde een taakstraf van 120 uur (met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht) opgelegd en bevolen dat wanneer veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen. Dit vonnis is niet onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft vervolgens op 8 maart 2019 beslist dat de vervangende hechtenis wordt toegepast. Veroordeelde is op 3 november 2019 in hechtenis genomen. De kennisgeving van deze beslissing is op 5 november 2019 aan de veroordeelde betekend. Veroordeelde is op 19 november 2019 weer vrijgelaten.
Het bezwaarschrift is op 5 november 2019 op de griffie van deze rechtbank ingediend.
Inhoud van het bezwaarschrift
Het bezwaarschrift richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie en strekt ertoe dat de rechtbank de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en de veroordeelde de mogelijkheid geeft om haar taakstraf alsnog te verrichten. Tegen het onderliggende vonnis is immers hoger beroep ingesteld. Veroordeelde is in hechtenis genomen terwijl zij nooit een besluit tot omzetting of een brief van de reclassering heeft ontvangen.

Beoordeling

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis;
  • het reclasseringsrapport van 5 maart 2019, waarin het Openbaar Ministerie wordt geadviseerd de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen;
  • de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
  • het bezwaarschrift van de veroordeelde.
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft toegelicht dat de beslissing tot omzetting van de taakstraf niet genomen had mogen worden. De vervangende hechtenis is toegepast van 3 tot en met 19 november 2019 waardoor inmiddels 17 van de 60 dagen vervangende hechtenis zijn toegepast.
De rechtbank heeft geconstateerd dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.
Uit de stukken blijkt dat de reclassering in deze zaak is aangevangen met de uitvoering van een taakstraf op basis van een niet onherroepelijke veroordeling. Nadat de reclassering deze uitvoering heeft geretourneerd, heeft het Openbaar Ministerie besloten in plaats van de taakstraf de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen.
Nu het vonnis waarbij de taakstraf werd opgelegd nog niet onherroepelijk is, is de uitvoering en de omzetting van de taakstraf niet rechtmatig.
Onder deze omstandigheden zal de rechtbank het bezwaarschrift gegrond verklaren.

BESLISSING:

De rechtbank verklaart het bezwaarschrift gegrond.

Deze beslissing is gegeven door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en J.G. Vegter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 november 2019.